Treffers 151 t/m 200 van 1,868
# | Aantekeningen | Verbonden met |
---|---|---|
151 | Albert, hertog van Clarence en Avondale was een lid van de Britse koninklijke familie. Hij was de favoriete kleinzoon van koningin Victoria. Hij werd in zijn familie Eddy genoemd en stond bij het grote publiek dan ook bekend als prins Eddy. Ook historici duiden hem meestal aan met zijn bijnaam. Toen Albert Victor jonger was heeft hij veel gereisd, vooral in zijn tijd bij de marine. Toen hij ouder was ging hij bij de landmacht, maar hij mocht niet deelnemen aan militaire campagnes. Zijn vader, Albert Eduard, mocht in zijn jongere jaren ook niet deelnemen aan campagnes, vooral omdat hij te dicht bij de troon stond. Na twee mislukte pogingen om hem uit te huwelijken, werd hij in het najaar van 1891 verloofd met prinses Victoria Mary van Teck. Een paar weken na de verloving stierf Albert Victor aan een longontsteking. Victoria Mary van Teck trouwde later met Albert Victors jongere broer, prins George, de hertog van York, die in 1910 koning werd als George V van het Verenigd Koninkrijk. Victoria Mary werd toen koningin Mary. Albert Victors intellect, seksualiteit en gezond verstand zijn vaak het onderwerp geweest en zelfs nog steeds in onze tijd, van veel speculatie. Geruchten brachten hem in verband met een schandaal waarin hij een homoseksueel bordeel bezocht, ook al is er geen duidelijk bewijs dat hij homoseksueel was. In de jaren 60 werd geopperd dat hij weleens de beruchte seriemoordenaar Jack the Ripper zou kunnen zijn, maar al spoedig werd bewezen dan hij op het moment van die moorden niet in de buurt had kunnen zijn. Zijn peetouders waren zijn grootmoeder aan vaderskant, koningin Victoria, de oom van koningin Victoria, koning Leopold I van België, zijn grootvader aan moederskant, koning Christiaan IX van Denemarken, de tante van zijn vader prinses Alexandrine van Baden de vrouw van hertog Ernst II van Saksen-Coburg en Gotha, zijn tante aan vaderskant, kroonprinses Victoria van Pruisen, zijn oom aan vaderskant Alfred, de hertog van Edinburgh, Willem van Hessen-Kassel en Louise Carolina van Hessen. Opvoeding Toen Albert Victor zeventien maanden oud was werd zijn broertje geboren, prins George van Wales, op 3 juni 1865. In 1871 werd door koningin Victoria John Neale Dalton aangewezen als leraar van de jongens. De twee prinsen kregen een streng programma voor hun studie, waaronder spelletjes en militaire oefeningen, ze kregen ook les over wetenschappelijke onderwerpen. Dalton klaagde vaak over het feit dat Albert Victors geest 'ongewoon sluimerend' was. Hij leerde wel Deens, maar zijn vordering in andere talen was minder goed. Albert Victor was intellectueel nooit erg sterk. Lady Geraldine Somerset gaf Dalton de schuld voor de slechte opvoeding van Albert Victor. Sir Henry Ponsonby dacht dat Albert Victor misschien de doofheid van zijn moeder had geërfd. In 1885 werd hij naar het leger gestuurd en trad in dienst bij het Tiende Huzaren Cavalerie Regiment. In 1890 werd hij hertog van Clarence en Avondale en graaf van Athlone. Tijdens zijn leven werd prins Eddy in verband gebracht met verscheidene schandalen. Zo claimde ene Margery Haddon dat hij bij haar (tijdens zijn verblijf in Brits-Indië) een zoon, Clarence Guy Gordon Haddon, had verwekt. Ook zou hij een van de hooggeplaatste personen zijn geweest die betrokken waren bij de Cleveland Street Schandaal (in Cleveland Street stond een bordeel met gigolos. Prins Eddy zou een regelmatige bezoeker zijn geweest van dit bordeel). Huwelijkspolitiek Meerdere vrouwen werden voor Albert Victor uitgekozen, voor het welslagen van de huwelijkspolitiek. De eerste, in 1889, was prinses Alix van Hessen-Darmstadt, maar zij was niet geïnteresseerd in hem en weigerde zijn aanbod. Zij trad later in het huwelijk met een neef van Albert Victor, de latere tsaar Nicolaas II van Rusland, in 1894. De tweede, in 1890, was prinses Hélène Louise van Orléans, een dochter van Philippe van Orléans, graaf van Parijs, en een achterkleinkind van de laatste Bourbonkoning van Frankrijk, Lodewijk Filips I. In het begin was koningin Victoria zeer tegen dit huwelijk omdat Hélène Louise rooms-katholiek was. Victoria schreef haar kleinkind dat er nog andere kleinkinderen van haar beschikbaar waren, zoals prinsesMargaretha van Pruisen, en dat zij een goede vrouw voor hem zou zijn. Maar er gebeurde niets met haar suggestie. Prinses Hélène Louise werd verliefd op de prins en wilde met hem trouwen, Albert Victor wilde voor haar zijn rechten op de troon opgeven. Sinds de Act of Settlement (1701) was het troonopvolgers immers niet toegestaan te trouwen met een katholieke prinses. Het huwelijk werd echter niet goedgekeurd door de vader van Helène Louise. Helène Louise reisde persoonlijk naar Rome om daarpaus Leo XIII te ontmoeten, en om te pleiten voor hun huwelijk. Leo XIII was het echter eens met de vader van Helène Louise, en daardoor kwam er een einde aan de affaire. Helène Louise werd later hertogin van Aosta, als vrouw van Emanuel Filibert van Aosta, een zoon van koning Amadeus I van Spanje. Rond augustus 1890 werd Albert Victor onderzocht door meerdere artsen, maar hij schreef in brieven dat het enkel griep of jicht was geweest. In 1891 schreef Albert Victor aan Lady Sybil St. Clair Eskine, dat hij weer verliefd was, maar hij vertelde niet op wie. Maar in deze tijd diende een andere mogelijke bruid zich aan, prinses Victoria Mary van Teck. Mary was de dochter van een nicht van koningin Victoria, prinses Maria Adelheid van Cambridge, de hertogin van Teck. Koningin Victoria was zeer positief over dit huwelijk en steunde dit dan ook zeer. Victoria vond Mary een ideale (toekomstige) koningin, knap en verstandig. Op 3 december 1891 stelde Albert Victor, tot grote verrassing van de koningin, een huwelijk voor aan Mary op Luton Hoo, de residentie van de Deense ambassadeur van Engeland. Het huwelijk stond gepland voor 27 februari 1892. Overlijden Dit kon echter allemaal niet doorgaan. Prins Albert Victor stierf op 14 januari 1892, zes weken voor het huwelijk. Zijn dood was niet geheel onverdacht. Officieel zou hij zijn gestorven aan een longontsteking maar geruchten gaan dat hem een overdosis morfine is toegediend omdat de Britse Kroon hem niet als toekomstig koning wilde hebben, gezien zijn betrokkenheid bij bovengenoemde schandalen. Mary van Teck zou later trouwen met de jongere broer van Albert Victor, George. De dood van Albert Victor raakte de prins van Wales - en dit is in elk geval in tegenspraak met de suggestie dat de Kroon in Albert geen koning zag - heel diep en hij was ontroostbaar. "To lose our eldest son", schreef Eduard, "is one of those calamities one can never really get over". ("Het verlies van onze oudste zoon is een van de calamiteiten die men nooit echt te boven kan komen.") Eduard vertelde aan koningin Victoria, "I would have given my life for him, as I put no value on mine". ("Ik zou mijn leven hebben gegeven voor hem, want aan het mijne hecht ik geen waarde"). Ook zijn moeder, Alexandra, kwam nooit helemaal over zijn dood heen. Zij hield een van zijn kamers in de stijl zoals hij hem had achtergelaten. Albert Victor is bijgezet in de Albert Memorial Chapel dicht bij de St. Georges Chapel te Windsor Castle | of Clarence and Avondale, hertog Albert Victor Christian Edward (I3942)
|
152 | Albert, prins van Pruisen, was een Pruisisch veldmaarschalk en regent van het hertogdom Brunswijk. Hij nam in 1847 dienst in het Pruisische leger en maakte in de Duits-Deense Oorlog (1864) onder prins Frederik Karel de veldtocht in Sleeswijk mee. In de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog (1866) speelde hij een leidende rol als overwinnaar in de slagen bij Skalitz, Schweinschädel en Königgrätz. Hij leidde gedurende de Frans-Duitse Oorlog (1870-1871) de tweede gardekavaleriebrigade en maakte de slagen bij Gravelotte en Sedan mee. Op 24 december sloot hij zich met zijn troepen aan bij het leger van generaal Edwin von Manteuffel en nam deel aan de krijgsverrichtingen om Bapaume. Voor de operaties aan de Somme in januari 1871 was hem het opperbevel over meerdere regimenten toevertrouwd en nam hij deel aan de Slag bij Saint-Quentin van 19 januari. Na de oorlog werd hij luitenant-generaal en in 1874 tot bevelhebber van het tiende legerkorps in Hannover. In 1883 werd hij als opvolger van zijn oom Karel Herrenmeister van de Herrenmeister van de Johannieterorde. Op 25 augustus 1878 maakte Koning Willem III der Nederlanden hem, in het kader van een huwelijk in de families Hohenzollern en Oranje-Nassau (namelijk dat van prins Hendrik met de 35 jaar jongere Maria Elisabeth Louise Frederika van Pruisen) tot commandeur in de Militaire Willems-Orde. Albert werd in 1885 door de Brunswijkse landdag tot regent verkozen daar de wettige opvolger van de in 1884 zonder wettige nakomelingen gestorven hertog Willem, Ernst August II van Hannover, door Otto von Bismarck niet werd geaccepteerd. Op 7 februari 1901 vertegenwoordigde prins Albert het Duitse Keizerrijk bij het huwelijk van de Nederlandse koningin Wilhelmina met hertog Hendrik van Mecklenburg. Keizer Wilhelm II nam hem op in de exclusieve Wilhelm-Orde. De componist Prins Albert was ook componist. Het hele gezin was eng verbonden met de militaire muziek in Pruisen. Zijn vader Frederik Hendrik Albert heeft drie marsen van reizen meegebracht, die aansluitend in de Preußische Armeemarsch-Sammlung (Verzameling van militaire marsen van Pruisen) opgenomen werden (AM II, 150; AM II, 183 en AM III, 41). Zijn moeder Marianne der Nederlanden droeg in 1836 een Parademars voor de cavalerie (AM I, 21) voor deze verzameling bij. Zijn zuster Charlotte heeft zelfs vijf marsen voor deze verzameling gecomponeerd. Prins Albert componeerde als commandant van de bereden troepen vanzelfsprekend een Kavallerie-Parademars, die als AM III, 62 in de verzameling opgenomen werd. Militaire loopbaan - Pruisische Leger: 1847 - Leutnant: 1819 - Oberleutnant: - Hauptmann: - Major: - Oberstleutnant: - Oberst: - Generalmajor: - Generalleutnant: - General der Kavalerie: - Generaloberst: 16 juni 1871 - Generalfeldmarschall: 19 juni 1888 - Russische Generalfeldmarschall: september 1872 Onderscheidingen - Pour le Mérite op 19 september 1866 - - Eikenloof op 10 maart 1871 - IJzeren Kruis 1870, 1e klasse en 2e klasse - Commandeur in de Militaire Willems-Orde op 25 augustus 1878 als Generalleutnant - Wilhelm-Orde - Herrenmeister in de Hospitaalorde van Sint-Jan in 1883 - Ridder in de Orde van de Zwarte Adelaar - Orde van de Toren en het Zwaard - Orde van de Heilige Stefanus - Orde van Sint-Andreas de Eerstgeroepene op 30 augustus 1826 - Commandeur in de Orde van Sint-George | von Preußen, prins Friedrich Wilhelm Nikolaus Albrecht (I11336)
|
153 | Albert, prins van Saksen-Coburg-Saalfeld, hertog van Saksen, was de prins-gemaal van de Britse koningin Victoria van het Verenigd Koninkrijk. Albert stierf al jong, hij was toen pas 42 jaar, en liet koningin Victoria achter met zeer veel verdriet. Toen zij in 1901 stierf, werd hun oudste zoon, Eduard, koning van het Verenigd Koninkrijk. Deze nam toen de achternaam van zijn vader, Saksen-Coburg en Gotha, aan. Het Britse koningshuis, dat voorheen Hannover als achternaam had, kreeg toende achternaam Saksen-Coburg en Gotha. Na 16 jaar werd de achternaam alweer veranderd: nu in het meer Brits klinkende Windsor. Vanwege de wandaden die de Duitsers hadden gepleegd in de Eerste Wereldoorlog wilde de koninklijke familie niet meer geassocieerd worden met haar Duitse familie. Albert stond in het Britse Rijk bekend als His Royal Highness The Prince Consort (Nederlands: Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins-gemaal). Jeugd De toekomstige echtgenote van Albert, zijn nicht Victoria, werd in hetzelfde jaar geboren op 24 mei. Ze was een dochter van Eduard August van Kent (zoon van koning George III) en Victoria van Saksen-Coburg-Saalfeld. Victoria van Saksen-Coburg-Saalfeld was een jongere zus van de vader van Albert. Albert werd gedoopt op 19 september in de Marmerzaal in het Schloss Rosenau, met water uit een plaatselijke rivier. Zijn peetouders waren zijn grootmoeder aan vaderskant, de douairière hertogin Augusta van Reuss-Ebersdorf en Lobenstein, zijn grootvader aan moederskant, hertog August van Saksen-Gotha-Altenburg, de Oostenrijkse keizer Frans I van Oostenrijk, Prins Albert Casimir van Saksen-Teschen en Emmanuel von Mensdorff-Pouilly. In 1825 stierf een familielid van Albert, hertog Frederik IV van Saksen-Gotha-Altenburg. Daardoor kwam er een verandering in de hertogdommen van Saksen. De vader van Albert werd uiteindelijk hertog Ernst I van Saksen-Coburg en Gotha. Albert groeide samen met zijn enige broer Ernst op op Kasteel Rosenau, nabij Coburg. Het was een roerige jeugd, die vooral gekenmerkt werd door het slechte huwelijk van hun ouders, dat uiteindelijk op een scheiding uitliep. Toen hun moeder in 1824werd verbannen van het hof, huwde zij Alexander von Hanstein, hertog van Pölzig en Beiersdorf. Ze zag haar kinderen nooit weer en stierf in 1831 op 30-jarige leeftijd aan kanker. Het jaar daarop hertrouwde zijn vader met zijn nicht, prinses Marie von Württemberg, maar het huwelijk was niet erg hecht en Antoinette Marie had geen recht zich te bemoeien met het leven van de twee prinsen. De twee jongens kregen een opvoeding thuis door Johann Christoph Florschütz en later in Brussel, waar Adolphe Quételet een van hun leraren was. Zoals veel andere prinsen gingen de beide jongens studeren aan de universiteit van Bonn. Albert studeerde daar politieke economie, kunstgeschiedenis, filosofie en rechten. Hij speelde op zeer hoog niveau muziek, blonk uit in gymnastiek en kon bijzonder goed paardrijden. Hij werd in Bonn voorgesteld aan de filosoof Immanuel Fichte en de dichter August Wilhelm von Schlegel. Huwelijk Rond 1836 maakte de ambitieuze koning Leopold I van België (koning sinds 1831) bekend dat hij een huwelijk tussen Albert en zijn nichtje Victoria zag zitten. Leopold I was een oom van zowel Albert als van Victoria. In die tijd was Victoria de erfgenaam van de Britse troon. Haar vader, prins Eduard Augustus, zoon van koning George III, was gestorven toen zij nog een baby was. Haar vader was een jongere broer van koning Willem IV (regering: 1830-1837). Victoria's moeder was een zus van de vader van prins Albert en een zus van koning Leopold I der Belgen. Koning Leopold had een ontmoeting geregeld voor de moeder van prinses Victoria, de hertogin van Kent, met de hertog van Saksen-Coburg-Gotha en diens twee zoons, met de bedoeling dat Victoria zowel prins Ernst als prins Albert zou ontmoeten. Koning William IV was er zeer op tegen dat Victoria zou trouwen met een van de prinsen. Hij zag liever dat Victoria zou trouwen met de Nederlandse prins Alexander (1818-1848), de tweede zoon van koning Willem II der Nederlanden en koningin Anna Paulowna van Rusland. Victoria was zich goed bewust van de verschillende echtelijke plannen. En ze heeft die ook alle kritisch beoordeeld. Ze schreef: "Albert is extremely handsome; his hair is about the same colour as mine; his eyes are large and blue, and he has a beautiful nose and a very sweet mouth with fine teeth; but the charm of his countenance is his expression, which is most delightful. Prince Alexander, on the other hand, was "very plain". (Vertaald: "Albert is buitengewoon knap en zijn haar heeft ongeveer dezelfde kleur als het mijne, zijn ogen zijn groot en blauw, en hij heeft een mooie neus en een zeer zoete mond met mooie tanden, maar de charme van zijn aangezicht is zijn expressie, die is verrukkelijk. Prins Alexander, aan de andere kant was "heel gewoon"). Prinses Victoria schreef haar oom Leopold om hem te bedanken: "for the prospect of great happiness you have contributed to give me, in the person of dear Albert ... He possesses every quality that could be desired to render me perfectly happy." (Vertaald: "voor het vooruitzicht van groot geluk heeft u bijgedragen aan mij, in de persoon van de lieve Albert ... Hij beschikt over elke kwaliteit die zou kunnen bijdragen om mij heel gelukkig te maken"). Prinses Victoria werd koningin op 20 juni 1837 toen ze 18 jaar oud was. Haar oom, William IV, was overleden op 72-jarige leeftijd. In haar brieven van die tijd is duidelijk te merken dat Victoria erg veel interesse had in Albert, maar ze wilde zich niet al te snel in een huwelijk storten. In de winter van 1838-1839 bezocht de prins Italië, in gezelschap van de trouwe adviseur van de Coburg familie, baron Christian Friedrich von Stockmar. Albert keerde in oktober 1839 samen met zijn broer Ernst terug naar Engeland om een bezoek te brengen aan de koningin, en een huwelijk met haar te arrangeren. Albert en Victoria voelden wederzijdse genegenheid en de koningin deed Albert op 15 oktober 1839 een aanzoek. Het plan van Victoria om te trouwen werd op 23 november van hetzelfde jaar voorgelegd aan de Privy Council, en goedgekeurd. Het koppel trouwde op 10 februari 1840 in de Koninklijke Kapel van het St. James's Palace. Kort voor het huwelijk kreeg Albert de Britse nationaliteit dankzij een Act of Parliament, en verkreeg daarbij de titel Koninklijke Hoogheid. De Britse eerste minister, William Lamb, had Victoria ervan weten te overtuigen Albert niet de titel koning-gemaal tegeven. Het gearrangeerde huwelijk van Albert en Victoria kan als zeer hecht en gelukkig gekenschetst worden, wat in aristocratische kringen waar politieke verstandshuwelijken gebruikelijk waren, vaak niet het geval was; Victoria droeg Albert op handen enhij was van zijn kant een goede en trouwe echtgenoot en hield zich ook actief bezig met de opvoeding van zijn kinderen. In het begin was Albert niet bijster populair bij het Britse volk. De jonge Duitse prins werd in Groot-Brittannië aanvankelijk met argusogen gevolgd. Er werd gedacht dat Albert afkomstig was uit een verarmd en onuitgesproken klein land, amper groter dan een Engels graafschap. Zelf had hij ook moeite met het vinden van een goede rol. Intellectueel gezien was hij veel meer ontwikkeld dan zijn vrouw, maar staatsrechtelijk stond zij steeds op de voorgrond, maar wat later, toen zijn kwaliteiten duidelijker naar voren kwamen kwam er ook waardering vanuit het Britse publiek. Hij hield zich veel bezig met kunst en wetenschap, en werd onder andere voorzitter van de Vereniging tegen Slavernij. Door zijn vrouw werd hij ook regelmatig betrokken bij staatszaken. Laatste jaren Zijn mooiste moment beleefde hij in 1851, toen op zijn initiatief en onder zijn leiding de eerste Wereldtentoonstelling plaatsvond in Londen. Daar was, als hoogtepunt, het nieuwe Crystal Palace te bezichtigen, hetgeen door meer dan zes miljoen mensen werd bezocht. In 1861 werd Albert overvallen door paratyfus, waaraan hij tot groot verdriet van zijn echtgenote zou overlijden. De koningin zou tot haar eigen dood in rouwkleding blijven lopen en richtte verschillende gedenktekens op voor haar man, waaronder het Albert Memorial en de Royal Albert Hall | von Sachsen-Coburg-Saalfeld, prins Franz Albert August Karl Emanuel (I12366)
|
154 | Albrecht was een Duitse officier en prins uit het koninklijke huis Württemberg. Hij studeerde tot in 1914 aan het gymnasium van Stuttgart. Vervolgens nam Albrecht Eugenius als soldaat in het Württembergse leger deel aan de Eerste Wereldoorlog, waarin hij de volledige vier jaar meevocht. Hij streed in Vlaanderen, Frankrijk en Italië en werd kapitein in het eerste Württembergse grenadiersregiment. Ook zetelde hij van 1916 tot aan het einde van de Duitse monarchieën in 1918 in de Württembergse Kamer van Standsheren, waar hij wegens zijn oorlogsdeelname nooit aanwezig was.Nadat de voormalige koning Willem II van Württemberg in 1921 was overleden, erfde Albrecht Eugenius de heerlijkheid Carlsruhe in Silezië. Daar werkte hij in de land- en de bosbouw en interesseerde hij zich in architectuur, geschiedenis en beeldende kunsten. Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog in 1940 moest Albrecht krijgsdienst vervullen in de Wehrmacht. Hij streed niet aan het front, maar werkte in stafdienst, hoewel hij niet de rang van generaal-stafofficier had. Omdat de leden van het huis Württemberg bekendstonden als tegenstanders van het naziregime, bleef Albrecht in de rang van kapitein en werd hij nooit gepromoveerd. Hij was aanwezig bij militaire acties in Frankrijk, Roemenië en de Sovjet-Unie. In 1943 moest Albrecht als gevolg van de Prinzenerlass de Wehrmacht verlaten. Albrecht Eugenius keerde terug naar Carlsruhe, maar moest in januari 1945 op de vlucht slaan voor het Rode Leger. Zijn kasteel daar, die een omvangrijke bibliotheek met ongeveer 30.000 werken bevatte, werddoor de Sovjettroepen vernietigd. Albrecht Eugenius stierf in juni 1954 | von Württemberg, hertog Albrecht Eugen Maria Philipp Carl Joseph Fortunatus (I15997)
|
155 | Albrecht was een prins uit het Huis Schaumburg-Lippe. Zijn oudste zus Charlotte was als echtgenote van Willem II van Württemberg de laatste koningin van Württemberg. Zijn jongere zuster Bathildis trouwde met Frederik Adolf Herman van Waldeck-Pyrmont, een jongere broer van de Nederlandse koningin Emmavan Waldeck-Pyrmont, en de moeder van de Waldeckse nazi-prins Jozias | zu Schaumburg-Lippe, prins Christian Albrecht (I12822)
|
156 | Albrecht was hoofd van de linie Castell-Castell en de 3e vorst van Castell-Castell. Albrecht werd geboren als Graf zu Castell-Castell, lid van het geslacht Castell. Hij was reserveluitenant en ereridder in de Johanniterorde. Hij was mede-eigenaar en bestuurder van de Fürstlichen Castell'schen Bank, de oudste bank van Beieren en in het bezit van het geslacht Castell. Voorts beheerde hij het landgoederenbezit van deze linie. Hij volgde in 1945 zijn vader op als hoofd van de linie Castell-Castell en vorst van Castell-Castell. Hij bewoonde met zijn familie het stamslot van deze linie van het geslacht, Schloss Castell. (Formeel was hij volgens het Duitse naamrecht Graf zu Castell-Castell; volgens familietraditie wordt hij echter aangeduid als Fürst zu Castell-Castell.) | zu Castell-Castell, Fürst Albrecht (I3840)
|
157 | Albrecht was hoofd van de linie Castell-Castell en de 3e vorst van Castell-Castell. Biografie Castell-Castell werd geboren als Graf zu Castell-Castell, lid van het geslacht Castell. Hij was reserveluitenant en ereridder in de Johanniterorde. Hij was mede-eigenaar en bestuurder van de Fürstlichen Castell'schen Bank, de oudste bank van Beieren en in het bezit van het geslacht Castell. Voorts beheerde hij het landgoederenbezit van deze linie. Hij volgde in 1945 zijn vader op als hoofd van de linie Castell-Castell en vorst van Castell-Castell. In 1951 trouwde hij met Marie-Louise Prinzessin zu Waldeck und Pyrmont. Hij bewoonde met zijn familie het stamslot van deze linie van het geslacht, Schloss Castell. (Formeel was hij volgens het Duitse naamrecht Graf zu Castell-Castell; volgens familietraditie wordt hij echter aangeduid als Fürst zu Castell-Castell.) | zu Castell-Castell, vorst Albrecht Friedrich Carl (I3841)
|
158 | Albrecht was van 1575 samen met zijn zes broers hertog van Saksen-Gotha en na de verdeling van Saksen-Gotha in 1680 tot aan zijn dood hertog van Saksen-Coburg. Hij behoorde tot de Ernestijnse linie van het huis Wettin. Hij kreeg een zorgvuldige opleiding en ging in 1666 samen met zijn broer Bernhard I studeren aan de Universiteit van Tübingen. De broers zetten hun studies verder in Genève, waarna ze een grand tour ondernamen doorheen Denemarken, Zweden en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Na het overlijden van zijn vader in 1675 regeerde Albrecht samen met zijn zes broers over Saksen-Gotha. In 1676 ging hij resideren in Saalfeld, waar hij een slot liet bouwen op de plaats van een voormalig benedictijnenklooster. In 1680 verdeelden Albrecht en zijn broers Saksen-Gotha-Altenburg, waarbij hij het hertogdom Saksen-Coburg kreeg. Hij verloor Saalfeld aan zijn jongste broer Johan Ernst. Vanaf dan resideerde Albrecht in het Slot Ehrenburg in Coburg, dat hij na een brand in 1690 liet heropbouwen in barokstijl. Het jaar daarvoor nam hij deel aan de herovering van de stad Mainz en de vesting van Bonn, die door Franse troepen bezet waren. In augustus 1699 stierf hij op 51-jarige leeftijd. Omdat hij zonder nakomelingen stierf, ontbrandde zich een strijd tussen zijn broers om de erfenis. Uiteindelijk kon zijn jongste broer Johan Ernst in 1714 het grootste deel van Saksen-Coburg bemachtigen | von Sachsen-Gotha-Altenburg, hertog Albrecht (I12400)
|
159 | Albrecht, hertog van Württemberg. Hij volgde oud-koning Willem II van Württemberg op als hoofd van het huis Württemberg. Albrecht was bevelhebber in het Duitse leger in België tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij steeg een aantal malen in rang en werd uiteindelijk gepromoveerd tot generaal-veldmaarschalk. Militaire loopbaan - Leutnant: 28 augustus 1883 - Oberleutnant: 9 juni 1888 - Hauptmann: 18 januari 1890 - Major: 24 januari 1893 - Oberstleutnant: 25 maart 1893 - Oberst: 18 april 1896 - Generalmajor: 15 juni 1898 - Generalleutnant: 16 juni 1901 - General der Kavallerie: 22 september 1906 - Generaloberst: 24 september 1913 - Generalfeldmarschall: 1 augustus 1916 Onderscheidingen - Ridder in de Orde van de Zwarte Adelaar op 18 januari 1900 - Ridder in de Militaire Max Joseph-Orde - Pour le Mérite op 22 augustus 1915 - - Eikenloof op 25 februari 1918 - Militair Kruis van Verdienste, 1e klasse in 1914 - Orde van het Gulden Vlies in 1893 - Grootkruis in de Kroonorde - Grootkruis in de Orde van de Heilige Stefanus in 1891 | von Württemberg, hertog Albrecht Maria Alexander Philipp Joseph (I15998)
|
160 | Albrecht, prins van Pruisen, was een Pruisisch militair, in Nederland vooral bekend als echtgenoot van prinses Marianne van Oranje-Nassau. Militaire loopbaan Hij nam in 1819 als luitenant dienst in het Pruisische leger, werd in 1852 generaal der cavalerie, een legeronderdeel dat zijn bijzondere interesse had, en in 1865 inspecteur-generaal. Hij voerde in de Duitse Oorlog het bevel over een cavaleriekorps en nam deel aan de veldslagen bij Münchengrätz, Gitschin en Königgrätz. In de Frans-Duitse Oorlog voerde hij het commando over de vierde cavaleriedivisie van het derde leger en trok daarmee van Wissembourg via Wrth en Sedan naar Parijs. Daar kreeg hij de opdracht ter observatie van het Loireleger naar Orléans op te rukken en nam aldaar met succes deel aan de krijgsverrichtingen onder generaal Von der Tann, Frederik Frans II van Mecklenburg-Schwerin en prins Frederik Karel. Na het eind van de oorlog werd hij tot kolonel-generaal benoemd. Huwelijken Hij trad in 1830 op Paleis Noordeinde in het huwelijk met zijn volle nicht Marianne. Mariannes oudere broer Frederik was sinds 1825 gehuwd met Alberts oudere zuster Louise. Hoewel de twee elkaar al sinds jonge leeftijd kenden en zeker enige genegenheid voor elkaar koesterden, was het huwelijk geenszins gelukkig te noemen, onder meer door zijn escapades. Zij verliet Albert in 1845 en toen zij in 1849 zwanger bleek, was Willem II bereid een formele scheiding te erkennen. Frederik Willem IV weigerde dit vooralsnog, maar verbood Marianne aan zijn hof te verschijnen. Hij erkende de scheiding in 1853, toen Albert een morganatisch huwelijk wilde aangaan met Rosalie von Rauch, dochter van de minister van Oorlog Gustav von Rauch, die daarna tot gravin von Hohenau werd verheven. Omdat hem de toegang tot Pruisen was ontzegd, vestigde hij zich in Slot Albrechtsberg bij Dresden (hoofdstad van het Koninkrijk Saksen), dat hij Adolf Lohse tussen 1850 en 1854 had laten bouwen. Ook nadat hij zich in 1856 weer in Berlijn mocht vertonen, bleef hij daar met zijn tweede gezin wonen. Zijn Berlijnse residentie in de Wilhelmstraße, het Prinz-Albrecht-Palais, liet hij in 1860 eveneens door Lohse verbouwen, nadat Karl Friedrich Schinkel het in zijn opdracht al eerder wezenlijk had veranderd. Hij stierf aldaar in de herfst van 1872. | von Preußen, prins Friedrich Heinrich Albrecht (I11316)
|
161 | Aleid huwde Gerrit van Egmond, ambachtsheer van Rijnland en Woerden en stadhouder van Holland, geboren ca.1320 en overleden vóór 25 oktober 1398. Hij was een zoon van Wouter II van Egmond bijgenaamd Stoutkind, Heer van Warmenhuizen, Harenkarspel enz., overleden op 3 september 1321, en van Beatrijs van de Doirtoge († 1323), dochter van Dirk van Brederode van de Doirtoge. Uit het huwelijk van Aleid en Gerrit werden 2 zonen geboren. Aleid van Brederode komt in 1300 en 1305 voor in de testamentaire bepalingen van haar zuster Alverade. Aleid ontving in 1330 als weduwe een jaarrente: Weduwerechten) van graaf Willem III. Aleid overleed op 25 juli 1333. In het Necrologium van Egmond wordt zij op 25 juli 1333 aangeduid als Aleydis domino de Wijck. Haar neef Heer Hendrik van Acquoy (vermeld 1320, zoon van Albrecht van Voorne/+ 1287 die broer was van Aleids moeder Hillegonda) was erfgenaam, maar deze verkocht zijn rechten aan Heer Jan I van Polanen († 1342, gehuwd met Catharina van Brederode/† 1372). = GEBOORTEJAAR - Gezien haar in ca. 1232 geboren moeder Hillegonda in ca. 1270 ca. 38 jaar oud was, moet ALEID vóór 1270 geboren zijn, mogelijk in 1268, zodat zij tenminste ca.65 jaar oud geworden zal zijn. Uter Wike - Het geslacht Uter Wike was afkomstig van het Huis Oosterwijk nabij Beverwijk. Dit Huis of kasteel was aanvankelijk bezit van Jan van Egmond (= Jan Uterwike). Hij verkocht het kasteel op 9 december 1336 aan baljuw Coenraad Cuser († 1407). Het kasteel is in 1351 gelijk met kasteel Oud-Haerlem door de Kabeljauwen verwoest | van Brederode Uter Wike, Aleid (I3446)
|
162 | Aleksej Petrovitsj Romanov was een tsarevitsj van het Russische Keizerrijk. Het huwelijk tussen zijn vader en moeder was niet gelukkig, waardoor Aleksej, gevoed door de haat van de moeder, een hekel kreeg aan Peter I. Zijn mentoren leerden hem geschiedenis, aardrijkskunde, wiskunde en Frans. Hij werd door zijn vader als een verrader gezien en kwam op gruwelijke wijze om het leven. Militaire carrière Aleksej ontving in 1703 het bevel van zijn vader om te dienen in het Russische leger, waarin hij zou deelnemen in de Grote Noordse Oorlog tegen het Zweedse Koninkrijk. In 1704 participeerde hij in de verovering van Narva. Hiervoor kwam hij hoog inaanzien in de hoge kringen rond zijn vader. Peter I wenste dat zijn zoon zich zou richten op de vernieuwing van het Russische Rijk. Echter, doordat zijn zoon in zijn jeugd vooral in conservatieve en reactionaire kringen verkeerde en zijn vader nauwelijks zag, voelde Aleksej daar weinig voor. Huwelijk In 1709 vertrok Aleksej naar Dresden. Daar studeerde hij af in Frans, Duits, wiskunde en de studie naar verdedigingswerken. Na zijn studie trouwde hij - tegen zijn wil in - met de Duitse Charlotte van Brunswijk-Wolfenbüttel, wier familie veel contacten had met de koninklijke families in Europa. Eén van de voorwaarden van het huwelijkscontract was dat de kinderen van het echtpaar volgens de Russisch-orthodoxe leer zouden worden opgevoed. Charlotte zelf mocht echter haar protestantse geloof behouden, wat Aleksejs volgers niet konden waarderen. Het huwelijk was geen succes; het echtpaar sliep in aparte kamers en Aleksej negeerde haar in het openbaar. De geboorte van Peter Aleksejevitsj verliep niet goed voor Charlotte, die een week later op 11 oktober 1715 stierf. Na haar dood schreef Peter I een brief naar Aleksej. In de brief riep Peter I Aleksej op om zich eindelijk bezig te houden met staatszaken, wat Aleksej weigerde. Een paar maanden later vroeg hij zijn vader toestemming om een monnik te worden, een verzoek dat Peter weer weigerde. Vlucht Op 26 augustus 1716 vroeg Peter I aan Aleksej of hij nog wel tsarevitsj wilde blijven. Indien dat het geval was, zou Aleksej direct naar Karelië vertrekken, waar Peter I en zijn leger verbleven. In plaats van zich te herenigen met zijn vader in Karelië, vluchtte de tsarevitsj naar Wenen, waar hij onderdak vroeg aan zijn zwager keizer Karel VI. Peter I voelde zich beledigd en stuurde graaf Peter Tolstoj om hem terug te halen. Bij de terugkeer van de tsarevitsj werd hem door zijn vader beloofd dat hij niet gestraft zou worden. In plaats daarvan zou hij zich terugtrekken in zijn landgoederen en zijn minnares, Afrosinia, huwen. Voordat Aleksej was teruggekeerd in Moskou, had Peter I al een onderzoek gestart naar het plotselinge vertrek van zijn zoon. Aleksejs moeder Eudoxia werd ter dood veroordeeld wegens overspel, terwijl zijn vrienden werden gespietst of op een andere manier werden vermoord door de agenten van de tsaar. Veroordeling Op 18 april 1718 bekende Aleksej dat hij in een gesprek met zijn minnares zijn vader had dood gewenst. In de ogen van zijn vader was Aleksej een gevaarlijke verrader geworden die het niet meer verdiende om te leven. Peter I had echter de belofte gedaan om zijn zoon met rust te laten. Toch stelde hij een comité in. Dit comité bestond voornamelijk uit prelaten, senatoren en ministers die allemaal de taak kregen om te beslissen of de beschuldigingen tegen de tsarevitsj terecht waren of niet. De vertegenwoordigers van de kerk achtten hem niet schuldig, maar lieten de tsaar zelf namens de kerk beslissen. Zodoende werd Aleksej door het comité ter dood veroordeeld. Tijdens zijn gevangenschap in de Petrus- en Paulusvesting werd Aleksej tweemaal gemarteld. De eerste keer, op 19 juni, kreeg hij vijfentwintig slagen met de knoet en bij de tweede keer, op 24 juni, kreeg hij er nog vijftien. Voordat het doodvonnisten uitvoer kon worden gebracht, stierf de tsarenzoon op 26 juni aan de verwondingen van zijn martelingen | van Rusland, tsarevitsj Aleksej Petrovitsj (I12072)
|
163 | Aleksej was de troonopvolger. De Duitse keizer Wilhelm II was een van Aleksejs peetooms. Hemofilie Aleksej leed aan hemofilie, wat in die tijd niet te behandelen was. De tsaar had besloten deze ziekte geheim te houden voor het Russische volk, zodat de Russen zich geen zorgen hoefden te maken over de troonopvolging. Aleksej had gedurende zijn jeugd vaak interne bloedingen, waardoor hij soms niet kon lopen. Hij werd dan gedragen door zijn lijfwacht, de matroos Derevenko. Voor de bloedingen, die bijzonder pijnlijk waren, kreeg hij geen pijnstillers, om te voorkomen dat hij hieraan verslaafdzou worden. Het leek erop dat de bloedingen stopten door toedoen van de monnik en sinistere wonderdoener Raspoetin. Moord en begrafenis Op 15 mei 1917 was Aleksej niet langer troonpretendent, omdat zijn vader namens zichzelf en zijn zoon afstand nam van de troon. Ruim een jaar later, op 17 juli 1918, werden de Romanovs vermoord door de communisten. Het massagraf van tsarenfamilie is in het begin van de jaren 90 gevonden. Het lichaam van Aleksej was daar niet bij en het lichaam van zijn zus Maria evenmin. Dit in tegenstelling tot wat men eerst beweerde; dat zus Anastasia afwezig zou zijn. Op 24 augustus 2007 werd door de nieuwszender EuroNews bekendgemaakt dat zeer waarschijnlijk de stoffelijke resten van Aleksej en zijn oudere zuster Maria waren gevonden. Eind april 2008 werd dit door Russische onderzoekers na DNA-tests bevestigd. Het verhaal over de ontsnapping van Aleksej en Maria kan daarmee definitief naar de prullenmand worden verwezen. De stoffelijke resten van de overige familieleden werden in 1998 in de Sint-Petrus en Pauluskathedraal te Sint-Petersburg herbegraven. Op 14 augustus 2000 werd Aleksej samen met zijn familie door de Russisch-orthodoxe Kerk tot strastoterpets verklaard, nadat de Russisch-orthodoxe Kerk in het Buitenland hem al in 1978 als martelaar heilig had verklaard. Zijn feestdag is op 4 juli | van Rusland, grootvorst Aleksej Nikolajevitsj (I12071)
|
164 | Aleksej was een Russische groothertog uit het Huis Romanov. Aleksej bracht zijn vroege jeugd op in Georgië waar zijn vader optrad als onderkoning van het Russische gedeelte van de Kaukasus. In 1882 werd zijn vader benoemd tot president van de Keizerlijke raad en verhuisde het gezin naar Sint-Petersburg. Als mannelijk lid van het Huis Romanov was Aleksej voorbestemd voor een militaire loopbaan. Hij onderging een spartaanse opvoeding. Op zijn achttiende rondde hij een opleiding bij de marine af. Aleksej had een slechte gezondheid. Hij leed aan tuberculose en werd voor een kuur naar San Remo gestuurd. Daar overleed hij op negentienjarige leeftijd. | van Rusland, grootvorst Alexej Michajlovitsj (I12083)
|
165 | Aleksej was voorbestemd een carrière bij de marine te krijgen, en hij was pas zeven jaar toen hij bij de marine ging. Op 20-jarige leeftijd werd hij luitenant van de Keizerlijke Russische Marine. En hij had alle Europese-Russische havensteden al bezocht. In 1871 werd Aleksej als ambassadeur naar de Verenigde Staten en naar het Japanse Keizerrijk gestuurd, dit om de relaties tussen Rusland en de Verenigde Staten te verbeteren en die tussen Rusland en het Japanse Keizerrijk. In 1883 werd Aleksej benoemd tot admiraal-generaal. Hij had een oudere zus: Alexandra en drie oudere broers: Nicolaas, Alexander, en Vladimir. Hij kreeg ook een jongere zus: Maria, en twee jongere broers: Sergej en Paul. Hij trouwde in 1870 met Alexandra Vassilievna Zjoekovskja, dochter van Vasili Zjoekovski en Elisabeth van Reuten. Aleksej en Alexandra kregen één zoon: Aleksej (geboren in 1871), die tussen 1930 en 1932 werd vermoord door de sovjets. Carrière Aan het einde van het jaar 1871 maakte Aleksej een reis naar de Verenigde Staten, waar hij 34 grote steden bezocht. Hij maakte zich erg populair door zijn schenking van $5000 in goud aan de inwoners van Chicago, die na een grote brand dakloos waren geworden, en aan de bewoners van de sloppenwijken van Boston en New York. Hij vierde in Amerika zijn 22-jarige verjaardag met een jachtpartij. Grootvorst Aleksej reisde de hele wereld over. Zo ontmoette hij in 1872 te Rio de Janeiro keizer Pedro II van Brazilië en keizerin Theresia. Aleksej ontving van Pedro II de Orde van Pedro I. In november van hetzelfde jaar ontmoette hij Keizer Meiji van Japan. Later ontmoette hij ook diens vrouw Keizerin Masako. Aleksej was Opperadmiraal bij de Russische marine en was een van de mannen die besloot om Afrika en Azië te varen om vervolgens de Japanse vloot aan te vallen. De Russische marine werd verslagen in een ongelijk gevecht (Slag bij Tsushima). Dit voorval kostte de grootvorst zijn carrière. Hij nam ontslag en vestigde zich in Parijs. Daar overleed hij op 27 november 1908. | van Rusland, grootvorst Aleksej Aleksandrovitsj (I12070)
|
166 | Alexander hertog van Württemberg. Hij trouwde in 1835 morganatisch met gravin Claudine Rhédey van Kis-Rhéde. Omdat het huwelijk morganatisch was, hadden hun kinderen geen rechten op de troon van het koninkrijk Württemberg en droegen ze niet de titel van hun vader. Toen Claudine van Ferdinand I van Oostenrijk de titel Gravin van Hohenstein kreeg, namen zedie titel over. In 1863 kreeg hun zoon Frans de titel Eerste Prins van Teck, in 1871 de titel Eerste Hertog van Teck en in 1887 de titel Prins van Württemberg. In 1871 kregen Claudine en Amalie de titel Prinses van Teck | von Württemberg, hertog Alexander Paul Ludwig Konstantin (I16001)
|
167 | Alexander II, uit het Huis Romanov, was tsaar van Rusland van 1855 tot 1881. Hij was koning van Congres-Polen tot 1867, waarna dat land werd geannexeerd door het Keizerrijk Rusland, en tevens groothertog van Finland. Alexander II is bekend om zijn hervormingsdrift, die onder andere leidde tot de afschaffing van de horigheid in 1861. In 1881 kwam hij door een bomaanslag om het leven. Jonge jaren Toen Alexander werd geboren was zijn oom, tsaar Alexander I van Rusland, aan de macht. In 1825 stierf Alexander I plotseling en werd in eerste instantie grootvorst Constantijn Pavlovitsj aangewezen als opvolger. Constantijn weigerde echter de troon en toen werd Alexanders vader, grootvorst Nicolaas, de nieuwe tsaar als Nicolaas I. Alexander werd toen de nieuwe erfgenaam voor de Russische troon en kreeg de titel Tsarevitsj. In zijn periode als vrijgezel maakte hij een reis naar Engeland waar hij zijn één jaar jongere nicht, koningin Victoria van het Verenigd Koninkrijk, ontmoette. Alexander was een korte periode erg verliefd op haar en wilde zelfs met haar trouwen. Uiteindelijk trad Victoria in het huwelijk met de Duitse prins Albert van Saksen-Coburg en Gotha in februari 1840. Een jaar later zou Alexander zelf trouwen. Op 16 april 1841 trad hij te Sint-Petersburg in het huwelijk met prinses Marie van Hessen-Darmstadt. Na het huwelijk nam prinses Marie de naam Marie Alexandrovna van Rusland aan. Marie was de dochter van groothertog Lodewijk II van Hessen-Darmstadt en diens vrouw Wilhelmina Louise van Baden. Uit het huwelijk werden zes zonen en twee dochters geboren. Heerschappij Tsaar Nicolaas I stierf op 2 maart 1855 waardoor Alexander de nieuwe tsaar van Rusland, koning van Polen en groothertog van Finland werd. Het eerste jaar van zijn regering was hij zeer druk met de door zijn vader gestarte Krimoorlog. Deze oorlog werd in 1856 beëindigd met de Vrede van Parijs, wat voor Rusland het verliezen van de oorlog betekende. Hij kwam aan veler wens tot hervormingen tegemoet; hij verleende in 1856 gratie aan de decembristen en schafte in 1861 de lijfeigenschap van de boeren af waardoor hij in Rusland bekendstaat als de "bevrijder van Rusland". Dit was echter vooral uit economische overwegingen gedaan. Alexander wilde namelijk een grote klasse onafhankelijke en zelfstandige boeren creëren en daarnaast een groep mensen die zou kunnen instaan voor de industriële behoeftes die Rusland had. Ook voerde hij een zeker gemeentelijk en gewestelijk zelfbestuur in door instelling van de zemstvo's, al werden die enkel toegelaten in de centrale delen van het land, omdat Alexander vreesde dat ze de separatistische ideeën in de grensgebieden zouden versterken. Daarnaast verbeterde hij de rechtspraak, matigde de perscensuur en verkortte in 1859 de dienstplicht in het leger van 25 jaar tot 15 jaar. Hij voerde ook hervormingen door in het onderwijs. Dankzij hem werden er in de jaren zestig van de 19e eeuw nieuwe universiteiten opgericht. Ondanks de hervormingen die hij in 1864 in het lager onderwijs en middelbaar onderwijs doorvoerde, bleef het analfabetisme in Rusland relatief hoog (ca. 80%). Tussen 1867 en 1869 voerde hij kerkelijke hervormingen door. De opleiding van de clerus werd verbeterd en het overschot aan priesters werd teruggedrongen. De tsaar-bevrijder maakte een einde aan de willekeur van de bureaucratie en de politie. Zo veranderde hij Rusland geleidelijk van een politiestaat in een rechtsstaat naar Europees model. Na de tweede Poolse opstand in 1863, die hij hardhandig liet neerslaan, werd zijn politiek behoudender. Tijdens zijn regeringsperiode kende Rusland een aanzienlijke gebiedsuitbreiding, met name in Azië. De tsaar bedwong de opstandige stammen op deKaukasus. Zijn beleid was min of meer tegenstrijdig, waardoor de conservatieven hem te liberaal vonden, terwijl de liberalen hem te conservatief vonden. De toenemende aanslagen van de nihilisten beantwoordde Alexander met harde politiemaatregelen.Tegelijk echter liet hij een soort constitutie met vertegenwoordiging van de zemstvo's bij de regering ontwerpen. De dag waarop hij dit plan had goedgekeurd, werd hij na zes mislukte aanslagen het slachtoffer van een bomaanslag door de revolutionaire Narodnaja Volja. Hij was zwaargewond, bloedde hevig en overleed na een kwartier. Hij werd opgevolgd door zijn meer behoudende zoon Alexander III, die aanwezig was bij het overlijden van zijn vader. Het gevolg van deze moord was dat de nieuwe tsaar het plan voor de nieuwe constitutie verscheurde. Op 13 september 1855 werd Alexander II tot Grootkruis in de Militaire Willems-Orde benoemd. Koning Willem III benoemde in hetzelfde besluit ook keizer Napoleon III tot Ridder-Grootkruis. De beide keizers waren vijanden in de Krimoorlog en Nederland was neutraal. | van Rusland, tsaar Aleksandr Nikolajevitsj (I12069)
|
168 | Alexander III, bijgenaamd de "vredestichter", was van 1881 tot 1894 tsaar van het Russische Rijk. Op het moment van zijn geboorte was zijn grootvader, tsaar Nikolaj I, aan de macht en was zijn vader de tsarevitsj van Rusland. Zijn grootouders aan vaderskant waren tsaar Nicolaas I en diens vrouw tsarina Alexandra Fjodorovna, eigenlijk prinses Charlotte van Pruisen de oudste dochter van koning Frederik Willem III van Pruisen. Zijn grootouders aan moederskant waren groothertog Lodewijk II van Hessen-Darmstadt en diens vrouw groothertogin Wilhelmina Louise van Baden. De pogingen die zijn vader, Alexander II had gedaan om meer autonomie te geven aan het Russische volk werden door Alexander III volledig tenietgedaan. Als gevolg van de moord op zijn vader was hij van mening dat deze vorm van vrijheid alleen maar zou zorgen voor meer revolutionaire ideeën. Hij voerde dan ook een reactionair bewind. Hij ontsloeg de liberaal gezinde ministers van zijn vader, beperkte de bevoegdheden van de zemstvo's, verscherpte het staatstoezicht op middelbaar en hoger onderwijs, breidde de bevoegdheden van de politie aanzienlijk uit en ageerde als behoeder van de orthodoxie streng tegen joden, Rooms-katholieken en protestanten. Opstandelingen en dissidenten werden massaal naar Siberië verbannen. Ook werden gevangenenop zijn bevel wel zodanig gegeseld dat de dood erop volgde. Zijn harde antisemitisme leidde tot een grote migratiegolf van Joden naar de Verenigde Staten. Zijn buitenlandse politiek, aanvankelijk pro-Duits, raakte op Frankrijk georiënteerd. Alexander III stierf, op negenenveertigjarige leeftijd, in zijn zomerresidentie het Livadiapaleis op de Krim en werd opgevolgd door zijn zoon Nikolaj II van Rusland | van Rusland, tsaar Alexander Aleksandrovitsj (I12073)
|
169 | Alexander Karel was van 1834 tot 1863 de laatste hertog van Anhalt-Bernburg. Daar Alexander Karel aan een geestesziekte - waarschijnlijk schizofrenie - leed en zijn geestelijke en lichamelijk toestand verslechterde, zag zijn vader zich genoodzaakt de toekomstige regering van zijn zoon te koppelen aan de Geheime Raad. Hij volgde zijn vader in 1834 op en huwde van dat jaar met Frederica van Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg, die na 1855 op bekwame wijze de functie van mederegent vervulde. Onder zijn bewind werd de residentie verplaatst naar Ballenstedt. Met Alexander Karels kinderloze dood na een langdurig ziekbed stierf op 9 augustus 1863 de linie Anhalt-Bernburg uit, waardoor deze aan Leopold IV Frederik van Anhalt-Dessau toekwam, die de staat samen met Anhalt-Dessau en Anhalt-Köthen verenigde tot Anhalt | von Anhalt-Bernburg, hertog Alexander Carl (I170)
|
170 | Alexander was de broer van Lodewijk III, Karel Willem Lodewijk, Amalia (1821-1826) en Marie. Zijn zus, prinses Marie, trouwde met de toekomstige tsaar Alexander II van Rusland en ook Alexander ging naar Rusland, waar hij een carrière in het leger begon. Vanwege zijn familiebanden met de Russische tsarenfamilie was het voor hem niet moeilijk om carrière te maken. Dat werd alleen maar versterkt, toen tsaar Nicolaas I in zijn familie begon uit te kijken naar een huwelijkskandidate voor prins Alexander. Alexander had echter iemand anders op het oog: hij was verliefd geworden op Julia van Hauke, de hofdame van zijn zus. Vanwege haar lage afkomst vormde dit een schandaal en tsaar Nicolaas verbood Alexander om haar te trouwen. Alexander negeerde daten sloot een morganatisch huwelijk met Julia in 1851. Toen hij met zijn vrouw was teruggekeerd naar Hessen, gaf zijn broer, groothertog Lodewijk III, Julia de titel 'Gräfin von Battenberg' (Battenberg is een plaatsje in het noorden van Hessen, waar het paar eerst had gewoond) en later de niet-koninklijke titel 'Fürstin von Battenberg' | von Hessen und bei Rhein, prins Alexander Ludwig Georg Friedrich Emil (I6473)
|
171 | Alexander was door zijn huwelijk met de prinses Louise, lid van het Britse koninklijk huis. Hij droeg de titel burggraaf Macduff van 1857 tot 1879, de titel graaf Fife van 1879 tot 1889 en de titel hertog van Fife van 1889 tot 1912. Jeugd Zijn vader erfde het graafschap Fife in 1857, waardoor hij de 5de graaf Fife werd. Alexander kreeg hierop de titel burggraaf Macduff. Hij groeide op met vier zussen (Ida, Anna, Alexina en Agnes). Hij ging van 1863 tot 1866 naar Eton College. Alexander was parlementslid voor het Schotse kiesdistrict Elginshire en Nairnshire van 1873 tot 1879 en had jarenlang verschillende militaire functies. Op 7 augustus 1879 stierf zijn vader en volgde hij hem op als de 6de graaf Fife in de Ierse adelstand. In 1881 ridderde koningin Victoria hem in de Orde van de Distel. Ook schonk ze hem in 1885 de titel graaf van Fife in de Britse adelstand. Twee dagen na het huwelijk met Louise, schonk koningin Victoria Alexander de titel hertog van Fife en markies van Macduff in de Britse adelstand. In de officiële papieren hiervoor stond dat deze titels over zouden gaan op een mannelijke erfgenaam.Het paar kreeg uiteindelijk in 1890 één zoon, Alastair, hij stierf echter na de geboorte. Later kreeg het paar nog twee dochters, Alexandra (1891-1959) en Maud (1893-1945). Daarom werden er nieuwe documenten opgesteld, zodat ook een dochter de titels kon erven bij gebrek aan een mannelijke erfgenaam. Bovendien benoemde koning Eduard VII Louise in 1905 tot Princess Royal. Ook besloot de koning dat Alexandra en Maud, de dochters van Louise, de titel "prinses van Groot-Brittannië en Ierland" zouden krijgen en de aanspreektitel "Hoogheid". Vanaf dat moment droegen de prinsessen dus niet meer de titels van hun vader en heetten ze Hare Hoogheid Prinses Alexandra van Fife en Hare Hoogheid Prinses Maud van Fife. Verdere levensloop In 1902 kreeg Alexander het eerbetoon de Koninklijke Victoriaanse Ketting toegekend. Zijn schoonbroer George V benoemde hem ook nog tot extra ridder van de Kouseband. Vervolgens werd hij nog geridderd in de Orde van het Bad en werd hij een van de persoonlijke raadgevers van de vorst. Tijdens de kroning van zijn schoonvader tot Eduard VII in 1902 en van zijn schoonbroer tot George V in 1911 had Alexander een speciale ceremoniële functie als de zogenaamde "Lord High Constable". In december 1911 leden Alexander en zijn gezin schipbreuk voor de kust van Marokko, terwijl hij op weg was naar Egypte. Ze bleven allemaal ongedeerd, maar Alexander kreeg pleuritis, waarschijnlijk het gevolg van de schipbreuk. Hij stierf in Aswan,Egypte, in januari 1912. Prinses Alexandra volgde vervolgens haar vader op als de tweede hertogin van Fife en gravin van Macduff. Bij gebrek aan een mannelijke opvolger kwamen zijn andere titels te vervallen, waaronder die van markies van Macduff.Alexander werd begraven in de privékapel van het Mar Lodge Mausoleum te Breamer, Aberdeenshire | Duff, Alexander William George (I4712)
|
172 | Alexander was een Joegoslavische prins uit het huis Karadordevic. Prins Alexander woonde in Parijs. Begin 2008 tekende hij protest aan tegen de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo | Joegoslavië, Alexander Paul (I7535)
|
173 | Alexander was hertog van Württemberg. Hij behoorde tot het huis Württemberg. Op 21 april 1791 ging hij als kolonel in dienst bij het Württembergse leger. Vervolgens werd hij in 1794 officier in Oostenrijkse militaire dienst. Alexander Frederik diende van 1796 tot 1799 in de campagne tegen Frankrijk en vocht mee in de veldslagen bij Rastatt en die bij Würzburg, Offenbach, Stockach en Zürich. In 1796 werd hij gepromoveerd tot majoor-generaal en in 1798 tot veldmaarschalk-luitenant. In 1799 werd hij door generaal Aleksandr Soevorov opgenomen in het Russische keizerlijke leger als luitenant-generaal en hoofd van het kurassiersregiment van Riga, dat in augustus 1800 omgevormd werd tot dragondersregiment, terwijl Alexander gepromoveerd werd tot generaal van de cavalerie. In 1811 werd hij dan weer benoemd tot militair gouverneur van Wit-Rusland. Tijdens de veldtocht van Napoleon naar Rusland in 1812 diende Württemberg in het hoofdkwartier van het Eerste Westelijke Leger en vocht hij in de veldslagen bij Vitebsk, Smolensk, Borodino, Tarutino, Malojaroslavets, Vjazma en Krasny. In 1813 commandeerde hij het Russische leger bij het Beleg van Danzig, waarvoor de hertog beloond werd met een gouden zwaard en onderscheiden werd met de Tweede Klasse van de Orde van Sint-George. Na de oorlog keerde hij terug naar Wit-Rusland en zijn regimentin Riga. In 1822 werd Alexander benoemd tot hoofd van het communicatiedepartement van Rusland, een functie waarin hij in West-Rusland verschillende grootschalige waterwegprojecten opstartte. Het bekendste was het Hertog Alexander van Württemberg-Kanaal, dat de Wolga verbond met de Noordelijke Dwina. In 1826 werd hij het hoofd van het kurassiersregiment Ekaterinoslav en lid van de Staatsraad, maar in 1827 keerde hij alweer terug naar zijn regiment in Riga. Bovendien had hij vanaf 1820 als lid van hetkoninklijk huis van Württemberg een mandaat in de Kamer van Standsheren, waar hij zich echter nooit liet zien. In 1832 verliet Alexander Frederik het Russische leger en in november 1832 ook Rusland zelf, om niet meer terug te keren. In juli 1833 overleed hij op 62-jarige leeftijd in Gotha, in de residentie van zijn schoonzoon Ernst I van Saksen-Coburg-Gotha. Alexander werd bijgezet in de Vorstelijke Crypte van Slot Friedenstein. In 1808 werd hij in Parijs opgenomen in de vrijmetselaarsloge Phoenix en in 1810 werd hij lid van de loge Les amis réunies in Sint-Petersburg | von Württemberg, hertog Alexander Friedrich Karl (I16000)
|
174 | Alexander was van 11 juni 1917 tot aan zijn dood koning van Griekenland. Hij volgde zijn vader op in 1917, ten tijde van de Eerste Wereldoorlog, nadat de Triple Entente en de volgelingen van Eleftherios Venizelos koning Constantijn I en zijn zoon George in ballingschap hadden genomen. Alexander had geen politieke ervaring en werd al snel van zijn macht ontnomen door de Venizelisten. De koning werd nagenoeg opgesloten in zijn eigen paleis. Venizelos, destijds minister-president, werd de leider en kon rekenen op de steun van de Triple Entente. Ondanks dat Alexanders positie was gereduceerd tot een marionet koning, bleef hij zich inzetten voor de troepen die waren ingezet in de oorlog tegen Bulgarije en het Ottomaanse Rijk. Gedurende zijn regeerperiode werd het grondgebied van Griekenland, als gevolg van de successen van de Triple Entente en de Grieks-Turkse Oorlog (1919-1922), vergroot. Alexander trouwde met de omstreden Aspasia Manos in 1919. Het huwelijk lokte een groot schandaal uit, wat ertoe leidde dat Alexander en zijn vrouw het land moesten ontvluchten en enkele maanden niet in Griekenland verbleven. Snel na de terugkomst in Griekenland werd Alexander gebeten door een berberaap en overleed hij aan bloedvergiftiging. Het plotselinge overlijden van soeverein Alexander leidde tot een crisis omtrent de redding van de monarchie en droeg bij aan de val van de Venizelisten. Na algemene verkiezingen en een referendum werd de vader van Alexander, Constantijn I van Griekenland, weer verheven tot koning van Griekenland. Hij was verwant aan meerdere koningshuizen in Europa. Zijn vader was de oudste zoon en troonopvolger van George I van Griekenland en Olga Konstantinova van Rusland; zijn moeder was de dochter van de Duitse keizer Frederik III van Duitsland en Victoria, prinses van Engeland. Alexander was een kleinzoon van de Griekse koning Christiaan IX van Denemarken en een neef van zowel koning George V van het Verenigd Koninkrijk als de Russische tsaar Nicolaas II. Sophia was de zuster van de Duitse keizer Wilhelm II en was ook een nicht van de Engelse koning George V, via haar grootmoeder Victoria van het Verenigd Koninkrijk. Het jonge leven van Alexander speelde zich vooral af op het Koninklijk Paleis in Athene en op het Paleis van Tatoi. Met zijn ouders ondernam Alexander diverse buitenlandse reizen, waaronder een bezoek aan Schloss Friedrichshof, het slot van zijn grootmoeder Victoria van Saksen-Coburg en Gotha. Victoria had een grote toewijding voor haar Griekse kleinzoon Alexander. Alexander had een goede verstandhouding met zijn jongere zus Helena van Griekenland. De relatie met zijn oudere broer George II was minder warm, nagenoeg omdat beiden weinig met elkaar gemeen hadden. Zijn oudere broer George was serieus en bedachtzaam, terwijl Alexander extravert en ondeugend was. Hij rookte sigaretten van vloeipapier, ontvlamde vuur in de speelkamer van het paleis en verloor roekeloos de controle over een speelwagentje, waarmee hij en zijn jongere broer Paul de heuvel afreden. Militaire carrière Als tweede zoon was Alexander de derde in lijn van troonopvolging. Zijn vader en broer George stonden respectievelijk op plaats één en twee. Zijn opleiding was zorgvuldig uitgestippeld en was erg duur. In tegenstelling tot zijn broer George, die een gedeelte van zijn militaire training vervulde in Duitsland, werd Alexander opgeleid in Griekenland. Hij volgde een opleiding aan de prestigieuze Hellenic Military Academy, waar verschillende ooms van hem hadden gestudeerd en waar hij meer bekendkwam te staan om zijn mechanische kundigheden dan om zijn intellectuele kunnen. Hij had een grote passie voor auto's en motoren en was één van de eerste Grieken die een eigen auto had. Hij verwierf aanzien op het front ten tijde van de Balkanoorlogen van 1912-1913. Als een jonge officier werd hij samen met zijn oudere broer gestationeerd in de eenheid van zijn vader. Alexander was ook betrokken bij de inname van Thessaloniki in 1912. Koning George I van Griekenland werd vermoord en Alexanders vader Constantijn werd verheven tot koning. Aspasia Manos In 1915 kwam Alexander, op een feest van Theodore Ypsilanti in Athene, in contact met zijn vroegere jeugdvriendin Aspasia Manos. Ze was net teruggekeerd van opleidingen in Frankrijk en Zwitserland en werd omschreven als beeldschoon door haar kennissen. Ze was de dochter van de paardenmeester van Constantijn I, kolonel Petros Manos en zijn vrouw Maria Argyropoulos. De éénentwintigjarige Alexander was verliefd en vastberaden om haar aan zich te binden. Alexander besloot Aspasia te volgen naarhet eiland van Spetses, waar zij haar vakantie doorbracht. Aspasia was resistent tegen de charme van Alexander. Alexander stond bekend als een echte vrouwenjager. Uiteindelijk wist Alexander Aspasia voor zich te winnen en verloofden de twee zich in het geheim. Voor Constantijn en Sophia, maar ook voor alle koningshuizen van Europa, was het ondenkbaar dat een koninklijke prins zou trouwen met een meisje van een andere maatschappelijke klasse. Eerste Wereldoorlog Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog besloot Constantijn I een politiek van neutraliteit na te streven. Toch was hij openlijk welwillend tegenover het Duitse Keizerrijk dat samen met Oostenrijk, Bulgarije en het Ottomaanse Rijk vocht tegen de Triple Entente, bestaande uit Rusland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Constantijn was de zwager van de Duitse keizer Wilhelm I en voelde genegenheid richting Duitsland vanwege zijn militaire opleiding in Pruisen. Zijn openlijke steun voor Duitsland leidde tot een breuk tussen de koning en de Griekse minister-president Eleftherios Venizelos. Venizelos wilde de Entente steunen, in de hoop het Griekse grondgebied uit te breiden en de Griekse minderheden in het Ottomaanse Rijk en de Balkan weer in te lijven bij het moederland. Onder bescherming van de landen van de Entente, in het bijzonder Frankrijk, vormde Venizelos een regering die parallel opereerde met die van de koning. Ondanks dat delen van Griekenland waren bezet door de Triple Entente, weigerde Constantijn I zijn politiek te wijzigen en open oppositie toe te staan van de Entente en de Venizelisten. In juli 1916 ruïneerde een aanval door middel van brandstichting het Paleis van Tatoi en kon de Griekse koninklijke familie nauwelijks ontkomen aan het vuur. Alexander raakte niet gewond, maar zijn moeder redde haar dochter Catherine van Griekenland en Denemarken op het nippertje. Zestien mensen overleefden de brand niet. Constantijn I kreeg op 10 juni 1917 het bevel van Charles Jonnart, de Hoge Commissaris van de Entente in Griekenland, om zijn functie neer te leggen. Onder druk van de aangekondige landingen van Entente-eenheden in Piraeus gaf de koning toe en besloot zelf in ballingschap te treden. Constantijn benadrukte dat hij niet aftrad. De Geallieerden wilden niet dat Griekenland zou veranderen in een republiek en zochten naar een geschikte opvolger binnen de familie van Constantijn. Oudste zoon George werd net als zijn vader gezien als pro-Duits. De broer van Constantijn, George van Griekenland, weigerde de aanstelling. Hij wilde niet meer in het publieke leven treden na een moeilijke ambtsperiode als Hoge Commissaris in Kroatië van 1901 tot 1905. Daarnaast wilde George loyaal blijven aan zijn broer. Zo werd Alexander, als tweede koningszoon, gekozen als de nieuwe monarch van Griekenland. Regeerperiode Troonsbestijging Het ontslag van Constantijn I als koning van Griekenland werd niet unaniem ondersteund door de Triple Entente. Ondanks dat Frankrijk en Groot-Brittannië geen actie ondernamen tegen de acties van Jonnart, tekende Rusland protest aan in Parijs. Sint-Petersburg eiste dat Alexander niet de titel van koning zou krijgen, maar die van regent, teneinde de rechten van Constantijn en zijn opvolger George II te behouden. De protesten van Rusland werden terzijde gelegd en Alexander besteeg de Griekse troon. Alexander legde de eed van loyaliteit aan de Griekse constitutie af op 11 juni 1917 in de balzaal van het Koninklijk Paleis. Naast de aartsbisschop van Athene waren alleen Constantijn I, George II en de minister-president van Constantijn I, Alexandros Zaimis, aanwezig bij de plechtigheid. Er waren geen festiviteiten. De 23-jarige had een gebroken stem en tranen in zijn ogen toen hij zijn declaratie maakte. Hij wist dat de Venizelisten en de Entente de echte macht in handen zouden houden en dat zowel zijn vader als broer officieel geen afstand hadden gedaan van de troon. Constantijn had zijn zoon laten weten dat hij hem alleen erkende als regent, maar niet als een echte koning. De avond na de eedaflegging besloot de koninklijke familie om het koninklijk paleis in Athene te verlaten en zich terug te trekken in het Paleis van Tatoi. De inwoners van Athene waren tegen het ballingschap van hun soeverein en smeekten Constantijn I en zijn familie om de stad niet te verlaten. Op 12 juni ontvluchtte Constantijn en zijn familie de stad. Op het paleis van Tatoi liet Constantijn Alexander nogmaals weten dat Alexander de kroon alleen in bewaring hield. Het zou de laatste keerzijn dat Alexander fysiek contact met zijn familie zou hebben. De volgende dag vertrokken Constantijn, Sophia en al hun andere kinderen naar Oropos, waar zij in ballingschap zouden leven. Marionet koning Alexander kwam in een isolement terecht nadat zijn familie in ballingschap was getreden. Het koninklijk huis bleef onpopulair bij de Venizelisten en vertegenwoordigers van de Entente adviseerden de ooms en tantes van Alexander, waaronder prins Nicolaas van Griekenland, om Griekenland te verlaten. Uiteindelijk volgde de familie het voorbeeld van Constantijn. De koninklijke huishouding werd vervangen door vijanden van de voormalige koning en de bondgenoten van Alexander werden gevangengenomenof werden van hem verwijderd. Portretten van het koninklijk huis werden van publieke gebouwen weggehaald en de nieuwe ministers van Alexander noemde Alexander de "zoon van een verrader". Op 26 juni 1917 werd de koning gedwongen om de republikein Eleftherios Venizelos te benoemen tot hoofd van de regering. Ondanks de beloften van de Entente dat minister-president Zaimis mocht aanblijven, werd Venizelos aangesteld en moest Zaimis aftreden. Alexander voerde direct oppositie tegen de visie van Venizelos. President Venizelos dreigde Alexander af te zetten en te vervangen door zijn minderjarige broer Paul. Een speciale raad zou dan in de naam van Paul opereren. De landen van de Entente grepen in en vroegen Venizelos zich in te houden. Alexander hield de kroon in zijn bezit. Onder constante bewaking van de aanhangers van Venizelos werd de monarch snel een gevangene in zijn eigen paleis. Zijn bevelen werden genegeerd. Alexander had geen ervaring met staatszaken. Ondanks de moeilijke situatie probeerde Alexander er het beste van te maken en de verantwoordelijkheden van zijn vader zo goed als mogelijk waar te nemen. Vanwege de gespannen verhoudingen tussen de monarch en de regering deed Alexander nauwelijks moeite om de officiële documenten door te nemen. Zijn functies waren beperkt binnen de Griekse politiek, maar Alexander kreeg toch toestemming om het front in Macedonië te bezoeken. Hij probeerde de Griekse en geallieerde groepen te ondersteunen. Griekse expansie Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog was Griekenland, vergeleken met 1914, gegroeid in landoppervlakte. Het Verdrag van Neuilly (1919) en het Verdrag van Sèvres erkenden de huidige grenzen van Griekenland. Het grootste gedeelte van Thracië (vroeger verdeeld tussen Bulgarije en Turkije) en verschillende eilanden zoals Imbros en Tenedos behoorde voortaan tot Griekenland. De regio van Smyrna werd een mandaatgebied. Het koninkrijk van Alexander werd met ongeveer een derde vergroot. Venizelos eigende zich de meeste credits toe en vertrok naar Parijs voor de vredesonderhandelingen met het Ottomaanse Rijk en Bulgarije. Bij terugkomst in augustus 1920 ontving Venizelo een laurierkroon van de koning voor zijn werk. Ondanks hun veroveringen hoopten de Grieken nog steeds om hun Megali Idea te verwezenlijken. Daarnaast wilden ze Constantinopel en grote delen van het Ottomaanse Rijk annexeren. De Grieken vielen Anatolië binnen en wilden Ankara veroveren. Hun doel was om de Turkse tegenstand onder leiding van Mustafa Kemal te vernietigen. Deze aanval luidde de Grieks-Turkse Oorlog (1919-1922) in. Gedurende de regeerperiode van Alexander boekte het Griekse leger succes op succes. De oorlog werd echter gewonnen in 1922 door de revolutionaire eenheden van Kemal. Op 12 juni 1917, de dag na de troonsbestijging, openbaarde Alexander zijn verhouding met Aspasia Manos aan zijn vader. Alexander vroeg toestemming om met haar te mogen trouwen. Constantijn was onwillig om zijn zoon te laten trouwen met iemand zonder koninklijke achtergrond. Hij verzocht Alexander om te wachten totdat de oorlog voorbij was. Alexander ging hiermee akkoord. In de maanden die zouden volgen, ergerde Alexander zich aan de scheiding met zijn familie. De brieven die hij aan zijn ouders schreef werden onderschept en in beslag genomen. Alexanders enige troost was Aspasia en hij besloot, ondanks de belofte aan zijn vader, met haar in het huwelijk te treden. De huidige dynastie van Griekenland was van Duits-Deense origine en Constantijn en Sophia werden door de Venizelisten als te Duits gezien. Het huwelijk van de koning met een Griekse werd gezien als een mogelijkheid om het koningshuis een meer Griekse tint te geven. Toch waren de Venizelisten bang dat Alexander via zijn schoonvader, kolonel Manos, kon communiceren met zijn familie in ballingschap. Zowel de Venizelisten als de aanhangers van Constantijn I waren geen voorstander van het huwelijk. Minister-president Venizelos waarschuwde Alexander dat een huwelijk met Aspasia niet goed zou vallen in de ogen van het volk. In maart 1918 bracht de Engelse prins Arthur van Connaught en Strathearn een bezoek aan Athene om de koning de Orde van het Bad te overhandigen. Alexander was bang dat er over een huwelijk tussen hem en prinses Mary Windsor werd gediscussieerd. Het huwelijk zou de banden tussen Engeland en Griekenland versterken. Tot opluchting van Alexander vroeg Arthur om een ontmoeting met Aspasia. Hij suggereerde dat hij ook met Aspasia zou trouwen als hij nog jonger was geweest. Voor de buitenlandse grootmachten, in het bijzonder de Britse ambassadeur, werd het huwelijk als een positieve ontwikkeling gezien. De Britse autoriteiten vreesden dat Alexander zou abdiceren als hij niet met Aspasia mocht trouwen. De Britten wilden voorkomen dat Griekenland zou veranderen in een republiek. Een republiek zou een toename van de Franse invloed in het gebied betekenen. De ouders van Alexander waren niet gelukkig met het aankomende huweljk. Sophia keurde het huwelijk van haar zoon met een meisje van een lagere klasse af. Constantijn opperde uitstel, zodat hij zijn zoon naar het altaar kon brengen. Alexander bracht een bezoek aan Parijs aan het einde van 1918. De familie hoopte contact te kunnen leggen met de koning nu hij in het buitenland verbleef. Toen koningin Sophia probeerde haar zoon aan de telefoon te krijgen, werd het telefoongesprek onderschept door een minister dien liet weten dat de koning niet kon reageren aan de telefoon. Alexander heeft nooit geweten dat zijn moeder hem heeft gebeld. Publiek schandaal Met de hulp van Aspasia's zwager, Christo Zalocostas, lukte het na drie mislukte pogingen, om in het geheim te trouwen voor een koninklijke predikant, Archimandrite Zacharistas. Alexander en Aspasia gaven elkaar het jawoord op 17 november 1919. Nade ceremonie moest de archimandrite absolute geheimhouding zweren. Hij verbrak zijn belofte echter en biechtte het huwelijk op aan de aartsbisschop van Athene, Meletius Metaxakis. Volgens de Griekse grondwet moesten leden van de koninklijke familie toestemming vragen om te trouwen aan zowel de soeverein als het hoofd van de Griekse Orthodoxe Kerk. Dit huwelijk zonder de goedkeuring van de aartsbisschop veroorzaakte dan ook een groot schandaal. Ondanks de afkeuring van de unie, accepteerde Venizelos dat Aspasia en haar moeder intrek zouden nemen in het koninklijk paleis. Dit mocht enkel op de voorwaarde dat het huwelijk geheim zou blijven. De informatie lekte uit en Aspasia moest Griekenland ontvluchten. Aspasia vluchtte naar Rome en later naar Parijs. Zes maanden na het vertrek van Aspasia voegde Alexander zich bij zijn vrouw in Parijs. Alexander en Aspasia mochten niet samen op officiële gebeurtenissen verschijnen. Tijdens hun huwelijksreis in Parijs werden Aspasia en Alexander ooggetuige van een ongeluk in de buurt van Fontainebleau. Bij het ongeluk was de graaf van Kergariou betrokken. De koning reed de gewonde naar het ziekenhuis met zijn eigen auto. Aspasia, die was opgeleid tot verpleegster in de Eerste Wereldoorlog, verleende eerste hulp. De graaf was ernstig gewond en overleed niet veel later, nadat zijn beide benen waren geamputeerd. De regering gaf toestemming aan het koppel om in het midden van 1920 terug te keren naar Griekenland. Aspasia werd niet erkend als koningin, maar stond bekend als "Madame Manos". In eerste instantie verbleef Aspasia bij haar zuster in de Griekse hoofdstad Athene, maar ze nam al snel haar intrek in het paleis Tatoi. Gedurende deze periode raakte ze in verwachting van Alexander. Overlijden Op 2 oktober 1920 raakte Alexander gewond toen hij aan het wandelen was op het landgoed van Tatoi. Een berberaap, die eigendom was van de beheerder van de wijnstokken, werd aangevallen door de Duitse herder van de koning. Alexander probeerde de twee dieren van elkaar te scheiden. Gedurende deze interventie, werd Alexander in zijn been en borst gebeten door een andere aap. Niet veel later arriveerde de knechten en joegen de apen weg. De apen zouden later worden gedood. De wonden van de koning werden schoongemaakt en verbonden, maar niet uitgebrand. Alexander nam het incident niet serieus genoeg en wilde niet dat het zou worden gepubliceerd. De wonden raakten nog diezelfde avond geïnfecteerd. Alexander ondervond een hevige koorts en later volgde een bloedvergiftiging. De doktoren opperden dat het been moest worden geamputeerd, maar niemand wilde de verantwoordelijk nemen voor zo'n drastische maatregel. Op 19 oktober 1920 raakte Alexander in een verwarde toestand en vroeg hij om zijn moeder, maar de Griekse overheid weigerde Sophia toegang tot Griekenland. Sophia verbleef in Zwitserland. Uiteindelijk kreeg grootmoeder Olga, weduwe van koning George I, toestemming om naar Athene terug te keren om haar kleinzoon bij te staan. Olga ondervond problemen onderweg en Alexander was al gestorven toen zijn grootmoeder arriveerde. Alexander was overleden om 4 uur in de middag op 25 oktober 1920. De andere leden van het koningshuis vernamen het nieuws die avond via een telegram. Twee dagen na de dood van de koning werd hij opgebaard in de Kathedraal van Athene. Het lichaam verbleef in de kathedraal tot de uitvaart op 29 oktober. De Griekse koninklijke familie kreeg geen toestemming om terug te keren naar Griekenland. Koningin Olga en prinses Aspasia waren de enige leden van de familie die de uitvaart bijwoonden. Buitenlandse delegaties waren onder andere prins regent Alexander I van Joegoslavië, Helena Petrovna van Servië, de Zweedse kroonprins Gustaaf VI Adolf vanZweden en de Zweedse prins Eugenius van Zweden. Na de dienst in de kathedraal werd het lichaam van Alexander geborgen op het landgoed van Tatoi. De Griekse koninklijke familie heeft de regeerperiode van Alexander nooit gezien als legitiem. Op de koninklijke begraafplaats staat op het graf van Alexander "Alexander, zoon van de koning van Griekenland, Prins van Denemarken", terwijl de andere monarchen de titel "Koning van Denemarken, Prins van Denemarken" op hun graf hebben staan. Alexander regeerde als vervanger van zijn vader van 14 juni1917 tot 25 oktober 1920. Trivia - De stad Alexandroupoli in de provincie Thracië in Griekenland werd vernoemd naar de koning | van Griekenland, koning Alexander (I5594)
|
175 | Alexander werd voortijdig, geboren om 2:45 s nachts op 6 april 1871 in het Sandringham House. Door de premature bevalling werd de kleine Alexander als ziekelijke baby geboren en stierf vierentwintig uur na zijn geboorte. Hij werd gedoopt inbesloten kring op de avond na zijn geboorte door dominee W. Lake Onslow. De Prins en Prinses van Wales, een hofdame en een dokter waren bij die ceremonie aanwezig. Ook al werd hij gedoopt als Alexander John Karel Albert, hij stond in de familie bekend als John. Achtenveertig jaar later begroef ook Johns broer, koning George V zijn jongste zoon, Prins John. De koning schreef in zijn dagboek, op 21 januari 1919: "Lieve kleine Johnnie werd in het kerkhof naast broer John gelegd". Koningin Alexandra schreef het volgende in haar dagboek: "Nu liggen onze twee lievelingen Johnnies zij aan zij". De prins werd in de Sandringham Kerk (de Kerk van St Mary Magdalene), begraven | van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Ierland, prins Alexander John Karel Albert (I14910)
|
176 | Alexander, 1e graaf van Athlone, was een lid van de Britse koninklijke familie. Hij was een broer van de Britse koningin Mary. Hij werd opgeleid aan Eton College en volgde daarna een militaire opleiding aan Sandhurst. Daarna diende hij in het regiment van The Queen's own Huzaren. In die hoedanigheid nam hij deel aan de Tweede Boerenoorlog. Vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd hij benoemd tot gouverneur-generaal van Canada, maar nadat de oorlog was uitgebroken wist hij zijn zwager, koning George V ervan te overtuigen hem van die verplichting te ontheffen, opdat hij in het leger kon deelnemen aan de strijd. Hij diende gedurende de gehele oorlog. In 1904 was hij getrouwd met prinses Alice, een kleindochter van koningin Victoria. Gedurende de Eerste Wereldoorlog had koning George V besloten om de Duitse naam van zijn huis (Saksen-Coburg-Gotha) te veranderen in het Engelse Windsor. Tegelijk deed hij afstand van alle Duitse titels die het koninklijk huis nog bezat. Hierop besloot ook Alexander afstand te doen van zijn Duitse titel Teck. Hij nam de naam van zijn moeder - Cambridge - aan en ontving even later de titel graaf van Athlone. In 1923 werd hij benoemd tot gouverneur-generaal van de Unie van Zuid-Afrika als opvolger van zijn neef Arthur van Connaught. In 1940 vervulde hij diezelfde functie opnieuw in Canada. Daar verleenden hij en zijn vrouw gastvrijheid aan de Nederlandse kroonprinses Juliana met haar dochters. In 1946 keerde hij terug naar Engeland en vestigde zich in Kensington Palace. In 1953 woonde hij nog de kroning bij van zijn achternicht Elizabeth | von Teck, Alexander Augustus Frederik Willem Alfred George (I14139)
|
177 | Alexander, grootvorst van Rusland, was een kleinzoon in mannelijke lijn van tsaar Nicolaas I. Door zijn huwelijk was Alexander de zwager van de tsaar geworden en had hij een bevoorrechte positie aan het hof. Hij was intelligent en ambitieus, en bekleedde een korte tijd de post van Minister van de Handelsvloot, een functie die speciaal voorhem in het leven was geroepen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog wijdde de grootvorst zich aan de problemen van de militaire luchtvaart, maar de successen die hij hierin behaalde, waren niet algemeen bekend aan het hof en in de politiek. Alexander bleef echter niet altijd onbekend in de politiek. Hij publiceerde namelijk een boek, waarin een vrijmoedig standpunt neerzette: hij schreef dat de tsaar enkel zijn meest naaste familieleden op de belangrijke regeringsfuncties moest zetten. Na de Russische Revolutie gingen Alexander en Xenia uit elkaar, waarna Xenia zich in Engeland vestigde | van Rusland, grootvorst Alexander Michajlovitsj (I12076)
|
178 | Alexander, grootvorst van Rusland. Toen Alexander geboren werd was zijn vader nog tsarevitsj van Rusland en zijn grootvader Alexander II tsaar van Rusland. Na zijn oudere broer, grootvorst Nicolaas, was grootvorst Alexander derde in lijn van troonopvolging. Alexander stierf aan hersenvliesontsteking en haalde dus niet zijn eerste verjaardag. Zijn ouders hebben hem na zijn dood gefotografeerd en laten tekenen om een herinnering aan hem te hebben | van Rusland, grootvorst Alexander Aleksandrovitsj (I12074)
|
179 | Alexander, hertog van Württemberg. Door toedoen van oom Leopold trad Frederik Willem op 17 oktober 1837 te Versailles in het huwelijk met prinses Marie Christiane van Orléans. Zijn echtgenote overleed al in 1839. Voordien was uit dit huwelijk echter één zoon geboren | von Württemberg, hertog Friedrich Wilhelm Alexander (I16032)
|
180 | Alexander, prins der Nederlanden, op zijn Russisch bijgenaamd Sasja. Ter gelegenheid van zijn geboorte ontving zijn moeder Anna Paulowna van koning Willem I het Czaar Peterhuisje in Zaandam. Bij de doop van Alexander op 24 augustus (tevens de zesenveertigste verjaardag van koning Willem I) 1818 was zijn overgrootmoeder van vaders kant, de bejaarde prinses Willemijn nog aanwezig. Alexander had met zijn broers Willem en Hendrik, en zijn zusje Sophie een gelukkige jeugd. Toen hij tien jaar oud werd benoemde koning Willem I zijn kleinzoon tot kolonel. Alexander ontving op die dag ook het grootkruis van de Orde van de Nederlandse Leeuw en zijn eerste paard. Alexander zou zijn leven lang een passie voor paarden houden. In 1836 ging Alexander studeren in Leiden, waar zijn broer Willem al enige tijd verbleef. Tijdens zijn studietijd kreeg hij een ongeluk waar hij nog lange tijd last van zou houden. Tijdens een zware novemberstorm waren de prinsen Willem en Alexander onderweg van Leiden naar Den Haag. De weg door het [Haagse] bos was zo volledig versperd dat zij verplicht waren hun rijtuig te verlaten en te voet verder te gaan. Toen zij het deel van het bos bereikte dat het dichtst bij Den Haag was, vielen de bomen van alle kanten schreef Charlotte Disbrowe, dochter van de Engelse gezant in haar memoires een viel er van een kant die ze niet verwacht hadden. De Baron greep de erfprins die naast hem liep en duwde hem uit het gevaar, maar prins Alexanderwerd geraakt door de vallende takken en neer gesmeten. Het duurde enige tijd voordat het lukte hem te bevrijden, daar dat gedaan moest worden door de grond af te graven. Van Alexanders studie in Leiden is in academische zin weinig terechtgekomen. Wel ontwikkelde hij een interesse in numismatiek. Alexander reisde veel. Zo bezocht hij meerdere malen het Verenigd Koninkrijk. In de zomer van 1839 reisde hij af naar het hof van zijn oom, de Russische tsaar Nicolaas I, waar hij vele ontvangsten, bals en parades meemaakte, meestal in aanwezigheid van de tsaar zelf. Ook was Alexander op 7 september aanwezig bij de herdenking van de Slag bij Borodino, bijwelke gelegenheid de tsaar hem de eretitel Chef van het Regiment Dragonders van Noworossisk verleende. Enkele dagen verscheen Alexander inzijn nieuwe dragonderuniform aan het hof en verleende de tsaar hem het grootkruis in de Orde van Sint-Andreas de Eerstgeroepene. Alexander heeft dit uniform en het Russische ordeteken ook in Nederland gedragen, zoals op 15 februari 1843 bij een bal ten huize van de Russische gezant. In 1846 vergezelde Alexander zijn moeder op een lange reis door Italië. Deze reis voerde hem naar Genua, waar hij en Anna Paulowna dineerden bij prins Hendrik aan boord. Ook woonden zij de eerstesteenlegging bijvan een monument voor de ontdekkingsreiziger Columbus. In Rome had Alexander een ontmoeting met paus Pius IX. Alexander woonde enige tijd met zijn broer Hendrik op paleis Noordeinde in Den Haag. Rond 1842 bewoonde Alexander een huis achter de Haagse Kloosterkerk, dat er volgens ordonnansofficier Matthes nogal klein uitziet voor een prins, maar het interieur was charmant. In 1845 verhuisde hij naar de Haagse villa Boschlust die hij in 1844 had aangekocht. De villa verviel na zijn dood aan zijn ouders. Koningin-Weduwe Anna Paulowna heeft er nog korte tijd gewoond nadat zij in 1849 het koninklijk paleis aan de Kneuterdijk had verlaten. Persoonlijkheid Alexander stond bekend als een spontane man met veel vrienden. Hij interesseerde zich schijnbaar weinig voor vrouwen, daar zijn schoonzuster Sophie in 1847 schreef: "Hij weet nog niet wat een vrouw is." Alexanders grootste passie was de jacht. In 1834 kreeg hij van zijn vader op Soestdijk zijn eigen jachthuisje. In 1839 werd op Het Loo The Royal Loo Hawking Club opgericht, waarvan Alexander en zijn broer Willem onmiddellijk lid werden. Het volgende jaar werd Alexander zelfs voorzitter. Zijnpassie voor de valkenjacht blijkt uit een brief die hij vanaf Het Loo aan zijn vader schreef: 'Ik verlang er ontzettend naar om op Het Loo te blijven, waar het vluchtbedrijf dit jaar schitterend is. U zult misschien mijn gedrag en mijn beslissing kwalijk nemen, mijn beste vader, maar denk er ook aan, lieve vader, dat dit mijn enige ontspanning en enige genoegen is waar ik werkelijk van houd.' Na de dood van Alexander kwam er snel een eind aan de dure valkenjacht op Het Loo. The Royal Loo Hawking Club werd in 1855 opgeheven. Naast de jacht had Alexander een grote liefde voor paarden. Hij fokte (voornamelijk Friese) paarden op Het Loo. Alexander bezocht graag paardenrennen, waaraan ook zijn eigen kostbare paarden meededen. Zo liet AnnaPaulowna voor haar zoon aan het begin van de jaren 40 voor 4000 gulden een renpaard uit Engeland komen. Alexander had gevoel voor humor en hij hield ervan nieuwe dingen uit te proberen. Hij verscheen eens op een gekostumeerd bal in volledig harnas. Ook was hij de eerste Oranje die zich liet fotograferen en de eerste die een fiets bezat. Koningin Sophie beschreef haar zwager, prins Alexander, die ze van zeer nabij heeft meegemaakt: Alexander was groot en sterk, een tamelijk mooie man, heel handig in lichamelijke oefeningen. Zijn intelligentie blonk uit door logica, maar had geen enkele diepgang. Door zijn half-Russische natuur had hij een wreed trekje, hij hield ervan dieren te kwellen, om ze te zien lijden. Hij overleed op 30-jarige leeftijd zonder ooit een vrouw gekend te hebben. Eén enkele keer leek hij kortstondige gevoelens te hebben voor een Engelse die hij op Het Loo ontmoette, Miss Cecilia Gore (lady Edward Thynne) die net zo goed paard reed en jaagde als hij. Hij hield van paardrennen, maar hij werd erg dik, erg zwaar en hij wilde afvallen. Zijn maag werd met heftige remedies bestookt. Hij werd erg ziek. De vreselijke dokter Everard onderschatte zijn lijden, dacht dat hij teringlijder was en slaagde hem te verwoesten. Hij leed zes maanden lang, werd naar Madeira gestuurd, waar hij helemaal alleen en ongelukkig aan zijn einde kwam. De autopsie toonde aan dat zijn longen gezond waren en zijn maag verwoest was. Dit was een kleurloos bestaan en een treurig eind. Carrière Alexander was de lievelingszoon van zijn ouders. Zij vonden hem stabieler en volgzamer dan zijn oudere broer, de latere koning Willem III. Als tweede zoon was hij voorbestemd voor het leger. Tijdens de strijd tegen de Belgen in de jaren 1833-1834 is Alexander, toen ongeveer zestien jaar oud, met zijn vader en zijn broer Willem bij tijd en wijle bij het leger in het veld geweest. Alexander diende korte tijd de marine, maar hij stapte al snel over naar de cavalerie. Hij was een uitstekend ruiter en diende als luitenant-generaal en inspecteur der cavalerie. Deze laatste functie bekleedde hij tot zijn dood. Ordonnansofficier Eliza Pieter Matthes schreef in zijn dagboek dat hij de indruk had dat "hij een behoorlijke kennis heeft over dat wapen." Matthes voegde eraan toe dat het jammer was dat de prins slechts in naam Inspecteur Generaal was, want "wij zouden er niet bij verliezen als hij dat effectief zou worden." Het Regiment Huzaren Prins Alexander werd naar hem genoemd. In het najaar van 1844 opperde koning Willem II het plan Alexander te benoemen tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Onder meer de Minister van Koloniën, Jean Chrétien Baud, tekende bezwaar aan. Uiteindelijk kreeg Alexander de positie niet. Huwelijksplannen Toen zijn broer net gehuwd was (zo rond 1840) werd er gespeculeerd dat Alexander zou huwen met koningin Isabella II van Spanje, zodra zij de huwbare leeftijd zou bereiken. Maar omdat Isabella katholiek was, zag vader Willem II de voordelen van het huwelijk niet en werd het plan verworpen. Ook is er enige tijd sprake van geweest dat Alexander de latere Engelse koningin Victoria zou huwen. Om die reden reisde kroonprins Willem (de latere koning Willem II) aan het eind van de jaren 30 met zijnbeide oudste zonen naar Engeland. Victoria schreef haar oom Leopold, de Belgische koning: "De jongens [Alexander en Willem] zijn erg gewoontjes en hebben een mengsel van Mongools en Nederlands in hun gezicht, ze zien er bovendien zwaar, saai en angstig uit en ze zijn absoluut niet innemend." Alexander bleef ongetrouwd en verwekte voor zover bekend geen kinderen. Ziekte en overlijden Alexander is nooit meer volledig hersteld van het ongeluk dat hem op jonge leeftijd overkwam. Zijn zwakke gezondheid bleef een bron van zorg voor de familie, hoezeer hij die ook probeerde te verbergen. Alexander spaarde zich zelden. "Ik weet niet of hij op enige manier gewond was geraakt door de boom die bovenop hem viel," vervolgde Charlotte Disbrowe, "of dat hij zichzelf schade aan had gedaan door te vermageren tot jockeygewicht, maar hij was bijna twee meter lang, dus dat laatste zou drastische maatregelen vereist hebben. Vaak als ik met hem danste merkte ik dat hij buiten adem was, dat het zweet op zijn voorhoofd stond, en ik wilde dat ik de moed had hem te smeken op te houden." Ook Alexanders schoonzuster, Sophie, uitte zich in een brief aan lady Malet over de ziektetoestand van haar zwager: Hij loopt als een oude man en heeft voortdurend koorts en opgezette klieren. Sinds een maand houdt hij verblijf op Het Loo, maar eris geen sprake van verbetering. (...) Sophie had, zo schreef ze, lange rijtoeren tête à tête met hem gemaakt en geluisterd naar zijn week gepraat over zijn gezondheid en zijn problemen. Vaak dacht ik bij mezelf, het is net alsof ik alleen ben met een oud wijf. Als vermeend tuberculoselijder bezocht Alexander in november 1847 Madeira, waar hij verbleef in de Quinta Vigia. Het klimaat zou een heilzame uitwerking op zijn kwaal hebben. Alexander stierf daar echter op 20 februari 1848, 29 jaar oud, hetgeen voor zijn ouders een zware slag was. Bij het horen van het droevige bericht op 17 maart 1848 sprak koning Willem II: "Wij wandelen als op graven. De aarde is niets dan een groot graf, dat alle grootheid, eer en roem verslindt." Anna Paulowna schreefop 30 maart aan haar broer, tsaar Nicolaas: "Onze Sasja is dood! en wij hebben deze slag overleefd! [...] Hij kent nu vrede, maar wij moeten verder zonder hem, in deze wereld, waarin hij geen vijanden had, hij die voor mij de meest liefhebbende zoon en trouwste kameraad was!" Anna Paulowna liet veel dingen die aan haar zoon herinnerden naar Soestdijk brengen, waaronder zijn jachthonden Caron en Ditch, die ze ieder jaar op zijn sterfdag bezocht. Alexander werd in een opvallende schildpadvormige kist bijgezet in de Grafkelder van Oranje-Nassau in de Nieuwe Kerk te Delft, op Goede Vrijdag 21 april 1848. Bij deze bijzetting waren namens het koninklijk huis alleen zijn broers Willem en Hendrik aanwezig. Na de dood van Alexander weigerde zijn broer Willem zijn verjaardag te vieren op zijn geboortedag 19 februari. Tot 1859 werd zijn verjaardag gevierd op 17 juni, de geboortedag van zijn vrouw Sophie. Militaire rangen Koninklijke Landmacht - Kolonel (2 augustus 1828) - Commandant van het nu Garderegiment Grenadiers en Jagers - Generaal-Majoor der Cavalerie (2 augustus 1839 - najaar 1840) - Luitenant-Generaal der Cavalerie (najaar 1840- 21 februari 1848) - Inspecteur-Generaal der Cavalerie (najaar 1840- 21 februari 1848) Keizerlijk Russisch leger (erecommando) - Chef van het Regiment Dragonders van Noworossisk (26 augustus 1839 - 19 maart 1848) Onderscheidingen - Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw (2 augustus 1828) - Grootkruis in de Koninklijke Orde van de Welfen (1836) - Grootkruis in de Orde van Sint-Andreas de Eerstgeroepene (10 september 1839) | van Oranje-Nassau, prins Willem Alexander Frederik Constantijn Nikolaas Michiel (I10308)
|
181 | Alexander, prins van Oranje, prins der Nederlanden. Vanaf het overlijden van zijn broer Willem op 11 juni 1879 tot aan zijn dood was Alexander de kroonprins. Hij werd echter nooit koning, want zijn vader overleefde hem. Biografie Prins Alexander was van jongs af aan nerveus en ziekelijk. Voor zijn moeder was dat reden hem met veel zorg te omringen. Zijn vader ergerde zich daaraan. In tegenstelling tot zijn oudste broer was prins Alexander gedisciplineerd, intellectueel en las hij veel. In de periode 1871-1874 studeerde hij aan de Rijksuniversiteit Leiden, zonder ergens in af te studeren. Nadien woonde hij in de voormalige woning van Johan de Witt aan de Kneuterdijk te Den Haag. De koning, die alles financierde, wilde dat Alexander op eigen benen kwam te staan, vandaar dat hij een eigen hofhouding kreeg. In 1876 installeerde zijn oudoom prins Frederik hem als lid van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden. In 1881 volgde hij prins Frederik na diens dood op als Grootmeester. Bij de uitvaart van zijn moeder, koningin Sophie, in de Nieuwe Kerk te Delft raakte Alexander buiten zichzelf van wanhoop. Vlak voordat de kist in de grafkelder werd gedragen kwam Alexander naar voren, omklemde de kist met beide handen en bedekte het hout met kussen. Het was zijn broer Willem die hem weer in het gareel wist te krijgen. Prins Alexander bezocht zijn broer in Parijs nu en dan wanneer hij op doorreis was naar Algiers. Na het overlijden van zijn moeder in 1877 en zijn oudste broer in 1879 vereenzaamde de prins. Hij deed nog van zich spreken door twee opmerkelijke brochures: Nadere toelichting van mijnen brief van den 17en September 1879, waarin hij toelichtte waarom hij als kroonprins de opening van de zitting van de Staten-Generaal (op de derde maandag van september, dus 17 september 1879) toch niet wilde bijwonen (hij was alleen aanwezig in 1874 en 1876 toen hij nog geen kroonprins was), en Een vermoedelijk slotwoord door Alexander, Prins der Nederlanden. Prins Alexander stierf ongehuwd en kinderloos op 32-jarige leeftijd op 21 juni 1884 aan vlektyfus. Omdat zijn vader, die met koningin Emma, zijn tweede vrouw, en hun dochtertje Wilhelmina een vakantiereis naar Duitsland en Zwitserland maakte, nietvan zins was om zijn verblijf aldaar te onderbreken, werd de begrafenis alsmaar uitgesteld. De koning keerde uiteindelijk pas op 15 juli 1884 terug. Prins Alexander werd op 17 juli 1884 bijgezet in de grafkelder van de Oranjes in de Nieuwe Kerk teDelft. Zijn halfzus Wilhelmina was vanaf zijn overlijden de troonopvolgster. Anderen over prins Alexander - Zijn moeder, december 1876: 'Mijn tweede zoon is een voortreffelijk mens, maar hij heeft geen charme voor vrouwen, en hij voelt ook niets voor hen.' - Minister Weitzel, 20 mei 1883, in zijn dagboek na een diner bij de prins: 'Ik vond de prins geheel anders dan ik mij had voorgesteld. (...) Hij is een zeer ontwikkeld en zeer onderhoudend man die over velerlei zaken met kennis en oordeel spreekten die met bescheidenheid luistert of met scherpzinnigheid inlichtingen vraagt als er onderwerpen ter sprake komen die hij niet voldoende machtig is. Men kan met hem redeneren, hij duldt tegenspraak zelfs al wordt die tot het uiterste volgehouden;hij schijnt voor overtuiging vatbaar te zijn, al geven zijne handelingen daarvan niet altijd de blijken. Het schijnt hem aan de geestkracht te ontbreken om zich zelf te dwingen; tegenover anderen, niet het minst tegen den Koning, is hij volhoudendgenoeg.' Eerbewijzen Mede dankzij zijn reizen was prins Alexander de bezitter van enige hoge ridderorden. Hij was sinds 1861 Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw en ook Grootkruis in de Orde van de Eikenkroon. Alexander is onder andere de naamgever van de Prins Alexanderpolder en daarmee van de deelgemeente Prins Alexander in Rotterdam. Televisieserie In 1998 werd door de KRO de televisieserie Wij Alexander uitgezonden, die het leven van prins Alexander als onderwerp had. De thrillerserie, die in het begin van de twintigste eeuw speelt, voert een door Jacques Commandeur gespeelde oude heer op, die - zo wordt gesuggereerd - wellicht prins Alexander zou zijn. Deze zou niet zijn overleden, maar wegens geestesziekte zijn weggestopt in een tehuis. Met flashbacks en veel historische details wordt een geloofwaardig verhaal opgezet, waarin een kistje met belastend materiaal de centrale aandacht krijgt. Het verhaal is deels op waarheid gebaseerd maar bewijzen zijn er tot op heden nooit gevonden. In de serie wordt gesuggereerd dat Wilhelmina deze bewijzen heeft verbrand | van Oranje-Nassau, prins Willem Alexander Carel Hendrik Frederik (I10307)
|
182 | Alexandra Amalie was een Beierse prinses uit het Huis Wittelsbach. Alexandra trouwde zelf niet. In 1850 dong Lodewijk Lucien Bonaparte naar haar hand, maar tot een huwelijk kwam het niet. Bonaparte was namelijk gescheiden en dat viel niet in goede aarde bij de Beierse koning. In plaats daarvan trad Alexandra in bij het aan de Heilige Anna gewijd klooster in München. Dit was een kloostergemeenschap die haar leden vooral betrok uit adellijke kringen. Daar bracht ze het tot abdis. Ze zette zich in voor de armenzorg en richtte in 1860 in haar geboortestad een armenkeuken in. Vanaf 1852 was de prinses ook als schrijfster actief. Ze publiceerde verschillende bundels als Weinachtsrosen (Kerstrozen, 1852), Feldblumen (Veldbloemen, 1856), Phantasie- und Lebensbilder (Fantasie- en Levensbeelden, 1858). Haar boeken genoten enige populariteit. De opbrengsten ervan kwamen ten goede aan de wezenzorg. De prinses leed aan verschillende zenuwkwalen, waarvan een ziekelijke smetvrees nog wel het meest in het oog sprong. Na haar overlijden werd haar lichaam bijgezet in de Theatinerkirche te München | von Bayern, prinses Alexandra Amalie (I576)
|
183 | Alexandra Nikolajevna Romanova werd binnen de familie Adini genoemd. Volgens de memoires van haar oudere zuster Olga Nikolajevna, was zij het favoriete kind van de tsaar, volgens de tsaar had alleen Alexandra het Pruisische uiterlijk van hun moeder geërfd. De tsaar noemde haar ook wel mijn kleine moppet. Alexandra was beroemd in de rijke kringen van Sint-Petersburg, dit vanwege haar schoonheid en haar levende persoonlijkheid. Ze was ook de muzikant van haar familie. Alexandra werd ernstig ziek door tuberculose kort voor haar trouwdag, dit zorgde voor problemen tijdens haar zwangerschap, dat kort na de trouwdag begon. Ze was nooit sterk genoeg om te reizen naar Hessen, om haar nieuwe positie te bekleden samen haar man. Ze bleven in Sint-Petersburg, waar haar gezondheid snel slechter werd. Ze beviel te snel van haar baby, drie maanden voor ze was uitgeteld. Ze baarde een zoon, Willem. Het jongetje stierf vlak na zijn geboorte, en Alexandra stierf later op dezelfde dag. Haar ouders waren kapot van haar dood, beiden bleven tot aan huneigen dood om Alexandra rouwen. Ze werd samen met haar zoontje in haar armen begraven in de Petrus en Pauluskathedraal te Sint-Petersburg. In de tuinen van het Peterhof dicht bij Sint-Petersburg, is een herdenkingsbankje met een klein buste van de Grootvorstin. Haar kamers in het paleis werden op verzoek van de tsaar en tsarina op precies dezelfde manier achtergelaten zoals Alexandradat had gedaan | van Rusland, Grootvorstin Alexandra Nikolajevna (I12080)
|
184 | Alexandra Nikolajevna Romanova werd binnen de familie Adini genoemd. Volgens de memoires van haar oudere zuster Olga Nikolajevna, was zij het favoriete kind van de tsaar, volgens de tsaar had alleen Alexandra het Pruisische uiterlijk van hun moeder geërfd. De tsaar noemde haar ook wel mijn kleine moppet. Alexandra was beroemd in de rijke kringen van Sint-Petersburg, dit vanwege haar schoonheid en haar levende persoonlijkheid. Ze was ook de muzikant van haar familie. Op 28 januari 1844 trouwde Alexandra met Frederik Willem Karel George Adolf, Landgraaf van Hessen-Kassel (1820-1884) in Sint-Petersburg. Haar man was de enige zoon van prins Willem van Hessen-Kassel en diens echtgenote prinses Louise Charlotte vanDenemarken. Alexandra werd ernstig ziek door tuberculose kort voor haar trouwdag, dit zorgde voor problemen tijdens haar zwangerschap, dat kort na de trouwdag begon. Ze was nooit sterk genoeg om te reizen naar Hessen, om haar nieuwe positie te bekleden samen haar man. Ze bleven in Sint-Petersburg, waar haar gezondheid snel slechter werd. Ze beviel te snel van haar baby, drie maanden voor ze was uitgeteld. Ze baarde een zoon, Willem. Het jongetje stierf vlak na zijn geboorte, en Alexandra stierf later op dezelfde dag op 10 augustus 1844. Haar ouders waren kapot van haar dood, beiden bleven tot aan hun eigen dood om Alexandra rouwen. Ze werd samen met haar zoontje in haar armen begraven in de Petrus en Pauluskathedraal te Sint-Petersburg. Tien jaar later, hertrouwde Frederik Willem met prinses Anna van Pruisen. In de tuinen van het Peterhof dicht bij Sint-Petersburg, is een herdenkingsbankje met een klein buste van de Grootvorstin. Haar kamers in het paleis werden op verzoek van de tsaar en tsarina op precies dezelfde manier achtergelaten zoals Alexandradat had gedaan. | van Rusland, Grootvorstin Alexandra Nikolajevna (I12081)
|
185 | Alexandra was als kleindochter van koning Eduard VII van het Verenigd Koninkrijk lid van het Britse koninklijk huis. Zij en haar zus Maud hadden als kleindochters van een Brits vorst in vrouwelijke lijn geen recht op een koninklijke titel maar kregen van hun grootvader de titel prinses en de aanspreektitel Hoogheid. Bij haar geboorte was ze vierde in lijn voor troonopvolging. Als kleindochter in vrouwelijke lijn van een Brits monarch had Alexandra geen recht op de titel prinses, maar kreeg ze de naam Lady Alexandra Duff, als dochter van een hertog. Haar vaderhad zijn hertogelijke titel twee dagen na zijn huwelijk met haar moeder gekregen. Toen later bleek dat haar ouders geen zoon zouden krijgen (ze hadden later nog een dochtertje, Maud, gekregen), kreeg haar vader een tweede titel van Hertog van Fifedie ook over kon gaan op een dochter bij gebrek aan een mannelijke erfgenaam. In 1905 werd Alexandras moeder tot Princess Royal benoemd door koning Eduard VII. Ook besloot hij dat Alexandra en haar zusje Maud de titel Prinses en de aanspreektitel Hoogheid zouden krijgen. Zonder verdere toevoeging. Vanaf dat moment ging Alexandra dus door het leven als Hare Hoogheid Prinses Alexandra. In december 1911 leed Alexandras familie schipbreuk voor de kust van Marokko, terwijl zij op weg waren naar Egypte. Ze bleven allemaal ongedeerd, maar Alexander kreeg pleuritis, waarschijnlijk als gevolg van de schipbreuk. Hij stierf in Aswan, Egypte, op 12 januari 1912. Prinses Alexandra volgde vervolgens haar vader op als de tweede hertogin van Fife en gravin van Macduff. Verdere levensloop Alexandra en Arthur traden regelmatig op namens Alexandras oom, koning George V, en later haar neef, koning George VI. Alexandra diende ook als regentes tussen 1937 en 1944, waarvoor ze namens de vorst optrad tijdens diens afwezigheid in het land. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende de prinses als zuster in het St. Marys Hospital in Paddington. Toen haar man werd aangesteld als gouverneur-generaal van de Unie van Zuid-Afrika in 1920, vergezelde ze hem naar Pretoria, waar ze werkte voor een aantal plaatselijke ziekenhuizen. Bij hun terugkeer in Engeland nam ze nog regelmatig verplichtingen waar namens de vorst. Ze stierf uiteindelijk in 1959 in haar huis in Londen. Hun zoon was al in 1943 overleden, een jaar nadat hij zijn grootvader Arthur was opgevolgd als hertog van Connaught en Strathearn. Het hertogdom Fife ging daarom over op haar neef James Carnegie, de enige zoon van haar zus Maud. Titels - Lady Alexandra Duff (1891-1905) - Hare Hoogheid Prinses Alexandra (1905-1912) - Hare Hoogheid De Hertogin van Fife (1912-1913) - Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Arthur van Connaught (1913-1959) | Duff, Alexandra Victoria Alberta Edwina Louise (I4713)
|
186 | Alexandra was als kleindochter van koning Eduard VII van het Verenigd Koninkrijk lid van het Britse koninklijk huis. Zij en haar zus Maud hadden als kleindochters van een Brits vorst in vrouwelijke lijn geen recht op een koninklijke titel maar kregen van hun grootvader de titel prinses en de aanspreektitel Hoogheid. Jeugd Haar vader had zijn hertogelijke titel twee dagen na zijn huwelijk met haar moeder gekregen. Toen later bleek dat haar ouders geen zoon zouden krijgen (ze hadden later nog een dochtertje, Maud, gekregen), kreeg haar vader een tweede titel van Hertog van Fife die ook over kon gaan op een dochter bij gebrek aan een mannelijke erfgenaam. In 1905 werd Alexandras moeder tot Princess Royal benoemd door koning Eduard VII. Ook besloot hij dat Alexandra en haar zusje Maud de titel Prinses en de aanspreektitel Hoogheid zouden krijgen. Zonder verdere toevoeging. Vanaf dat moment ging Alexandra dus door het leven als Hare Hoogheid Prinses Alexandra. In december 1911 leed Alexandras familie schipbreuk voor de kust van Marokko, terwijl zij op weg waren naar Egypte. Ze bleven allemaal ongedeerd, maar Alexander kreeg pleuritis, waarschijnlijk als gevolg van de schipbreuk. Hij stierf in Aswan, Egypte, op 12 januari 1912. Prinses Alexandra volgde vervolgens haar vader op als de tweede hertogin van Fife en gravin van Macduff. Huwelijk Rond 1910 had Alexandra een relatie met prins Christoffel van Griekenland, de jongste zoon van koning George I. Hij was tevens familie; haar grootmoeder was de oudere zus van zijn vader. Alexandra en Christoffel verloofden zich. De verloving werd echter verbroken, toen hun ouders achter de verbintenis kwamen en die afkeurden. Prinses Alexandra trouwde uiteindelijk prins Arthur van Connaught, een kleinzoon in mannelijke lijn van koningin Victoria. Na haar huwelijk werd naar Alexandra verwezen met de titels van haar man: Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Arthur van Connaught, ondanks haar eigen titels. Verdere levensloop Alexandra en Arthur traden regelmatig op namens Alexandras oom, koning George V, en later haar neef, koning George VI. Alexandra diende ook als regentes tussen 1937 en 1944, waarvoor ze namens de vorst optrad tijdens diens afwezigheid in het land. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende de prinses als zuster in het St. Marys Hospital in Paddington. Toen haar man werd aangesteld als gouverneur-generaal van de Unie van Zuid-Afrika in 1920, vergezelde ze hem naar Pretoria, waar ze werkte voor een aantal plaatselijke ziekenhuizen. Bij hun terugkeer in Engeland nam ze nog regelmatig verplichtingen waar namens de vorst. Ze stierf uiteindelijk in 1959 in haar huis in Londen. Hun zoon was al in 1943 overleden, een jaar nadat hij zijn grootvader Arthur was opgevolgd als hertog van Connaught en Strathearn. Het hertogdom Fife ging daarom over op haar neef James Carnegie, de enige zoon van haar zus Maud. Titels - Lady Alexandra Duff (1891-1905) - Hare Hoogheid Prinses Alexandra (1905-1912) - Hare Hoogheid De Hertogin van Fife (1912-1913) - Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Arthur van Connaught (1913-1959) | Duff, Alexandra Victoria Alberta Edwina Louise (I4714)
|
187 | Alexandra was door haar huwelijk met de Britse koning Eduard VII koningin van het Verenigd Koninkrijk en keizerin van Indië. Vóór de troonsbestijging van haar echtgenoot, was ze Prinses van Wales van 1863 tot 1901. Vanaf 1910 tot aan haar dood was haar titel Koningin-moeder (Queen Mother), als moeder van de toenmalige regerende koning George V. Alexandra zelf gaf de voorkeur aan Her Majesty, Queen Alexandra. Haar familie was relatief onbekend bij de Europese Koninklijke families tot haar vader, met instemming van de grote mogendheden, werd gekozen om de Deense koning Frederik VII op te volgen als koning. Toen ze zestien jaar was werd ze verkozen tot de toekomstige bruid van Albert Eduard, de Prins van Wales en erfgenaam van koningin Victoria van het Verenigd Koninkrijk. Het huwelijk vond achttien maanden later plaats. Als Prinses van Wales, van 1863 tot 1901, de langste die deze titel hield in de geschiedenis, won ze de harten van Britse bevolking en werd immens populair; haar stijl van kleden en het dragen ervan werden gekopieerd door modebewuste vrouwen in die tijd. Hoewel ze grotendeels uitgesloten was van alle politieke macht, heeft ze -tevergeefs- geprobeerd om de mening van de ministers en haar familie te veranderen, ten gunste van haar familieleden die regeerden over het Koninkrijk Griekenland, het Keizerrijk Rusland en Koninkrijk Denemarken. Na de dood van haar man, Eduard VII, in 1910 werd Alexandra's tweede zoon koning George V. Ze was altijd al een fel tegenstander geweest van keizer Willem II van Duitsland, oudste zoon van prinses Victoria, de oudere zus van Eduard VII. Daarom toonde ze zich ook een erg stimulerende voorstander van haar zoon tijdens de Eerste Wereldoorlog, waarin het Verenigd Koninkrijk en zijn bondgenoten het Duitse Keizerrijk versloegen. Hoewel ze niet bijzonder rijk waren, huwden de meesten van haar broers en zusters met belangrijke personen. Haar jongere zuster, prinses Dagmar, werd later als Maria Fjodorovna de vrouw van de Russische tsaar Alexander III en de moeder van Nicolaas II. Alexandra had een oudere broer: Frederik (1843-1912), de latere koning Frederik VIII, huwde prinses Louise van Zweden, dochter van koning Karel XV en prinses Louise der Nederlanden. Ze had twee jongere broers: Willem (1845-1913) werd in 1863 als George I koning van Griekenland, huwde grootvorstin Olga Konstantinova van Rusland. Haar jongste broer Waldemar (1858-1939) huwde prinses Marie van Bourbon-Orléans, een nakomelinge van koning Lodewijk Filips van Frankrijk. Alexandra had nog eenandere jongere zuster: Thyra (1853-1933) huwde Ernst August II van Hannover. Daardoor werd haar vader ook weleens de "schoonvader van Europa" genoemd. Prinses van Wales Huwelijk met Bertie Alexandras neef, de Britse prins Albert Eduard, prins van Wales, ook wel bekend als Bertie, gaf al op jonge leeftijd zijn ouders, koningin Victoria en prins Albert, reden tot ongerustheid. Alexandra van Denemarken was niet Victoria's eerste keus als echtgenote voor haar zoon, omdat de Denen het niet goed konden vinden met de Pruisen. De meeste familieleden van de Britse koninklijke familie waren namelijk Duits. Maar bij een ontmoeting werd Koningin Victoria overrompeld door de schoonheid van de jonge Alexandra. Victoria gaf haar goedkeuring voor het huwelijk. Ook Eduard was van zijn toekomstige vrouw gecharmeerd. Alfred Tennyson, een van Engels beroemdste dichters en de Poet Laureate, schreef een ode aan Alexandra, en Arthur Sullivan componeerde speciale muziek om Alexandra te verwelkomen in het Verenigd Koninkrijk. Eduard en Alexandra trouwden op 10 maart 1863. Alexandras vader besteeg acht maanden later de troon van Denemarken. Het huwelijk werd gesloten in de St. Georges Kapel in Windsor. Deze gebeurtenis werd vastgelegd door de schilder William Powell Frith. Gezinsleven Alexandra genoot van vele activiteiten zoals dansen en schaatsen. Na de geboorte van haar eerste kind, prins Albert Victor ("Eddy") in 1864, veranderde Alexandra niet veel, wat leidde tot onenigheid tussen het jonge koppel en de koningin. Na de geboorte van haar derde kind in 1867 waren er levensbedreigende complicaties zodat ze de rest van haar leven slecht ter been was. Ze leed verder aan verergerende doofheid, die erfelijk was. Ze was zich bewust van een litteken in haar nek, dat ze had opgelopen in haar jeugd. Dit litteken probeerde Alexandra te verbergen door hoge jurken en sieraden te dragen. Omdat Alexandra een mooie vrouw was, werd deze manier van kleden een grote rage. Eduard en Alexandra maakten van Sandringham House hun permanente residentie en het huwelijk was op vele gebieden gelukkig maar kende toch zijn up en downs. Zo gaf Eduard zijn vrouw en kinderen niet de aandacht die ze hadden gewild, en hield er daarentegen wel heel wat 'vriendinnen' op na. De echtgenoten vervreemdden van elkaar, tot 1870 toen Eduard ernstig ziek werd. Het huwelijk beleefde voor- en tegenspoed. Eduard ging, nadat hij de genegenheid van zijn vrouw had teruggewonnen, gewoon door met zijn maîtresses, zoals de actrices Lillie Langtry, Daisy Greville de gravin van Warwick, Agnes Keyser en Alice Keppel. Alexandra zelf bleef Eduard haar hele leven trouw. De dood van prins Albert Victor in 1892 was een zware slag voor de gevoelige Alexandra. Ze stond erop dat Alberts kamer onberoerd bleef. Haar schoonmoeder, koningin Victoria, had hetzelfde gedaan toen prins Albert stierf in 1861. Dankzij hevige make-up bleef Alexandra er tijdens haar latere jaren goed uitzien. Koningin Toen koningin Victoria in 1901 stierf werd Alexandras man koning. Ze was koningin van 1901 tot 1910 en daarna werd ze Queen Mother. Alexandra werd bijzonder populair bij het Britse volk door haar liefdadige inspanningen en vooral Alexandra Rose Day. Tijdens de Tweede Boerenoorlog, stichtte ze het fonds Queen Alexandras Nursing Corps, dat bekend werd als de Q.A.s.. Alexandra verachtte de Duitsers vanwege de verovering door Pruisen van de Deense gebieden Sleeswijk en Holstein in de Tweede Duits-Deense Oorlog in 1864. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd er gezegd dat haar zoon George V opdracht gaf om alle wapens van de Orde van de Kousenband van diegenen die vochten voor Duitsland, te verwijderen uit St. Georges Kapel in Windsor. Dit zou een opdracht zijn geweest van koningin Alexandra. Een andere reden om die wapens te verwijderen was dat wanneer er iemand werd beëdigd tot ridder, deze moest zweren om geen oorlog tegen de Britse vorst te voeren. Alexandra was de eerste vrouw sinds 1488 die tot Lady of the Garter werd benoemd. Alexandra stierf aan de gevolgen van een hartaanval. Ze werd bijgezet naast haar man in St. Georges Chapel in Windsor. Titels - Hare Hoogheid Prinses Alexandra van Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg (1844 1853) - Hare Hoogheid Prinses Alexandra van Denemarken (1853 - 1858) - Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Alexandra van Denemarken (1858) - 1863) - Hare Koninklijke Hoogheid de Prinses van Wales (1863 - 1901) - Hare Majesteit de Koningin (1901 - 1910) - Hare Majesteit Koningin Alexandra, de Koningin-moeder (1910 - 1925) | van Denemarken, prinses Alexandra Caroline Marie Charlotte Louise Julia (I4273)
|
188 | Alexandra was een prinses van Griekenland en van 1889 tot aan haar dood grootvorstin van Rusland door haar huwelijk met Paul Aleksandrovitsj van Rusland. Ze werd in huiselijke kring "Greek Alix" of "Aline" genoemd en was erg geliefd bij haar familie. "Ze had een bepaalde puurheid waarmee ze iedereen aan zich wist te binden", liet haar broer Nicolaas weten. "Ze zag er jong en beeldschoon uit en ze leek een plezierig en gelukkig leven te krijgen." Ze had nauwe relaties met het Russische koningshuis via haar moeder Olga, de dochter van de Russische groothertog Constantijn Nikolajevitsj van Rusland. Haar vader was een neef van de Russische tsarina Dagmar van Denemarken, de vrouw van tsaar Alexander III van Rusland. Overlijden Bij een wandeling met vrienden langs de oever van de Mosvka rivier en het instappen in een bootje maakte Alexandra, zeven maanden zwanger, een misstap en kwam zwaar ten val. De volgende dag stortte ze in elkaar omdat ze hevige pijnen onderging. Zebeviel van haar zoon Dimitri en kwam in een comateuze toestand terecht. Zes dagen later kwam ze te overlijden op het landgoed Ilyinskoe, dicht bij Moskou. De groothertogin werd begraven in de Petrus- en Pauluskathedraal te Sint-Petersburg. Haar rouwende echtgenoot moest worden tegengehouden om zelf ook niet in het graf te springen. In 1939, tijdens de regeerperiode van haar neef George II van Griekenland, vroeg het Griekse parlement aan de Sovjet-Unie toestemming om Alexandra opnieuw te begraven in Griekenland. Haar lichaam werd verwijderd uit de graftombe in Sint-Petersburgen werd verscheept naar Athene. Alexandra werd uiteindelijk nabij het Paleis van Tatoi ter ruste gelegd. Haar grafsteen in de Petrus-en-Pauluskathedraal is nog steeds intact | van Griekenland en Denemarken, prinses Alexandra (I5617)
|
189 | Alexandra, hertogin van Oldenburg, grootvorstin van Rusland en na haar huwelijk Alexandra Petrovna Romanov. Alexandra was erg intelligent, maar lichtgeraakt en gewelddadig. Ook had ze last van oncontroleerbare woedebuien. Er werd gezegd dat haar oudste zoon Nicolaas dit karakter van haar had geërfd. Een goed voorbeeld hiervan is de situatie die zich voordeed in 1905. Rusland had net de Russisch-Japanse Oorlog verloren en er waren veel onrusten in het land. Om die de kop in te drukken wilde tsaar Nicolaas II grootvorst Nicolaas aanstellen als militair dictator. De grootvorst verloor zijn zelfbeheersing en dreigde zichzelf voor de ogen van de tsaar neer te schieten als die de hervormingen, die waren voorgesteld door Sergej Witte, niet doorvoerde. Alexandra had haar man rond 1880 verlaten en was naar Kiev gegaan. Daar omringde ze zichzelf met nonnen en fanatieke priesters. Uiteindelijk werd ze zelf non, met de kloosternaam Anastasia | von Oldenburg, hertogin Alexandra Friederike Wilhelmine (I10143)
|
190 | Alexandra, prinses van Griekenland, koningin van Joegoslavië. Ze werd exact vijf maanden na de dood van haar vader geboren en is samen met haar moeder de enige binnen de Griekse koninklijke familie geweest die van direct Grieksen bloede was. Alexandra groeide op in een vijandige omgeving. Enerzijds was er het Griekse volk dat haar wantrouwde vanwege de afkeer dat het had van haar vader en vooral van zijn huwelijk met haar moeder. Anderzijds werd zij binnen haar familie met scheve ogen aangekeken wegens de slechte verhouding tussen de koninklijke familie en haar moeder en in het bijzonder als gevolg van de slechte verstandhouding tussen haar vader en grootvader, Constantijn I. Alexandra huwde in Londen met koning Peter II van Joegoslavië, die daar in ballingschap leefde. Nadat in Joegoslavië de monarchie werd afgeschaft vestigde het gezin zich in de Verenigde Staten. Na de dood van haar man in 1970, ging Alexandra in Groot-Brittannië wonen, waar zij in 1993 overleed. Zij werd begraven op het kerkhof bij het Tatoi-paleis, de zomerresidentie van de voormalige koningen van Griekenland | van Griekenland, prinses Alexandra (I5595)
|
191 | Alexandra, Prinses van Saksen-Altenburg. Alexandra's grootvader aan vaderskant was Frederik van Saksen-Altenburg en haar grootvader aan moederskant was Lodewijk van Württemberg, een broer van koning Frederik I en hij was ook een broer van tsarina Maria Fjodorovna. Alexandra was de vijfdedochter van hertog Jozef van Saksen-Altenburg en zijn vrouw. Alexandra had alleen maar zussen en geen broers. En toen haar vader in 1868 stierf werd hij opgevolgd door Alexandra's oom hertog George van Saksen-Altenburg. Ze kreeg na haar huwelijk de naam Alexandra Josipovna Romanova. Grootvorstin Alexandra was erg conservatief en onthield zich van de Russische society in Sint-Petersburg, die ze te modern en vooruitstrevend vond. Haar huis in Pavlovsk weerspiegeldehaar behoudendheid; het leek uit een vervlogen tijd te stammen. Alles stamde nog uit de Directoire-stijl: de meubels, de tapijten, de kleding, enz. De meeste meubels waren aan het eind van de achttiende eeuw uit verschillende Europese landen geïmporteerd voor in de verschillende Russische paleizen. Pas in 1910 werd er elektriciteit aangelegd in het huis, waardoor de gloeilampen de kaarsen vervingen | von Sachsen-Altenburg, prinses Alexandra Friederike Henriette Pauline Marianne Elisabeth (I12280)
|
192 | Alexandrine stond na de dood van haar man in 1842 aan het Mecklenburger hof bekend als Groothertogin-moeder. Zij woonde het grootste gedeelte van het jaar in het Alexandrinenpaleis in Schwerin. Bijna vijftig jaar bleef ze een middelpunt aanhet hof. Ze wijdde zich vooral aan de liefdadigheid. Haar achterkleindochter, kroonprinses Cecilie van Duitsland omschreef haar als eine heitere Natur, besaß sie viel Humor und hat auch bis in ihere letzte Tage hinein ihr herzliches Lachen nicht verlernt. Mit sehr viel natürlichem Verstand verband sie große Menschenkenntnis und verfügte über die Gabe einer gewandten Unterhaltung | von Preußen, prinses Friederike Wilhelmine Alexandrine Marie Helene (I11310)
|
193 | Alexis was van 1854 tot 1866 de laatste landgraaf van Hessen-Philippsthal-Barchfeld. Hij behoorde tot het huis Hessen-Kassel. Levensloop In 1854 volgde hij zijn vader op als landgraaf van Hessen-Philippsthal-Barchfeld, dat onder de suzereiniteit van het keurvorstendom Hessen stond. Hij was generaal in de Pruisische cavalerie, vanaf 1866 lid van de Landdag van Kassel en het Pruisische Hogerhuis en ridder in de Pruisische Orde van de Zwarte Adelaar. In 1866 werd het keurvorstendom Hessen, en bijgevolg ook Hessen-Philippsthal-Barchfeld, geannexeerd door Pruisen wegens de steun aan Oostenrijk in de Oostenrijks-Pruisische Oorlog. Vanaf dan was hij titulair landgraaf van Hessen-Philippsthal-Barchfeld. In 1880 wees een speciale commissie hem als compensatie een rente van 30.000 mark toe en kreeg hij het bezit over de sloten van Hanau, Rotenburg en Schönfeld. Op 27 juni 1854 huwde Alexis met Louise. Het huwelijk bleef kinderloos en eindigde met een scheiding. Hij overleed in augustus 1905 op 75-jarige leeftijd. Zijn aanspraken op Hessen-Philippsthal-Barchfeld werden geërfd door zijn neef Chlodwig (1876-1954), de zoon van zijn jongere broer Willem. | von Hessen-Philippsthal-Barchfeld, landgraaf Alexis Wilhelm Ernst (I6625)
|
194 | Alexius Frederik Christiaan was van 1796 tot 1806 vorst en daarna tot 1834 hertog van Anhalt-Bernburg. Hij besteeg de troon na de dood van zijn vader in 1796. Het jaar daarop breidde hij zijn land uit met een derde van Anhalt-Zerbst. Hij steunde in zijn land onderwijs, kerk en mijnbouw en breidde het wegennet uit. In 1810 stichtte hij het kuuroord Alexisbad. Hij verkreeg in 1806 de hertogelijke titel en trad in 1807, net als de andere Anhaltse vorsten, toe tot de Rijnbond. In 1812 viel een deel van het vorstendom Anhalt-Bernburg-Schaumburg-Hoym aan hem toe. Hij zegde in 1813 zijn lidmaatschap van de napoleontische Rijnbond op en zette zijn troepen, die eerder voor Napoleon hadden gestreden, in 1814 en 1815 in bij de strijd tegen de Franse keizer. Op 8 juni 1815 trad hij toe tot de Duitse Bond. Hij werd na de dood van Leopold III Frederik Frans van Anhalt-Dessau in 1817 oudste van het Huis Anhalt. Als zodanig voerde hij namens de minderjarige hertog Lodewijk August tot 1818 het regentschap over het hertogdom Anhalt-Köthen. Hij stierf in 1834 en werd opgevolgd door zijn geesteszieke zoon Alexander Karel | Anhalt-Bernburg, vorst / hertog Alexius Friedrich Christian (I167)
|
195 | Alfons was een prins van Beide Siciliën en hertog van Caserta. Hij trad in 1868 in Rome in het huwelijk met prinses Maria Antonia van Bourbon-Sicilië. Tussen 1886 en en 1894 was Alfons erfgenaam van zijn oudere halfbroer Frans II der Beide Siciliën. Na diens overlijden in 1894 werd Alfons hoofd van het huis Bourbon-Sicilië en officiële pretendent op de troon van het voormalige Koninkrijk der Beide Siciliën. Hij stierf in 1934 te Cannes. Zijn oudste zoon Ferdinand volgde hem op | van Bourbon-Sicilië, prins Alfonso Maria Giuseppe Alberto (I1896)
|
196 | Alfons was een Saksische edelman. Hij was de zoon van een hoge regeringsfunctionaris van het hertogdom Saksen-Coburg en Gotha. In die hoedanigheid leerde hij in de tweede helft van de jaren zeventig prinses Frederika van Hannover kennen, dedochter van George V van Hannover en Marie van Saksen-Altenburg. Deze was al in beeld geweest als toekomstige bruid van Leopold van Albany, de jongste zoon van de Britse koningin Victoria en van de Nederlandse prins Alexander, maar Frederika werd uiteindelijk verliefd op Alfons. De liefde was wederzijds. Alfons was inmiddels Brits staatsburger geworden en was als Baron of Pawel-Rammingen opgenomen in de Britse adelstand. Na hun huwelijk vestigde het paar zich in Hampton Court Palace. In 1881 kreeg het paar een dochtertje, Victoria, dat evenwel kort na haar geboorte overleed. Frederika en Adolf waren graag geziene gasten aan het Engelse hof en waren echte society-figuren. Het paar vestigde zich in 1898 in Biarritz, waar zij in 1926 enhij - zes jaar later - op 89-jarige leeftijd overleed | van Pawel-Rammingen, baron Liutbert Alexander George Lionel Alfons (I10873)
|
197 | Alfons XII was koning van Spanje van 1874 tot 1885, na een staatsgreep die de monarchie herstelde en de kortstondige Eerste Spaanse Republiek beëindigde. Hij vergezelde zijn moeder nadat zij in 1868 was afgezet naar het buitenland en groeide op in Wenen en het Verenigd Koninkrijk. Isabella deed in 1870 te zijnen gunste afstand van (haar aanspraak op) de troon. In de chaos van de Eerste Spaanse Republiek, die volgde op de troonsafstand van de in 1870 tot koning gekozen Amadeus I, kregen uiteindelijk de alfonsistische krachten de overhand. Alfons werd in 1874 tot koning uitgeroepen en oefende het gezag sinds 1875 ook de facto uit. Hij voerde een gematigd en succesvol bewind, waarin de steun voor zijn koningschap groeide. Hij stierf in 1885 aan tuberculose, toen zijn vrouw in verwachting was van hun derde kind, Alfonso. Na zijn dood volgde deze Alfonso hem op. Alfons huwde in 1878 María de las Mercedes. Zij stierf echter al na enkele maanden. In 1879 hertrouwde hij met Maria Christina van Oostenrijk | van Spanje, koning Alfonso Francisco de Asís Fernando Pío Juan María de la Concepción Gregorio Pelayo (I13695)
|
198 | Alfons XIII was vanaf zijn geboorte tot 1931 de koning van Spanje. Zijn moeder ging hem voor als koningin-regentes van Spanje. Zijn vader, Alfons XII, was koning van Spanje van 1875 tot diens plotselinge dood in 1885. Hij werd geboren zes maanden na de dood van zijn vader koning Alfons XII. Kanonnen vuurden 21 saluutschoten af terwijl premier Práxedes Mateo Sagasta de nieuwe koning op een zilveren blad aan het hof presenteerde. Vijf dagen later werd Alfons in een plechtige processie met de Orde van het Gulden Vlies om zijn hals naar de koninklijke kapel gebracht om gedoopt te worden met speciaal uit de Jordaan overgebracht water. Alfons bracht zijn eerste zeven levensjaren voornamelijk door in Madrid en de badplaats San Sebastian waar zijn moeder een paleis had. Maria Christina - die tot zijn zestiende jaar als regentes voor hem optrad - vreesde dat hij tuberculose van zijn vader kon hebben geërfd en zag erop toe dat hij veel tijd buiten doorbracht. Na zijn zevende verjaardag begon zijn opvoeding echt. Hij was een uitstekend student en kreeg les in Frans, Engels, Duits, Italiaans, natuurkunde, scheikunde, militaire en algemene geschiedenis, aardrijkskunde en literatuur. Ook was hij dol op paardrijden, zeilen, zwemmen en militaire oefeningen. Zijn culturele belangstelling was echter niet bijster groot. Alfons werd in 1902 zestien en nam de regering op zich. Meteen na zijn inhuldiging riep hij het parlement bijeen en berispte de minister van oorlog, die militaire academies zou laten sluiten. Hij beloofde voor de regering lastig te worden, maar alzijn besluiten moesten ook door een minister worden ondertekend. Alfons trouwde in 1906 met prinses Victoria Eugénie van Battenberg. Ze kregen zeven kinderen. Buitenechtelijke kinderen Alfonso had ten minste zes buitenechtelijke kinderen bij vijf minnaressen. Bij de Franse aristocrate Mélanie de Gaufridy de Dortan (1876-1937): - Roger Marie Vincent Philippe Lévêque de Vilmorin (12 september 1905 - 20 juli 1980), erkend door Philippe de Vilmorin, een Frans botanicus en de man van Mélanie de Gaufridy de Dortan Bij Pauline de Saint-Glen: - Charles Maxime Victor of Saint Glen (3 juli 1914 - 20 mei 1934) Bij Béatrice Noon: - Juana Alfonsa Milán y Quiñones de León (19 april 1916 - 16 mei 2005) Bij de Spaanse actrice María del Carmen Ruiz y Moragas (1898-1936): - Ana María Teresa Ruiz y Moragas (9 oktober 1925 - 6 september 1965) - Leandro Alfonso Luis Ruiz y Moragas (26 april 1929 - 18 juni 2016), door het Spaanse rechtssysteem officieel erkend op 21 mei 2003 als Leandro Alfonso Luis de Borbón y Ruiz Moragas Bij Marie Sousa: - Alonso of Borbon Sousa (28 december 1930 - 30 april 1934) Latere regering en aftreden Spanje bleef tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal, hoewel Alfons en Ena op persoonlijke titel de geallieerden steunden. Na de oorlog zond de koning het leger naar het protectoraat Marokko om de bevolking aldaar weer onder de duim te krijgen. DeSpaanse troepen leden echter een vreselijke nederlaag, die de republikeinen (Riffijnen) de koning in de schoenen schoven. Naar het voorbeeld van Benito Mussolini beraamde generaal Miguel Primo de Rivera in 1923 een militaire staatsgreep. In september verzocht Rivera de koning om de regering te ontslaan en met behulp van het leger te regeren. De militaristische Alfons was enthousiast over het idee en voldeed snel aan het verzoek. Twee maanden later stelde hij Rivera op een staatsbezoek in Italië trots voor als "mijn Mussolini". Hij maakte zich hiermee bepaald niet populair en er werden vele samenzweringen tegen zijn leven ontmaskerd. Koningin Ena liet zich, als ze in zee ging zwemmen, altijd door twee gewapende soldaten vergezellen. In 1930 werden de protesten tegen de monarchie steeds feller en de roep om democratie steeds groter. In 1931 werd Alfons gedwongen gemeenteraadsverkiezingen toe te staan, die de republikeinen met overwicht wonnen. Mensenmenigtes gingen de straat op en eisten zijn aftreden. De koning zag zich geen andere keuze dan Spanje te verlaten, maar deed geen afstand van de troon. Op 14 april begon de Tweede Spaanse Republiek. Overlijden De Spaanse koninklijke familie verspreidde zich over Europa en Alfonso en Ena gingen uit elkaar. De ex-koning hield zich daarna vooral bezig met reizen en het voortzetten van zijn leven als playboy. De laatste koning van Spanje stierf op 28 februari 1941 en werd uit noodzaak in Rome begraven. Toen Franco overleed keerde het tij, de dood van koning Alfonso was echter niet het definitieve einde van de Spaanse monarchie: in 1969 wees Francisco Franco Alfonso's kleinzoon aan als nieuwe koning. Koning Alfonso kreeg op bevel van zijn kleinzoon een plechtige exhumatie en koninklijke begrafenis in Spanje. In januari 1980 werd zijn stoffelijk overschot met militaire eer overgebracht naar de koninklijk grafkelders in het Escorialklooster bij Madrid. De dienst werd bijgewoond door zijn zoon de Graaf van Barcelona die het lichaam van zijn vader op Spaanse bodem verwelkomde. Hij rust er sindsdien bij al zijn voorgangers in de koninklijke grafkelder | van Spanje, koning Alfonso León Fernando María Jaime Isidro Pascual Antonio (I13696)
|
199 | Alfonso Carlos, hertog van San Jaime, hertog van Anjou, was van 1931 tot 1936 als Alfons Karel I de zesde carlistische pretendent naar de troon van Spanje en als Karel XII legitimistisch pretendent naar de troon van Frankrijk. Hij nam dienst in het leger van Oostenrijk en in 1869 bij de Pauselijke Zoeaven. In 1871 huwde hij Maria das Neves van Portugal. Het huwelijk bleef kinderloos. In de Derde Carlistenoorlog stelde hij zich in 1872 aan het hoofd van de carlistische opstand in Catalonië. Hij veroverde in de daaropvolgende jaren grote delen van Noord-Spanje - vooral de bloedige verovering van Cuenca is bekend - en maakte zichdoor zijn wreedheid berucht. Na de carlistische nederlaag in 1876 week hij uit naar Oostenrijk, dat weigerde hem aan de Spaanse regering uit te leveren. Hij bleef met zijn echtgenote in Oostenrijk, waar hij enkele goederen bezat, en bemoeide zich weinig meer met het Carlisme. Het echtpaar maakte enkele wereldreizen en was bij een incognito bezoek aan Spanje in 1931 getuige van het uitroepen van de republiek aldaar na de troonsafstand van Alfons XIII. Met de dood van Carlos' kinderloze opvolger Jaime in 1931 werd Alfonso Carlos als enige nog levende nakomeling in mannelijke lijn van Carlos (V) op 79-jarige leeftijd hoofd van de carlistische tak en dus pretendent. Hij erkende kort daarop Alfons XIII als hoofd van het huis Bourbon, maar benoemde kort voor zijn dood in 1936 desalniettemin Xavier van Bourbon-Parma tot "regent" van de carlistische beweging. Met Alfonso Carlos' kinderloze dood in datzelfde jaar - hij werd overreden door een legerwagen - was de carlistische kwestie theoretisch uit de wereld: de tak van Don Carlos was uitgestorven en de tak van Alfons XIII gold als erfgenaam. Veel carlisten steunden Alfons sindsdien inderdaad, evenals de legitimisten. Een kleinere groep beschouwde Xavier echter als koning. Als hoofd van de tak Bourbon-Parma was hij, met uitsluiting van onder meer de tak van Alfons, Alfonso Carlos' erfgenaam. Een carlistische splintergroepering zocht zijn opvolger in de nakomelingen in vrouwelijke lijn van zijn broer Carlos (VII) en werd aanhanger van diens kleinzoon Karel Pius van Oostenrijk | de Borbón y Austria-Este, Alfonso Carlos Fernando José Juan Pío (I1623)
|
200 | Alfonso Carlos, hertog van San Jaime, hertog van Anjou, was van 1931 tot 1936 als Alfons Karel I de zesde carlistische pretendent naar de troon van Spanje en als Karel XII legitimistisch pretendent naar de troon van Frankrijk. Hij nam dienst in het leger van Oostenrijk en in 1869 bij de Pauselijke Zoeaven. In 1871 huwde hij Maria das Neves van Portugal. Het huwelijk bleef kinderloos. In de Derde Carlistenoorlog stelde hij zich in 1872 aan het hoofd van de carlistische opstand in Catalonië. Hij veroverde in de daaropvolgende jaren grote delen van Noord-Spanje - vooral de bloedige verovering van Cuenca is bekend - en maakte zichdoor zijn wreedheid berucht. Na de carlistische nederlaag in 1876 week hij uit naar Oostenrijk, dat weigerde hem aan de Spaanse regering uit te leveren. Hij bleef met zijn echtgenote in Oostenrijk, waar hij enkele goederen bezat, en bemoeide zich weinig meer met het Carlisme. Het echtpaar maakte enkele wereldreizen en was bij een incognito bezoek aan Spanje in 1931 getuige van het uitroepen van de republiek aldaar na de troonsafstand van Alfons XIII. Met de dood van Carlos' kinderloze opvolger Jaime in 1931 werd Alfonso Carlos als enige nog levende nakomeling in mannelijke lijn van Carlos (V) op 79-jarige leeftijd hoofd van de carlistische tak en dus pretendent. Hij erkende kort daarop Alfons XIII als hoofd van het huis Bourbon, maar benoemde kort voor zijn dood in 1936 desalniettemin Xavier van Bourbon-Parma tot "regent" van de carlistische beweging. Met Alfonso Carlos' kinderloze dood in datzelfde jaar - hij werd overreden door een legerwagen - was de carlistische kwestie theoretisch uit de wereld: de tak van Don Carlos was uitgestorven en de tak van Alfons XIII gold als erfgenaam. Veel carlisten steunden Alfons sindsdien inderdaad, evenals de legitimisten. Een kleinere groep beschouwde Xavier echter als koning. Als hoofd van de tak Bourbon-Parma was hij, met uitsluiting van onder meer de tak van Alfons, Alfonso Carlos' erfgenaam. Een carlistische splintergroepering zocht zijn opvolger in de nakomelingen in vrouwelijke lijn van zijn broer Carlos (VII) en werd aanhanger van diens kleinzoon Karel Pius van Oostenrijk | de Borbón y Österreich-Este, Don Alfonso Carlos Fernando José Juan Pío (I1628)
|