Treffers 1,851 t/m 1,868 van 1,868
# | Aantekeningen | Verbonden met |
---|---|---|
1851 | zij kreeg als weduwe-goed het hertogdom Berry vanaf 1589 tot haar dood. Na de moord op Hendrik III op 1 augustus 1589 trok zij zich terug om te rouwen in het Kasteel van Chenonceau, dat is gebouwd op een lieflijke plaats langs de rivier de Cher. Haar in de zwarte en witte rouwkleuren gedecoreerde kamer is daar te bezoeken.[zie Wikipedia] | van Lotharingen, Louisa (I16891)
|
1852 | Zij stond ook bekend als Sabina van Gaveren en Sabina van Beijerland. Levensloop Na de dood van haar moeder Sabina van Beijeren in 1578 (Sabina was toen 16 jaar) namen de Staten van Holland veel bezittingen in beslag omdat Sabina's broers Filips en Lamoraal voor Filips II streden. Walburgis van Nieuwenaer, echtgenote van graaf van Horne Filips van Montmorency, liet de erfenis van de graaf van Horne na aan Sabina van Egmont. Dankzij Willem van Oranje kregen de zusters Eleonora, Françoise en Sabina de opbrengsten uit de polder van Beijerland. Haar broer Lamoraal droeg de rechten op zijn Hollandse goederen over op zus Sabina in 1590. In 1592 werd zij vrouwe van Beijerland. Sabina trouwde met George Eberhardt, graaf van Solms-Lich. Het huwelijk bleef kinderloos. Tijdens haar huwelijk was haar man ambachtsheer van Beijerland, maar na zijn dood in 1602 werd zij weer de vrouwe. In 1604 schonk ze een toren aan de kerk van Beijerland en werd er een klok met haar wapen en een opschrift gegoten. werd begraven in de Hervormde Kerk in Oud-Beijerland, de kerk waaraan ze de toren en de luidklok had geschonken. Boven de ingang van de kerktoren hangt haar wapenschild. Sabina lag tot 1924 in een grafkapel in de kerk; sinds de verbouwing van 1924 rusten haar stoffelijke resten in het zogeheten 'Gravinnenhuisje'. Sabina's broer Karel erfde de rechten op Beijerland, maar verkocht deze rechten in 1619 aan de Staten van Holland en West-Friesland. | van Egmont, Sabina (I16906)
|
1853 | zijn hart te Zottegem | van Egmont, Karel II (I16905)
|
1854 | Zita was de vrouw van de laatste keizer van Oostenrijk, en als zodanig de laatste keizerin van Oostenrijk en koningin van Hongarije. Na de moord op aartshertog Frans Ferdinand in 1914, werd Karel de troonopvolger van keizer Frans Jozef I. Na de dood van deze laatste in 1916 werden Karel en Zita keizer en keizerin van Oostenrijk en koning en koningin van Hongarije. Toen na het einde van de Eerste Wereldoorlog werd aangedrongen dat Karel I zich niet meer met staatszaken zou bemoeien verzette Zita zich heftig, omdat ze dat beschouwde als aftreden. Niettemin gaf Karel toe aan de revolutionaire krachten en hij tekende met potlood een document waarin hij beloofde dat hij zich niet meer met de staatszaken van Oostenrijk-Hongarije zou bemoeien, wat hijzelf niet hetzelfde vond als aftreden. Het paar vertrok met kinderen naar Zwitserland, waarna alle Habsburgse bezittingen werden geconfisqueerd en het de keizerlijke familie verboden werd ooit nog voet op Oostenrijkse bodem te zetten. In 1921 vestigde het paar zich op Madeira, waar Karel in 1922 na een zware longontsteking overleed. Direct na de dood van haar man vertrok de hoogzwangere Zita naar Spanje, waar ze op uitnodiging van de Spaanse koning Alfons XIII van Spanje in eenvan zijn paleizen in Madrid verbleef. Hier beviel ze van haar dochter Elizabeth. Na de kraamtijd huurde ze een kasteeltje in Baskenland, in Lekeitio. In 1929 verhuisde Zita met haar kinderen naar het kasteel Ter Ham in Steenokkerzeel, vlak bij Brussel. Met de Anschluss van Oostenrijk bij nazi-Duitsland vervloog iedere hoop op het herstel van de monarchie. Toen op 10 mei 1940 de Duitsers België binnenvielen, vluchtte de familie via Spanje en Portugal naar de Verenigde Staten. Dat ze zo snel konden vertrekken kwam door een telefoontje vanuit Luxemburg. Daar woonde Zita's broer Felix van Bourbon-Parma, die was getrouwd met groothertogin Charlotte van Luxemburg. Pas in 1953 keerde Zita terug naar Europa om zich eerst in Luxemburg en later in Zizers, Zwitserland te vestigen. Ze ging zich inzetten voor de Europese eenwording. In 1982 verleende de Oostenrijkse bondsregering na bemiddeling door de Spaanse koning Juan Carlos haar toestemming om een bezoek te brengen aan Oostenrijk. Kort voor haar dood publiceerde Zita haar memoires, waarin ze uitgebreid inging op het drama van Mayerling, honderd jaar geleden. Ze "onthulde" dat het de Franse premier Georges Clemenceau was geweest die achter de zelfmoord van aartshertog Rudolfhad gezeten. De Oostenrijkse regering gaf na haar overlijden toestemming voor haar bijzetting in de Kapuzinergruft, de grafkelder van de Habsburgers. Zita was een tante van prins Carlos Hugo, de vroegere echtgenoot van de Nederlandse prinses Irene. Verder is zij de grootmoeder van aartshertog Lorenz die getrouwd is met de Belgische prinses Astrid. Na de zaligverklaring in Rome op 3 oktober 2004 van haar echtgenoot, keizer en koning Karel, is, op initiatief van de benedictijnerabdij van Solesmes in het Franse bisdom Le Mans, ook het zaligverklaringsproces van Zita ingeleid. Drie van haar zusters waren benedictinessen in Solesmes waar haar broer prins Xavier, vader van prins Carlos Hugo, beiden hertogen van Parma, is begraven | di Bourbon-Parma, Zita Maria delle Grazie Adelgonda Micaela Raffaela Gabriella Giuseppina Antonia Luisa Agnese (I1884)
|
1855 | [15 juni 1389 Gerard van Beerhem genoemd als bastaardbroer van Heer Aarnoud I van Egmont. [Ons voorgeslacht 289 blz. 398]] | van Beerhem, Gerard bastaard (I16854)
|
1856 | [Ten tijde van Jan III bevond het Slot op de Hoef zich in haar grootste welstand. Het Slot zal ongetwijfeld binnen haar omvangrijke muren een Slotkapel hebben gehad, waardoor de Heren en hun familie te allen tijden de kapel konden bezoeken]. Plaats: in de Slotkapel [Volgens Hovaeus onder een verheven koperen tombe] | van Egmont, Johan III (I16862)
|
1857 | [vlg. Brussel 1857 was zij het oudste kind] | van Egmont, Leonore (I16907)
|
1858 | [Aleid, bastaarddochter bij Catharina, dochter van Johannes van Straesborch. Zij werd in 1449 gelegitimeerd en huwde met IJsbrand van Alkemade. [ Ridderschap A. Janse blz. 443 en 222]] | van Egmont, Aleid bastaard (I16855)
|
1859 | [bij Agnes Kreijnck van Baeck] | van Egmont, Hendrik bastaard (I16870)
|
1860 | [Dek noemt hem Wouter II. Hovaeus twijfelt of hij een broer of een zoon van Willem III was]. van der Schelling Wouter de IIIe, Zoon van Gerard de IIIe door de dood van zijn Broeder Willem de IIIe de XXe Heer van Egmond, troude Beatrix Dogter van den Hertog van Artuchem uit Schotland, uit welke hem een Zoon Johan gebooren is; Hij was een zeer vreedzaam Prins, Hij stierf den 2-September 1331. na dat hij negen jaaren geregeert had, en legt begraven inde Abdije. Woutersz blz. 25R+V Wouter, die derde van dier naeme, worde die xx. (20) heer tot Egmont. Hy was een vreesamich heer, hy en kende hem gheen oerloghen of stryden behelpen, dwelck was een verdervenisze van Egmont, Want int iaer xiiic. ende xv (1315) syn die Vriesen geweldelicken over gecomen, alsoe dat heer Wouter vluchte tot Haerlem [Volgens Hovaeus vertrokken alle rijke Heren naar Haarlem en Leiden] mit alle die ridderen; ende sy hebben Egmont mit dat hoff te gronde toe afbebrandt, dat een groete schade was voert landt van Egmont. Ende hy troude vrou Beatris, des hartoghen dochter van Durtuchen wt Schotlant, daer hy by wan een soen Ian. Ende int Jaer ons heeren xiijc. ende xxxi den derden dach in december (3 dec 1331) [Volgens Hovaeus 1321] (als hy ix (9) iaren gheregiert hadde) starf hy ende is die leste heer die in die Abdie van Egmont begraven is: ende syn wyf starf twe iaren nae hem (1333) ende leyt by hem an die noortside van die kerck. Int iaer xiiic. ende xlvii (1347) worde tot Egmont een kindt geboeren mit een hooft, mit vier armen ende mit vier beenen. Detmold L3 nr. 429 fol. 130V en 131 Dese Wouter van Egmondt was Willems broeder ende en was oeck ghien ridder Sij wijff was beatrix des heren dochter van deurtoge bij naeltwijck daer hij een zoon bij wan die ghenoemt was heer Jan van Egmondt ridder en Wouter van Egmondt Sterff int Jaer ons heren M.ccc.xxi (1321) ende leijt te Egmondt begraven Beatrix sijn wijff sterff int Jaer ons heren M.ccc.xxiii (1323) en leijt oeck tot Egmondt begraven Brussel 6049 fol 1251 Walterus, filius Gerardi et frater praefati Wilhelmi de Egmonda, successit etiam avo suo. Qui Walterus etiam non fuit miles habens in uxorem Beatricem de Duertoge [Westfalen schrijft in de marge: adde Beatrix vero eius obiit anno domini mcccxxiiio (1323), Sepulta in ecclesia eiusdem monasterii.] prope Naeltwyck, ex qua genuit Johannem de Egmonda militem. Et obiit Walterus anno domini mcccxxio (1321) et sepelitur in monasterio Egmondensi. Nicolaus vero de Egmonda frater suus miles obiit anno domini mcccv (1305) et sepelitur in monasterio Egmondensi. Johannes etiam frater eorum obiit anno domini mcccxixo, die xa mensis Februarii (10 feb 1319) et sepelitur in monasterio Egmondensi, relinquens post se duos filios videlicet Ghere Jansoen et Walterum de Meresteyn. Et ab isto Waltero de Meresteyn descenderunt illi qui dicuntur de Meresteyn, de quibus vide infra.] Utrecht Nr. 7a Dese Wauter van Egmont was Willems broeder ende en was oeck geen ridder. Syn wyff was Beatris, des heeren dochter van Duertoghe by Naeltwyck, daer hy bi wan heer Jan van Egmont ridder. Brussel 18307 Gerard [Westfalen schrijft in de marge: de isto Waltero de Meresteyn vide in annalibus abbatum Egmondensium clixo (159).], second du nom, chevalier, apres la mort de son frere Guillaume fut seigneur d’Egmond. Il espousa Beatrix Ortoge. Il mourut l’an 1321 le 9 jour de septembre; elle mourut l’an 1323, gissent a Egmond pres son pere; de laquelle il procrea Jan, qui suit et Gerard d’Egmont. Dek 1958 Wouter II volgde in 1312 zijn broer in diens meeste bezittingen op. In de Ned. Leeuw 1938, blz. 60 worden als zijn lenen opgesomd: - 1. Warmenhuizen, door zijn grootvader verworven. In 1319 had hij verschil van meening met den Graaf omtrent de tienden aldaar. - 2. Harenkarspel en wat er bij behoorde. 16 jan. 1313 verklaarden de pastoors van Warmenhuizen dat Harenkarspel een vrij ambacht van Wouter was. - 3. Huisduinen en wat er bij behoorde, hetwelk door zijn grootvader gekocht was in 1283. - 4. Het halve ambacht van Petten. - 5. De Zijp, reeds eigendom van zijn grootvader. - 6. De helft der sluizen te Nieuwendoren. - 7. De Ketelduinen (aan de Zijpe) en wat er bij behoorde, benevens enkele andere leenen. Van de abdij van Egmond kreeg hij de tienden van Hillegom. Hij nam in 1315 met 60 man deel aan de krijgstocht naar Vlaanderen. | van Egmont, Wouter III 20e Heer van Egmont van 1312 tot 1321 (I16820)
|
1861 | [Gerrit uitvoerig vermeld in Hoekse en Kabeljauwse Twisten. [Dr. H.M. Brokken]] werd door zijn oudste broer beleend te Doortoghe; baljuw van Rijnland en het land van Woerden in 1357. Heer Gerrit was een der voormannen der Kabeljauwen en diende graaf Willem V trouw. | van Egmont, Gerrit (I16823)
|
1862 | [J. Kok] | van Egmont, Jan (I16847)
|
1863 | [vlg. Brussel 18307 geboren in 1441. Vlg. Hovaeus in 1438] Plaats: Kasteel Hattum | van Egmont, Johan III (I16862)
|
1864 | [Vlg. Utrecht Nr. 7a oudste zoon] | van Egmont, Maximiliaan (I16874)
|
1865 | [Volgens van Alkemade was zij een achternicht van de Keizer] | van Werdenberg, Magdalena (I16873)
|
1866 | [Woutersz. en Brussel 1857 noemen haar Lucia] | van Egmont, Beatrix (I16835)
|
1867 | [Ze was mogelijk weduwe van Anthony de Croy] | de Lens, Maria (I16910)
|
1868 | [Zij werd in 1406 ontvoerd uit het slot Kaster te Gulik. Zij krijgt 1409 6000 Fr. kronen als huwelijksgift van Reinald van Gelre] | Gelre, Maria (I16856)
|