Treffers 51 t/m 100 van 1,867
# | Aantekeningen | Verbonden met |
---|---|---|
51 | 21e Heer van Egmont van 1321 tot 1369 | van Egmont, Johan (I16822)
|
52 | 22e Heer van Egmont van 1369 tot 1409 | van Egmont, Aarnoud I (I16831)
|
53 | 23e Heer van Egmont van 1409 tot 1451 [vlg. van der Schelling, 1e Graaf van Egmont v.a. 15 aug 1424] | van Egmont, Johan II (I16850)
|
54 | 24e Heer van Egmont van 1451 tot 1483 [van der Schelling noemt hem de 2e Graaf van Egmont] | van Egmont, Willem IV (I16858)
|
55 | 25e Heer van Egmont van 1483 tot 1516, 1e Graaf van Egmont van 1486 tot 1516 [Graaf van Egmont:; van der Schelling telt door vanaf Johan II van Egmont] | van Egmont, Johan III (I16862)
|
56 | 26e Heer van Egmont van 1516 tot 1528; 2e Graaf van Egmont van 1516 tot 1528 | van Egmont, Johan IV (I16882)
|
57 | 27e Heer van Egmont van 1528 tot 1541; 3e Graaf van Egmont van 1528 tot 1541 | van Egmont, Karel I (I16887)
|
58 | 28e Heer van Egmond 1541 tot 1568; 4e Graaf van Egmond van 1541 tot 1568 | van Egmont, Lamoraal I (I16890)
|
59 | 29e Heer van Egmont van 1568 tot 1590; 5e Graaf van Egmont van 1568 tot 1590 | van Egmont, Philips (I16893)
|
60 | 2e heer van Brederode | van Brederode, Willem I (I3408)
|
61 | 30e Heer van Egmont; 6e Graaf van Egmont, beide van 1590 tot 1617 | van Egmont, Lamoraal II (I16904)
|
62 | 31e Heer van Egmont en 7e graaf van Egmont van 1617 tot 1620 | van Egmont, Karel II (I16905)
|
63 | 32e Heer van Egmont en 8e Graaf van Egmont van 1620 tot 1654 | van Egmont, Louis I (Lodewijk Ernst) (I16914)
|
64 | 33e Heer van Egmont en 9e Graaf van Egmont van 1654 tot 1682 | van Egmont, Philips II (Philips Lodewijk) (I16916)
|
65 | 34e Heer van Egmont en 10e Graaf van Egmont van 1682 tot 1693 | van Egmont, Louis Erneste II (I16921)
|
66 | 35e Heer van Egmont en 11e Graaf van Egmont van 1693 tot 1707 | van Egmont, Procope Francois (I16920)
|
67 | Klik links in het vakje akte om de akte, als pdf, te bekijken (nieuw venster). | Dekker, Barbera Cornelia (I2429)
|
68 | Klik links in het vakje akte om de akte, als pdf, te bekijken (nieuw venster). | Gezin: Gerardus Maria Lemmers / Barbera Cornelia Dekker (F5)
|
69 | Klik op de akte om deze te vergroten (nieuw venster). | Gezin: Ebel Jan van Brederode / Lijsbeth Teerhuis (F1690796866)
|
70 | Klik links in het vakje akte om de akte, als pdf, te bekijken (nieuw venster). | van Brederode, Frederik (I2730)
|
71 | Klik links in het vakje akte om de akte, als pdf, te bekijken (nieuw venster). | van Brederode, Jan (I2933)
|
72 | Klik op de afbeelding om een grotere foto te zien. | van Brederode, Levenloos dochter (I3095)
|
73 | Klik links in het vakje akte om de akte, als pdf, te bekijken (nieuw venster). | van Brederode, Pieter (I3237)
|
74 | Klik links in het vakje akte om de akte, als pdf, te bekijken (nieuw venster). | van Brederode, Trijntje (I3342)
|
75 | Klik links in het vakje akte om de akte, als pdf, te bekijken (nieuw venster). | Gezin: Cornelis Landman / Trijntje van Brederode (F1690795634)
|
76 | Klik links in het vakje akte om de akte, als pdf, te bekijken (nieuw venster). | Gezin: Andries Dekker / Antje van Gerven (F1690796637)
|
77 | Klik links in het vakje akte om de akte, als pdf, te bekijken (nieuw venster). | Dekker, Andries (I4231)
|
78 | Klik links in het vakje akte om de akte, als pdf, te bekijken (nieuw venster). | Dekker, Nicolaas Petrus (I4250)
|
79 | Klik links in het vakje akte om de akte, als pdf, te bekijken (nieuw venster). | Dekker, Levenloos zoon (I4257)
|
80 | Klik links in het vakje akte om de akte, als pdf, te bekijken (nieuw venster). | van Gerven, Antje (I5367)
|
81 | Dek 1958 Samen met haar kinderen verkocht verkocht zij op 9 jul 1422 aan het Convent der Regulieren van Bethanien te 's-Gravenzande 13 morgen land in Monsterambacht. [Sernee, Kloosters in Delfland, reg. 85, pag. 234. | van Liesvelt, Henrica (I16925)
|
82 | Dek 1958 Samen met haar kinderen verkocht verkocht zij op 9 jul 1422 aan het Convent der Regulieren van Bethanien te 's-Gravenzande 13 morgen land in Monsterambacht. [Sernee, Kloosters in Delfland, reg. 85, pag. 234. | van Liesveldt, Hendrika (I8653)
|
83 | Hij was de laatste mannelijke telg van het Geslacht van Egmont Zijn erfgenaam was Procope Maria Pignatelli, zoon van zijn zuster Maria Clara van Egmont- Pignatelli. van der Schelling Procope Francois de 35e Heer, en 13e Graaf van Egmond jongste zoon van Philips en leste mans oir van zijnen Huijse, 9e Prins van Gavre endes H. Rijks, 14e Ridder des Gulden Vlies, Generaal van de Cavallerije inde Nederlanden en in Spanjen, stierf te Fraga in den ouderdom van 30 jaaren den 15 September 1707 en is aldaar begraven. Hij was getroud met Vrow Maria Angelica, Marquisin van Kosnak en van Grinjols. Door zijn overlijden zonder kinderen na te laten, is de fidei-commissaire successie van de goederen en titelen van den Huijse van Egmond, onder belastinge van daar van den Naam en wapenen te moeten voeren, gevallen op Procope Maria. Zoon van zijne oudste Zuster Vrouwe Maria Klara Angelica, gesproten uit haar huwelijk met Don Nicolaas Pinjatelli Hertog van Bisacha. Brussel 18307 Procope komt hier niet voor. | van Egmont, Procope Francois (I16920)
|
84 | Schelling Louijs de Ie eenige Zoon van Karel de IIe, de XXXIIe Heer en Xe Graaf van Egmond, Prins van Gavre, van Steenhuijsen, en van’t H. Rijk enz, Graaf van Hoorn, Fiennes, Bueren, Leerdam, Ysselstein, Markgraaf van Longeville, en Baron van Hamaijde, Auxl, het Kasteel van Avoed *** Grande van Spanjen, troude Maria Margareta Erfgravinne van Berlaimont, Baronesse van Waurin, Lens, Hierges, Escournaix, en besittende andere groote goederen, bij welke hij verwekt heeft een Zoon en een Dogter, welke vroeg in hare eerste jeugd gestorven is. Hij was Prins van een groote geest en koninklijk onderhoud. Hij bekleede een Ambassade, die zeer heerlijk was wegens de doorlugtigste Infante Princes dezer Nederlanden, aan zijne Majesteit van Spanjen, alwaer hij koninlijk ontfangn en onthaalt is. Hij overleed te St. Cloux in Vrankrijk, alwaar hij begraven is den 27 Julij 1654. hebbende geregeert 34 jaaren. Grande is volgens de Winkler Prins: Groot, aanzienlijk. Het is de hoogste adellijke titel in Spanje sinds daar in 1520 door Karel V een bepaalde waarde aan gegeven werd in onderscheid met de nobles (edelen). Waarschijnlijk reeds sinds de eerste strijd met de Moren sprak men van ‘grandes’ van Castilië, Aragon enz. zonder dat daar bepaalde voorrechten aan verbonden waren. Zij hadden in later tijd verschillende voorrechten, die hen soms met de koning gelijk stelden. Brussel 18307 Louis, comte d’Egmond, prince de Gavre, baron de Hamaide et Abbignyes, grand d’Espagne, chevalier du orde de la Toison d’Or, espousa Maria Margarite, comtesseheritiere de Berlaimont, baronesse d’Escornaix fille de Florent, comte de Berlaimont, chevalier du orde de la Toison d’Or, gouverneur et capitain-general de la province de Luxembourg, et de Margarita, comtesse de Lalain, baronesse d’Escornaix de laquelle il procrea Phelippe, qui suit. | van Egmont, Louis I (Lodewijk Ernst) (I16914)
|
85 | Schelling Louijs Erneste Zoon van Philips de 34e Heer, en 12e Graaf van Egmond, Prins van Gavre en des H. Rijks, Grande van Spanjen, Ridder des Gulden Vlies, en eenige en universele erfgenaam van het groot goed zijnes Vaders, troude Vrow Maria Theresa Princes van Arenberg. Dese Prins gaf zig van zijn jeugd af in de voornoemde Staaten van Europa, en ontfing aan alle Hoven daar hij zich ophield de tekens van genegenheid, vriendschap, eer, en onderscheijdinge zoo voor zijne personele verdiensten, als voor zijn rang. Maar in Spanjen zijnde, hoopte hem de Koning met Eerampten en weldaaden op. Hij maakte hem Gouverneur, en sedert*** Generaal van zijn Cavallerije in dat Land, en hij ontfing van zijn gansche Hof de merken van zeer zonderlinge hoogachtinge en goedwilligheid. Dese Vorst van groote hoop is door de dood weggerukt in den ouderdom van 28 jaaren en int algemeen zeer beklaagt geweest, Hij is overleden den 17 September 1693 zonder kinderen na te laten, hebbende verkooren begraven te worden bij de ongeschoijde Carmeliten van Brussel. Brussel 18307 .... comte d’Egmond et Berlaimont, prince de Gavre, baron de Hamaide et Abbignyes, grand d’Espagne, chevalier du orde de la Toison d’Or, general de la cavallerie. Il mourut l’an 1693 sans fans de sa femme .... d’Arenberge (fille de Charles Eugene, duc sovain d’Arenberge, duc d’Arschot et de Croy, prince de porcean, chevalier du orde de la Toison d’Or, gouverneur de Hainaut, et de Maria Henriette de Cusance) Opvallend is dat de schrijver de naam van de graaf en van diens echtgenote niet kent (laat dit open). Louis Erneste is de laatste die door de schrijver wordt vermeld. | van Egmont, Louis Erneste II (I16921)
|
86 | Slag bij Vroonen - In de verwarring na de moord op Graaf Floris V in 1296 had Heer Wolfert I van Borselen (†1299) uit Zeeland, gebruikmakend van de minderjarigheid van Graaf Jan I (+ 1299), zoon van Floris V, eigenmachtig het gezag over het Graafschap Holland aan zich getrokken. Zijn rivaal Graaf Jan II van Avesnes (+ 1304) was op zijn hoede en wachtte eerst in Dordrecht een korte tijd af waarna hij naar Henegouwen vertrok. De opstandige West-Friezen weigerden Jan I als nieuwe Graaf te erkennen en trokken met hulp van bisschop Willem van Berthout van Utrecht (†1301) naar het zuiden ten strijde om te trachten hun zelfstandigheid voorgoed veilig te stellen. Hun opzet mislukte. Bij Monnikendam werden zij door de troepen van Wolfert I van Borselen tot de terugtocht gedwongen. Een laatste treffen met het grafelijke leger vond plaats op 27 maart 1297 bij het dorpje Vroonen op een zandstreek iets ten oosten van Alkmaar. Door Hollanders bemande koggen beletten op de nabije meren de West-Friezen het vluchten. Deze werden daar van drie zijden aangevallen en moesten tenslotte ten koste van 3000 doden en nu voor het laatst het onderspit delven tegenover het overmachtige Holland, zij het met behoud van de voorheen door Graaf Floris V aan hen verleende rechten. Het dorp Vroonen werd geheel en al verwoest en verbrand. Aan Hollandse zijde vielen o.a. Jan II van Arkel en Jan van de Doirtoge. De aan de West-Friezen opgelegde oorlogsbelasting was zo zwaar dat de weduwen van de gesneuvelden de helft van haar goederen moesten afstaan. Zo kwam tenslotte een einde aan de langdurige strijd tussen de Hollandse graven en de West-Friezen. Het was overigens niet de eerste maal dat bij Vroonen strijd werd geleverd. In 1271 vond eveneens een vijandig treffen plaats, zoals de grafelijke registers melden. Vroonen werd langzamerhand weer opgebouwd en nu door de inwoners naar hun schutspatroon St.Pancras genoemd | van de Doirtoge, Jan (I4537)
|
87 | van de Schelling Karel de IIe jongste Zoon van Lamoraal de Ie. XXXIe Heer en IXe Graaf van Egmond, Prins van Gavre, van Steenhuijse en van’t H. Rijk, en Graaf van Hoorn, Fiennes, Bueren, Leerdam, Grande van Spanjen, enz., troude Vrouwe Maria de Lens Erfbaronesse van de Graafschappen van Boulonje, Aubignies, Habart, Longeville, en andere groote goederen, bij welke hij verwekt heeft vier kinderen, Louis Graaf van Egmond, Machtild Princes van Chimsij, Anna Gravinne van Warfuse, Philippote - Sabine gestorven ongetroud. Hij was een strijdbaar, braaf, en wijs Prins, en Gouverneur van het Graafschap, Kasteel en Bosc van Namur. Hij heeft bekleed verscheijde Gerandschappen, in Donomsrken [Donomsrk = Denemarken] Duijtsland, en stierf in den Haag den 18 Junij alleen geregeert na de dood van zijn Broeder drie jaaren. Brussel 18307 Charles, comte d’Egmond, prince de Gavre, baron de Sottegem, Armentiers, Fiennes, pair de Cambresis, gouverneur de Namur, chevalier du orde de la Toison d’Or, mourut l’an 1619, espousa Maria de Lens, dame hertiere d’Aubignies, fille de Gilles de Lens, seigneur d’Aubignies, et d’Leonora de Douvrain, de laquelle il procrea 1 Louis, qui suit cy-apres. 2 Magdalena Egmont, femme d’Alexander d’Aremberge, prince de Chimay, comte de Beaumont et d’Avesnes, baron de Commines, chevalier du orde de la Toison d’Or, fils de Charles de Ligne, prince d’Aremberge et du St. Empire, chevalier du orde de la Toison d’Or, et d’Anna de Croy, heritiere d’Arschot. Il mourut l’an 1629. 3 Albertine Egmond, femme de Renee de Renesse, cree premier comte de Warfuse par l’Empereur Rodolphe II, vicomte de Montenacq, baron de Reves et Gaesbeke, seigneur de Bieveren, Perselle, cheff des finances du roy d’Espagne, fils de Guillaume de Renesse, seigneur de Perseille, et Anna de Rubempre. 4 Sabine Egmond. | van Egmont, Karel II (I16905)
|
88 | van de Schelling Philips de 2e. eenige Zoon van Louijs, de 33e Heer, en 11e Graaf van Egmond, Prins van Gavre, Steenhuijsen en van ‘t H. Rijk, erfgenaam van het oude Huijs van Arkel, Graaf van Bueren, Leerdam, Ysselstein, Fiennes en Barlaimont, van Lens, Hierges, Beavrin, Hautepenne, Hamaide, Montignij, Houteroche, Zottegem, Escornaix, Arquinghem, Wavrin, Averdon, Auxi, het Kasteel, Heer van de Eijlanden Ameland, Bilt, Beijerland, van de steden Armentiers, Purmerent, en Grande van Spanjen. Ridder van het Gulde Vlies, Seneschal en Erfmaarschalk van Vlaanderen, troude Vrouwe Maria Ferdinanda van Croij, Erfmarquisin van Rentij, Princes van het H. Rijk, Gravin van Meurs en van Hoorn, Markgravin van Bourburg, Gravelin en Frankenberg, Vrow van Cherves, Eperlerques, Rumingen, bij welke Vrow hij verscheijdene kinderen verweckt en nagelaten heeft, Den Prins is gedoopt in de Koninclijke Kapelle met groote plegtigheden in’t jaar 1622 Hij was Generaal van’t krijgsvolk in Nederland, Generaal van de vreemde Cavallerije, Extraordinaris Ambassadeur van den Koning in Engeland en Onderkoning van Sarinie alwaar gestorven is den 17 maart 1682 zijnde begraven te Cagliari, zijnde de Hoofdstad van het voornoemde Rijk. Seneschal is volgens de Winkler Prins: Oudste dienaar. Hoog Rechterlijk Hof- en Bestuursambtenaar. Dikwijls belast met het Landsbestuur bij afwezigheid van de Vorst of diens plaatsvervanger. Brussel 18307 Phlippe, comte d’Egmond et Berlaimont, prince de Gavre, baron de Haimaide et Abbignys, grand de Espagne, chevalier du orde de la Toison d’Or, espousa .... de Croy (fille de Philippe Francort de Croy, duc de Havre, et de Maria Clara de Croy), e laquelle il procrea. Het is opvallend dat de schrijver kennelijk de voornaam van de echtgenote niet weet (laat dit open), wel kent hij de namen van haar ouders. Verder vermeldt hij niets over de functies van Philips II. Onderkoning van Sardinië was belangrijk genoeg om te vermelden. | van Egmont, Philips II (Philips Lodewijk) (I16916)
|
89 | van der Schelling Aarnout de Ie zoon van Johan de Ie. de XXIIe Heer van Egmond, en Ysselstein, troude Vrow Jolente Dochter van de Graaf van Limegen op den Rijn, bij dewelke hij had twee zoonen, Johan Heer van Egmond, en Willem Heer van Ysselstein die troude een Dochter van den Huise van Bossu, gestorven zonder kinderen. Hij was een dapper Prins, int bijzonder herstelde hij de ruijne van de Egmonden, en deed veele goede werken. Hij stierf den 1e April 1409 na geregeert te hebben 39 jaaren, en rust te Ysselstein. Woutersz blz. 25V+ 26R Aernt die eerste van dier naeme, worde die xxii (22) heer tot Egmont ende heer tot Iselsteyn ende hadde getrout vrou Jolenta, des graven dochter van Linighen opten Ryn, daer hy by gecreghen heeft twe soenen, te weten Jan ende Willem. Dese Willem worde nae syns vaders doot heer tot Iselsteyn, die getrouwt hadde die dochter van Bochu ende is gestorven sonder kinderen. Ende heer Aernt van Egmont dede delven ende maken een graft omt huys van Egmont ende niewe vaert om nae Alcmaer te varen. Hy heeft oeck dat dorp Egmont op Zee merckelicken doen verbeteren,ende hy heeft dat capelliken (dat heer Walengier [Hier maakt Woutersz. een fout. Niet Walengier maar Willem I bouwde in 1229 de St. Agneskapel te Egmond aan Zee] van Egmont hadde doen maecken voert huys van Egmont) afghebroken ende daer een schoender capelle doen maken. Ende hy starf int Jaer ons heeren xiiiic. ende ix den eersten dach in April (1 apr 1409), als hy xxxix (39) iaer geregiert hadde ende is tot Iselsteyn begraven ende syn huysvrou starf int Jaer xiiiic. ende xxxiiii den xxviii dach van April (28 apr 1434), ende hebben beyde een latynsche epitaphium. Detmold L3 nr. 429 fol. 131 Desen Heer aernout was die ijerste die de heerscappie van Egmondt creech van hertoch aelbrecht die graeff van Hollant Hij was oeck heer van ijselsteyn daer hij fundeerde een canosye van vx [vx moet zijn ix] (9) canonicken ende een bernaditen cloester Sijn wijff was Yolenda des graven dochter van Limingen daer hij bij wan heer Jan van Egmondt ende heer Willem van ijselsteijn Mer die heer Willem sterff sonder keijnderen ende sijn bastaert zoon was ghenoemt heer aernt van ijselsteijn ridder Heer aernt van egmondt sterff int Jaer ons heren M.cccc. ix (1409) ende leijt begraven tot ijselsteijn Yolenda sijn vrou sterff int Jaer ons heren M. cccc xxxvij (1437) ende leijt begraven inden haech tot die presterbroeders Brussel 6049 fol. 126 Arnoldus, filius Johannis domini de Egmonda, factus est dominus de Egmonda et Yselsteyn, ducens in uxorum Jolentam, filiam comitis de Liningen, ex qua genuit Johannem, dominum de Egmonda, et Wilhelmum, dominum de Yselsteyn. Obit autem Arnoldus anno domini mccccix (1409) [Westfalen schrijft in de marge: de isto Arnoldo vide plura in annalibus abbatum Egmondensium clxiiio (163)], die secunda mensis Aprilis, et uxor eius Jolenta obiit anno domini mccccxxxvii (1437), die octava mensis Aprilis et sepulta est in Haga Comitis ad predicatores ante sanctae Mariae virginis Utrecht Nr. 7a Dese heer Aernt was dieerste, die de heerscappie van Egmond creech van Hertoch Aelbrecht, die graeff van Hollant. Hy was oick heer van Yselsteyn, daer hy fondeerde een canonysie van ix (9) canonnicken ende een Bernditen clooster. Syn wyff was Jolenta des graven dochter van Liningen, daer hy bi wan heer Jan Egmont ende heer Willem van Yselsteyn. Mer heer Willem sterft sonder kinder ende syn bastaart, genoemt heer Aernt van Yselsteyn ridder. Heer Aernt van Egmont sterft int jaer ons heeren mccccix (1409) ende leyt begraven tot Yselsteyn. Jolenta syn wyff sterft int jaer ons heeren mccccxxxvii (1437) ende leyt begraven in den Hage tot die prekenbroeders Brussel 18307 Arnou I du nom, seigneur d’Egmond et Iselsteyn, fils d’Jan, seigneur d’Egmond, et Guyotte, dame de Iselsteyn. Il fonda l’an 1394 a Iselsteyn une clostre de l’orde de St. Bernard. Il espousa Jolente, comtesse de Leyningen. Il mourut l’an 1409 en avril et gist a Iselsteyn. Elle mourut le 28 jour d’avril l’an 1434 et gist apres son mary, de laquelle il procrea Jan, qui suit apres son frere Guillaume, qui suit. Guillaume Egmond, seigner de Iselsteyn, espousa Anna d’Hennin (fille de Wautier Hennin, seigneur de Bossu, Bleaugies, Haussy et Gameraige, et de Sibille Berges St. Winocq). Il mourut l’an 1461 sans enfans et gist a Gravenhage en l’eglise des peres Dominicains en la chapelle de Borsele. Il laissa plusieurs bastards. | van Egmont, Aarnoud I (I16831)
|
90 | van der Schelling Johan de Ie. Zoon van Wouter de IIIe. de XXIe (21) Heer van Egmond, troude met Jolente of Guida erfgenaam van het Land van Ysselstein, bij welke hij gehad heeft zes Zonen en zeven Dochters. Aarnout, Heer van Egmond. Gerard troude Johanna van Raaphorst. Johan troude Willemina Vrow van Wateringe. Willem, Magtilda van Hemert. Otto troude de Dochter van de Heer van Arkel. Aalbert was Kanonik van onze L. Vrouw tot Utrecht. Beatris troude met de Heer van Vianen. Bertele met de Heer van Kuylenburg. Maria met de Heer van Ryswyk. Josina met de Burggraaf van Leyden. Katharina met de Heer van Raaphorst. Anthonette een Religieuse van S. Klara binnen s’Hertogenbos, en Beatris is getroud met de Heer van Brederode. Hy was een strijdbaar Prins, en altoos overwinnaar. Hij herstelde opde Maas Graaf Willem in alle zijne Staaten van Holland; Hy stierf den 28 December 1370, na een regeeringe van negen-en-veertig jaaren [Volgens Hovaeus 44 jaar], en legt begraven tot Ysselstein in het Klooster van St. Bernard, door hem gestigt. Woutersz blz. 25V Jan, die eerste van dier naeme, worde die xxi (21) heer tot Egmont. Hy was een vroem onversaecht man; hy dede wederom timmeren Egmont. In synen tyt stonden op die Hoox ende Cabbeiaus partyen tot verdervuenisze des gemeen lants. Dese heer Jan van Egmont hadde te wyve een erfdochter van Isesteyn, genoempt Guiota of Guida, daer hy by gecreghen heeft twe soenen ende drie dochteren, te weten Aernt ende Willem: die eerste dochter hiete Lucia ende troude die heer van Vianen, die andere hiete Maria ende nam te man die heer van Waszenaer ende Burchgraef van Leyden, ende die derde hiete Catherina ende troude die ionckar van Raephorst. Int iaer xiiic. ende xv, (1315) als die dulle graef Willem van Hollant dat lant regierde, isser een groete twedracht ende discort tusschen hem ende vrou Margriete van Beyeren, syn vroumoeder, op gestaen, want sy begheerde van hem vyftich duysent vrancsche kronen iaerlix tot haer tafel, dathem onmogelick was op te brenghen; dus is tusschen die moeder ende dat kindt grote oerloghen op gestaen, ende int iaer xiiic. ende li (1351) hebben sy malcander een slach gelevert in Zeelant daer die moeder die victorie gehadt heeft. Ende graef Willem is seer bedruct gecomen tot heer Jan van Egmont om hulp ende bystant te hebben, ende heer Jan barmharticheit hebbende mit graef Willem heeft hem bystand geloeft, waeromme graef Willem weder om syn vroumoeder int selfde iaer op sinte Martyns dach in die somer slach gelevert heeft ende dese slach is geschiet op die Mase te scheep ende is alsoe bloedigen slach geweest dat dies gelyck voer noch nae in Hollant noyt gesien of gehoert is. In dese stryt hadde graef Willem die victorie meest doer hulp van heer Jan van Egmont, ende vrou Margriete syn vroumoeder is gevlucht in Engilant by haer suster die Coninginne; ende hier inne worden veel heeren gevanghen ende bysonder die heer van Brederoede, die teghens graef Willem geweest hadde; ende nae dese slach en vloyde die Mase in drie daghen niet dan bloet. Dese heer Ian van Egmont ende Iselsteyn heeft gesticht een Cloester binnen Iselsteyn van sinte Bernardus oerde dat hy ryckelichen begaeft ende beghift heeft mit syn eyghen goet. Ende hy is ghestorven int iaer ons heeren xiiic. ende lxx den xxvii dach van december (27 dec 1370) als hy xxxix (39) jaer geregiert hadde ende is tot Iselsteyn by syn huysvrou begraven. Detmold L3 nr 429 fol. 131 Dese heer Jan van Egmondt ridder nam tot een wijff guileam heer ghijsbert van ijselsteijns dochter daer hij bij wan ses zonen ende seven dochters Die ijerste hiet Aernt en was heer van egmondt en ijselsteijn die andere was Jonckar Jan die sonder keijnder sterff Die darde was heer gherit ridder die troude vrou Willem van Watering Die vierde was heer Willem van Zueter*** ridder Die vijfde was otto En die sesde heer albert canonicke sinte marijen tot utrecht Die ijerste dochter troude heer ghijsbrecht van Vijanen [In de marge wordt Vianen vermeld. Dit is niet leesbaar. Het is van een andere auteur] Die andere troude heer gherit van culenborch Die derde troude heer philips die burchgraeff van Leijen ende heer van Wassenaer Die vierde troude heer bartholomeus van raephorst ridder Die vijfde was een claris tot die Hertoghenbosch Die seste Joffer Marij van rijsing Die sevende hiete berta en troude Joncker Walrave van brederode een jongste broeder was tot brederode ome die en creech ghien keijnder Dese heer Jan was mede in die streijt op die maess mit die dolle graeff Hij sterf int Jaer ons heren M.ccc.lxx (1370) en leijt tot ijselsteijn begraven. Brussel 6049 fol. 1251 Johannes, filius de Walteri de Egmonda miles, duxit in uxorem Gwidam, filiam Gysberti domini de Yselsteyn, cuius Gwide mater fuit Maria, filia Gwidonis episcopari Traiectensis, de qua genuit sex filios et septem filias, filii vero ferunt Arnoldus, dominus de Egmonda et Yselsteyn eius successor, Johannes domicellus, Gerardus miles ballinus [1H: bailius] Kenemariae, martius Wilhelmae dominae de Wateringen, Wilhelmus miles dominus de Zoetermeer [2H: Zegwaert et de Zevenhuysen. H II 331: Heer van Zegwert ende Sevenhuysen], Otto maritus Mabelia de Arckel, Albertus canomicus ecclesiae sanctae Mariae Traiectenis. Primam filiamduxit in uxorem Gysbertus, dominus de Vyanen. Secundam duxit in uxorem Gerardus, dominus de Culenburch. Tertiam duxit Philippus burchgravius Leydensis [3H: de Wassenaer, burchgravis Leydenssis], quartam habuit in uxorem Bartholomeus de Raephorst miles. Quinta filia fuit sactimonialis apud clarissas in Buscoducis, Sexta fuit Maria de Risius. Septima fuit Berta uxor Walravii domini de Brederoeden [4H: Walravum de Brederoeden], fratris Rynaldi domini de Brederoeden, de qua tamen non genuit. Johannes autem domicellus predicus obiit anno domini mccclxv (1365). Domicella autem de Risius obiit anno domini mccclxii (1362), sepulta in Egmonda. Miles pater omnium istorum obiit anno domini mccclxx (1370), sepultus in Yselsteyn. Brussel 18307 Jan, premier du nom, seigneur d’Egmond, chevalier. Il mourut l’an 1370. Il espousa Guida Amstel, dame hertiere du pays d’Iselsteyn, fille unique de Gisbert Amstel, seigneur d’Iselsteyn, et Maria Hainaut fille naturelle de Guy de Hainaut [Hainaut=Henegouwen], apres evesque de Utrecht. Elle mourut l’an 1340, gissent a Iselsteyn, de laquelle il procrea 1. Arnoul, qui fut mentionne cy-apres. 2. Guillaume d’Egmond, fut mentionne cyapres. 3. Albert Egmond, chanoine a Utrecht. 4. Anthonette Egmond, clarisse a Blois-le-Duc. 5. Gerard Egmond espousa Jenne Raphorst, dame de Ortoge (fille de Thiry Raphorst et de Machtilde Outshoren). Il mourut sans en fans. 6. Otto Egmond, bailliu de Kermerlant, espousa Mabelia d’Arckel (fille d’Jan, seigneur d’Arckel et d’Ermengarde de Cleves). Il mourut sans en fans. 7. Beatrix Egmond, femme de Gisbert, seigneur de Vianen et Goye, chastellain d’Utrecht (fils de Henry, seigneur de Vianen, et d’Jolente Culembourg). Il mourut l’an 1391 [Voor Gijsbert van Vianen, zie uitvoerig Brokken, Hoekse en Kabeljauwse Twisten blz. 570] 8. Berta d’Egmont espousa Gerard, seigneur de Culembourg (fils de Hubert Culembourg et de Judit Polanen). Il mourut l’an 1395. 9. Catharina Egmont, femme de Bartholome Raphorst, chevalier (fils de Thiry Raphorst, chevalier, et de Machtilde Outshorn). Il mourut l’an 1406. 10. Maria Egmond espousa Philippe, baron de Wassenaere, vicomte de Leyden, seigneur de Barendrecht, Catwijck, Walkenbourg (fils de Thiry, seigneur de Wassenaere, vicomte de Leyden, et Machtilde, dame de Barendrecht). Il mourut l’an 1438. 11. Berte Egmond espousa Walrave Bredenrode (fils de Thiry, seigneur de Bredenrode, et Beatrix Valckenbourg). Il mourut sans en fans le 16 jour de aoust l’an 1369. 12. Jan Egmond, chevalier, espousa en premieres nopces Wilelmine, fille d’Albert, seigneur de Wateringe; elle mourut l’an 1387; de laquelle il procrea Wilelmine Egmond, qui suit. Il espousa en secondes nopces Henriette Rodenbourg, dame de Weldan. Wilelmine Egmond, femme de Guillaume Naeldwijck, chevalier (fils de Henry Naeldwijck, chevalier et de Catharina Heenvliet). Il mourut l’an 1444. Elle mourut 38 ans apres son mary l’an 1482. Utrecht Nr. 7a Dese heer Jan van Egmont ridder nam tot een wyve Gwidan, heer Gysbert van Yselsteyns dochter, daer hy by wan ses soenen ende seven dochteren, die eerste hiet Aernt ende was heer van Egmont ende Yselsteyn, die andere Jan sterft sonder kinderen, die derde Gerrit traude de vrau Willem van Watering, die vierde Willem van Soetermeer, de vyfte Otto, de seste Aelbrecht canonick Sinte Martins te Utrecht. Die eerste dochter had heer Gysbert van Vianen, die andere had heer Gerrit van Culenburch, die derde had de heer Philips, borchgrave van Leyen ende heer van Wassenaer, die vierte traude heer Bartelmeus van Raephorst ridder, de vyfte was een claris tot Tsertogenbosch, die seste was joffrou Marie van Rysin, die sevende hiete Berta ende troude jonckheer Walraven van Brederode, die een jonger soon was van Brederode, ende die en creech geen kinder. Dese heer Jan was mede in den stryt op de Maes met de dolle graeff. Hy sterft int jaer ons heeren mccclxx (1370). Hy leyt tot Yselsteyn begraven. | van Egmont, Johan (I16822)
|
91 | van der Schelling Johan de IIIe. Zoon van Willem IV. de XXVe Heer van Egmond. en van het Rijk, welke de Keijzer Maximiliaan opnieuw tot Graaf van Egmond verklaarde, met de vereeniging van de Stad Purmerende, en meer andere Steden tot het Graafschap en de magt van schattingen en onderstand gelden over zijne Onderdanen te heffen, en andere groote voorregten, en tot Heer van Mechelen, Arkel, de Eijlanden Ameland, Bilt, Beijerland, Hij troude Vrow Magdalena van Weerdenburg, Dogter van den Graaf van Weerdenburg, Achternige van den Keijzer, bij welke hij verwekt heeft XV kinderen: Willem gestorven voor zijnen Vader. Johan Graaf van Egmond. Joris Biscop van Utrecht, en Abt van St. Amand, Philips Heere van Bar, Vrow Walburg troude Willem Graaf van Nassau. Josina de Baron van Wassenaar, Katharina de Heer van Korthem, Anna die Abdis was van Losduijnen. Johanna troude de Baron van Toutenburg. De andere zijn zeer jong gestorven. Hij was een zeer strijdbaar Prins en braaf Soldaat. Zijne groote en merkwaerdige krijgsdaden bevestigen dit zelfs in zijn Ouderdom van 23 jaaren. Hij is geweest in het Heijlige Land, op de berg Sinaï. Hij is geweest Stadhouder van Holland-Zeeland en Vriesland. Hij verdreef de muijtende Ingcroten ** uit Leijden, genaamt Kaas en Brooden. Hij nam Haarlem in, en won de groote Slag tegen de Heer van Naaldwijk en stierf hoogbejaard den 21e Augustus 1516 na dat hij het Graafschap geregeert had 33 jaaren, en Holland- Zeeland en Vriesland, 32 jaaren, en is ter aarde bestelt in de Collegiale Kerk van Egmond. Woutersz blz. 27V+ 28R Jan, die derde van dier naem, worde die xxv (25) heer tot Egmont. Hy was middelbaer van stature, schoen van aensicht, eerbaar van wesen, ende was seer geleert. Hy bedreef wonderlicke feyten van wapen, doe heer Willen van Egmont, syn heer vader, noch leefde. Hy wan mit crysch behendicheit die stad van Dordrecht in anno xiiiic. ende lxxxi smorghens te seven urren opten vi. doach van Aprill (06-04-1481), ende hy nam Adriaen Ians soen, schout van die stadt van Dordrecht, ghevanghen mit twe burgharmeysters ende hy lietse mitten swaerde rechten. Om dese ende meer andere crysch feyten ende om veel trouwe diensten die hy Maximiliaen den keyser dede, maeckte hy desen vromen edele heer tot Brusel anno xiiiic. ende lxxxvi den xii dach van november (7 nov 1486) deerste Graef tot Egmont, ende oeck stadhouder van Hollant; ende gaf hem te wyve syn oems dochter van Waerdenberch [Keizer Maximiliaan (1459-1519), 1519), zoon van Keizer Frederik (V) III (1415-1493) had één oom van vaders kant, Albrecht VI (1418-1463)], daer heer Jan Grave van Egmont aen wan in synder rechte outheit, want hy wel boven die vyftich iaeren out was eer hy Juffrrou Magdalena van Waerdenberch troude xv. (15) kinderen, daer veel iong af storven. Mer die opgecomen syn, syn desen: Jongkar Willem, die by nae volwaszen was ende storf voer syn heer vader; Jongkar Jan, die na syn heer vaders doot grave tot Egmont worde; Jongkar Joris, heer van Hoechwoude ende Aertswoude, die na Abt van sint Amandt by Doernick ende Biscop van Utrecht worde; Jongkar Phillips, heer van Baer [Woutersz schrijft hier zelf in de marge: Dese Jongkar Phillips, heer tot Baer, was een vroem cloeck ende rasch man, groet van stature, seer stout te velde, ende was wel gheleert ende starf een iong man van groeter hope anno xvc. ende xxviii (1528) in Keyser Carolus dienste, den ven. van dier naem in Italien ende is aldaer begraven]. Die dochteren syn: Jongfrou Walburch, Graefinne van Naszouwen; Jongfrou Josina, vrou van waszenaer, Burgraefinne van Leyden; Jongfrou Caterina, vrou van Cortgeen in zeelant; Jongfrou Anna, Abdisze van Lausduynen; Jongfrou Ianna, vrou van Toutenburch ende Stadthouderinne van Vrieslant; ende meer andere soonen ende dochteren, die al iong gestorven syn. Doe dese edele hoechgeboren heer xxiiii (24) iaren oudt was, reysde hy ten heylige land ende worde goods ridder, daer hy veel avontuers hadde, want alle syne dienaers verlieten hem, want een schamel man genoempt Jan Meliszen die hy van een geleye ghecocht hadde, droech hem wel xx (20) mylen op syn schouderen, want hy seer sieck was; ende als hy quam tot Egmont, soe gaf hy dese Jan Meliszen een schoutambocht tot syn leven. Hy cochte om een somme van penninghen die Heerlicheiyt van Purmerent, die den heer van Montfoert doer rebellicheyt verboerd. Hy cochte oeck die heerlicheyt van Hoechwoude ende Aertswoude, ende een groet aenwas over Mase genaempt die Ruychte, met wert noe genoempt Beyerlant. Hy dede oeck repareren ende verbeteren thuys tot Egmont. Hy hadde oeck weel oerloghen ende stryden in syn leven daer hy groete eer vercreech. Hy verdreef die Casebroets boerren van Leyden als sy Haerlem ghewonnen ende ingenomen hadden. Hy hadde een groete stryt te Sluyse teghen die heer van Naeltwyck ende Jongkar Frans van Brederode, die hy wan, ende hy heeft hem gevanghen wesende te Dordrecht geborcht om te genesen, want hy seer gequetst was, mer hi is daer gestorven. Hy heeft oeck die stede van Hoern in ghenomen mit Joest van Laleyng ende veel andere vromelicheyden bedreven. Hy reformeerde die Abdie van Egmont ende vernyde daer die religie, daert geslachte van Riewyck oeck seer in laboreerde ende dit geschiede int Jaer xiiiic. ende xci (1491) ende heeft oeck mede veel cloosteren in Hollant gereformeert. Dese Edele hoochgeboren grave van Egnont starf int iaer ons heeren xvc. ende xvi. den xxi. dach van augustus (21-08-1516), seer oudt van dagen wesende, als hy dat graefschap van Egmont xxxiii (33) iaren geregiert hadde, ende stadthouder van Hollant geweest hadde xxxii (32) iaren mit groeter eeren, ende is tot Egmont in syn collegie onder een metalen combe (die hy by syn leven dede maken) begraven. Ende die edele doerluchtige hoochgeboren vrouwe Magdalena van Waerdenberch, graefinne van Egmont starf int Jaer xvc. ende xxxviii den ix dach van september (09-09-1538), ende is by haeren man begraven. Als nu die getrouwe edele heer Jan, graef tot Egmont, doot was, soe quamen die Gelderse Vriesen over in Alcmaer op sinte Aelberts dach ende verbranden Egmont Binnen te gront toe ende souden oeck dat huys tot Egmont verbrandt gehadt hebben, mer heer Jan van Waszenaer (verstaende dat die edele vrou van Egmont dat huys alleen gelaten hadde) heeft van stonden aen opt huys van Egmont geschict en gesonden sekere vrome crysluyden om thuys te bewaren, dwelck sy oeck trouwelicken gedaen hebben. Utrecht Nr. 7a Dese heer Jans wyff was Maddalena, des graven dochter van Waerdenborch, daer hy bi wan Maximiliaen. Hier eindigt dit handschrift Het dateert dus uit de periode na de geboorte van Maximiliaen, kort na het huwelijk in 1484. Detmold L3 nr. 429 Fol. 133 Heer Jan die derde van desen naem was die ijerste grave van Egmont en was ghenaemt Inder wandelinge manck Jan want hij int beclimmen der stadt Doesburch hij been brack daer hij manck van bleeff Dese grave Jan hadde te wijve des hoechgheboren graven dochter van Werdenborch. Hier eindigt het handschrift van Detmold Brussel 18307 Jan, troisieme du nom d’Egmond, nee l’an 1441, fut cree premier comte d’Egmond par le Empereur Maximilian l’an 1486, fut seigneur de Baer, Hooghwoude, Aertswoude et Pomerende, gouverneur de Hollande, Seelande et Frise en la place d’Josse de Lalain, et en l’an 1491 fut chevalier du orde de la Toison d’Or. Il mourut le 12 jour de decembre l’an 1516 et gist a Egmond. Il espousa Magdalena de Werdenbourg (fille de George, comte de Werdenbourg, et de Catharina de Baden). Elle mourut le 9 jour de novembre l’an 1538 et gist apres son mary a Egmont, de laquelle in procrea: 1. Maximilian d’Egmont, mort en jeunesse. 2. Guillaume Egmond, mort en jeunesse. 3. George Egmond fut l’an 1536 evesque d’Utrecht par l’Empereur Charles V du nom et mourut le 26 jour de septembre l’an 1559. 4. Anna Egmont, abbesse a Lesduynen. 5. Jan, comte Egmont, qui suit. 6. Jossine Egmond espousa l’an 1511 Jan, baron de Wassenare, viscomte de Leyden, seigneur de Barendrecht, Voorschoeten, Walkenbourg, Catwijck, chevalier du orde de la Toison d’Or (fils de Jan, seigneur de Wassenare, et d’Jenne de Halkewijn). Il mourut le 4 jour de decembre l’an 1525 et gist en le cloistre des peres Dominicains a (en) la Haye. 7. Walburge Egmond, femme de Guillaume, comte de Nassau, Dillembourg, nasquit l’an 1484 le 10 jour d’avril au chasteau de Dillembourg, fils d’Jan, comte de Nassau, Vianden, Dillembourg, baron de Grimberge et Diest, et d’Elisabet de Hesse. Elle mourut l’an 1529. 8. Jenne Egmond, femme de George Schenck, baron de Tautenbourch, chevalier du orde de la Toison d’Or, gouverneur de Frislant. 9. Catharina Egmond espousa l’an 1508 Francq de Borsele, seigneur de Cortgene, Melisse et Pamele, fils de Floris de Borsele, seigneur de Cortgene, Melisse et Pamele, et de Barbara de Wassenare. Il mourut l’an 1522 le 22 jour de novembre sans en fans. Brussel 6049 fol. 127 en 1271 Iste Johannes, dominus de Egmonda, filius Wilhelmi domini de Egmonda, anno domini mcccclxxxiii (1483) efficitur vice comes Hollandiae, Zelandiae et Frisiae. Hic anno domini 1483 circa festum duxit in uxorem Magdalenam, filiam comitis de Wairdenberch [Achter de benaming Wairdenberch is toegevoegd met lichtere inkt en met een hand die niet van Westfalen is: et creatur comes de Egmonda]. Hic anno domini mccccc (1500) efficitur primus comes de Egmonda a Maximiliano Romanorum rege. Hic etiam fuit miles aurei velleris, hic eciam in juventute sua visitavit sepulchrum Chrisi in Jerusalem. Hier eindigt ook dit handschrift met uitzondering van de volgende regels. Iste Fredericus secundo genitus [Dezelfde hand voegt hier toe: primus comes de Bueren]. duxit in uxorem filiam domicelli Gerardi, domini de Culenburch, et genuit ex ea Florentinum, dominum de Yselsteyn militem [Hier voegt deze hand nog toe: et comitem de Bueren] aurei velleris. Tenslotte voegt deze onbekende schrijver nog toe:Florentius genuit Maximilianum ultimum comitem de Bueren, qui duxit in uxorem ... , filium domini de Lanoy, de Santis et de Roelancoert, ex qua genuit unicam filiam, quam sponsavit principi Aurani, comiti de Nassau etc. Het Haagse handschrift vervolgt achter militem aurei velleris met: Iste Fredericus efficitur primus comes de Bueren et de Lederdam a Maximiliano Romanorum imperatore anno domini mvc. (1500) Obiit autem anno domini mvc xxi, die viiia mensis Decembris (8 dec 1521). Winkler Prins Jan III van Egmond (Hattem 3 april 1438 - Egmond 21 aug. 1516), sinds 1483 heer van Egmond, sinds 12 nov. 1486 graaf, was vurig Kabeljauws gezind en derhalve aanhanger van Maximiliaan van Oostenrijk, die hij vooral als militair diende. Jan was in 1477 kamerheer van Maximiliaan geworden, in 1481 slotvoogd van Gorkum; van 1483 tot 1515 was hij stadhouder van Holland. Hij streed tegen de laatste hoeken, bracht hun in 1409 in het Gat van Brouwershaven een gevoelige nederlaag toe. In 1492 sloeg hij de opstand van het Kaas- en Broodvolk in Noordholland neer. Hij trouwde in 1484 met gravin Magdalena van Werdenberg; zijn derde dochter Walburga was de eerste vrouw van de vader van Willem van Oranje. Zijn bijnaam was “Manke Jan”. Hij was de vader van George en de grootvader van Lamoraal. Lit.: NNBW, III, kol. 333- 334: P.J. Blok, in: Meded. Kon. Ak. v. W., afd Lett., 3e reeks, x (1894). Dordrecht Aan het (Hoekse) bewind kwam abrupt een einde toen de Kabeljauwse leider Jan van Egmond in de vroege ochtend van 6 april de stad wist te verrassen. In drie schepen had hij zijn manschappen verborgen. Nadat de schepen onverdacht de waterpoort hadden gepasseerd en in de stadshaven waren afgemeerd, kwamen de strijders tevoorschijn. Tot hen behoorde een aantal Kabeljauwse ballingen die wellicht kontacten in de stad hebben gehad, maar het merendeel van de groep lijkt toch niet tot de Dordtse incrowd te hebben behoord. In schermutselingen vond Burgermeester Gillis Adriaanszoon de dood ondanks dat hij had geprobeerd zijn hoofd met een inderhaast gepakte koperen pot te beschermen. Op 26 april werd de Dordtse wet onder landsheerlijk gezag ingrijpend “verzet”. Een aantal Hoekse voorlieden werd in Den Haag gevangengezet, waaronder Dirk van Beaumont, Lange Adriaan en Cornelis Adriaanszoon. Dirk en Adriaan werden op 2 augustus 1481 door het Hof van Holland ter dood veroordeeld en hun vonnis is op 14 augustus voltrokken. [In tegenstelling tot hetgeen Woutersz. aangeeft is hier sprake van een proces en doodvonnis uitgesproken door het Hof van Holland]. Cornelis Adriaanszoon werd eeuwig verbannen en heeft inderdaad zijn verder leven buiten Holland en Zeeland gesleten. Het Ledikantje te Egmond aan den Hoef Vlg. C. W. Bruinvis Repertorium Nr. 2928. Eertijds vond men er (de Slotkapel) ook een zonderling gedenkteken, dat onder den naam van het ledikantje bekend was, van onder met koper loofwerk versierd, door gordijnen overdekt en tot ligplaats verstrekkende van twee levensgroote koperen beelden voorstellende Jan, eerste graaf van Egmond, en zijne gemalin Magdalena van Waardenburg, de eerste overleden in 1516 de laatste in 1538. De koperen beelden zouden afkomstig zijn van een oorspronkelijke tombe die in 1578 door de troepen van Sonoy werd verwoest. De beelden en sierstukken werden toen afgerukt en in de Sammerpolder geworpen. Waar zij jaren later werden opgevist. Zij werden op het koor van de herbouwde slotkapel ten toon gesteld. Ludolf Smid zag in 1676 en in 1706 het ledikantje en zegt er het volgende over: Bij de vrouw lag een schoothondeke, nevens beide twee bazuinen, een gebroken degen, een wapenschilt, een grote koperen plaat behelzende hunne doot in het latijn. Beneden rontsom het ledikantje vernam ik in nederduits geschrift in een vierkanten lijst, dog bedorven en bijna wel meest weggenomen. Van een en ander is niets meer terug te vinden. Vertaling van het Latijnse grafschrift: Ter gedachtenis van Jan Graaf van Egmond, Heer van Baar. Deze, op zijn twintigste jaar van Jerusalem teruggekerd zijnde, heeft Dordrecht herwonnen, Utrecht beschermd en die van Hoorn beteugelt; door Keizer Maximiliaan is hij tot Stadhouder van Holland aangesteld en in den gravenstand verheven, welk amt hij 30 jaren heeft bekleed; hij heeft verscheidene kloosters, zoo te Egmond als andere, tot heiliging van het leven hersteld, de kerken en hare bedienaars in zonderheid van deze, heeft hij rijkelijk begiftigt. Uit Magdalena van Waardenburg, nicht van keizer Maximiliaan, 15 kinderen ontvangen hebbende, is hij in den ouderdom van 78 jaren overleden op den 12e September 1516. | van Egmont, Johan III (I16862)
|
92 | van der Schelling Johan de IVe zoon van Johan de IIIe. de XXVIe Heer en IVe Graaf van Egmond, Heer van Arkel, Mechelen, de Eijlanden van Ameland, Bilt, ende Beijerland, troude Francoise van Luxenburg, Dochter van de Graaf van Gavre, Heer van Fiennes, welkedoor de dood van haren Broeder is geweest Gravinne van Gavre, Markgravinne van Ville, Baronesse van Hamaide, Vierves, Eicmes, en besitster van andere goederen: Bij welke hij gehad heeft twee zoonen, Karel en Lamoraal, en eene Dogter Margareta, die de huijsvrou wierd vande Graaf van Vandermont, wiens Dogter de Vrow was van Henrik de IIIe Koning van Vrankrijk en van Polen; De gemelde Johan was een vredlijk en strijdbaar Prins. Hij deed groote krijgsdaaden in’t gevolg van Keijzer Karel de Ve Hij sloeg de Vriesen, en was groote hoopen verwagtinge,maar hij stierf jong inden oorlog in Italie, als Generaal van al het ligte Paardevolk in dienst van den hoogst gemelde Keijzer, zoo van Napels, als van Milanen, den 19 April 1528. en legt begraven te St. Mark in het voornoemde Milanen, en heeft geregeert twaalf jaaren. Woutersz blz. 28R Jan, die vierde van dier naem, was die xxvi. (26) heer ende twede graef tot Egmont.Hy was een vroem cloeck rasch ende vervaren man, groet van staturen, cloeck ende stout te velde, seer radt van lichaem. Hy nam te wyve Jongfrou Francisca van Luxemburch, een dochter van den here van Fiennes, die seer schoen ende verstandich was, ende die Keyser Carolus maeckte haer Princesze van Gaveren. Dese heer Jan, graef tot Egmont, heeft by haer gecregen twe soonen, te weten: Carolus ende Lamoral, ende eenen dochter Margarita genoempt, ende hadde getrouwt die grave van Voudemont, des hartoghen broeder van Lotringen. Dese edele hoochgeboeren graef Jan tot Egmont starf een iong man van groter hoope, in Keyser Carolus dienst tot Melanen, int iaer xvc. ende xxviii (1528) ende is begraven ten Augustinen buyte Melanen, als hy xii (12) iaer geregiert hadde, ende syn hart is tot Egmont begraven by syn heer vader. Brussel 18307 Jan IV du nom, comte d’Egmond, baron de Baer et Lathum, seigneur de Hooghwoude, Aertswoude, chevalier du orde de la Toison d’Or, et capitaine-general pour l’Empereur Charles V des chevaux legeres, espousa l’an 1516 Francoise de Luxembourg (fille d’Jaques de Luxembourg, comte de Gavre, seigneur de Fiennes, et de Margarita de Gruthuse). Elle fut comtesse-heritiere de Gavre, baronne de Fiennes. Il mourut le 29 jour d’avril l’an 1528 et gist a St. Marcq a Milan. Elle mourut le premier jour de novembre l’an 1557 et gist a Sottegem en le grand eglise devant le autel en une magnifique tombe relevee d’albatre avec ceste epitaphe: Cy gist haute et puissante dame Francoise de Luxembourg, comtesse de Gavre et dame des baronnies de Fiennes, La Hamaide, Viernes, etc., et des seigneuries d’Arquinghem, Armentiers et d’Auxi; en son temps espousa a haut et puissant seigneur messire Jan, comte d’Egmond, baron de Baer et Lathum, seigneur de Hooghwoude, Aertswoude, etc., chevalier de l’orde et capitaine-general pour l’Empereur Charles V des chevaux legeres, et quel gist a St. Marcq a Milan, et trespassa le XXIX d’avril 1528 mourut madame le premier de novemre 1557. Enfans de Jan, comte d’Egmond et de Margarita de Luxembour, sa femme. 1. Charles Egmond, mort en jeunesse l’an 1541. 2. Lamoral, comte d’Egmond, qui suit. 3. Margarita Egmond espousa l’an 1549 Nicolas de Lorraine, comte de Voudemont, nee l’an 1519 fils d’Anthoin, duc de Lorraine et de Bar, et de Renata de Bourbon. Il fut cree l’an 1569 par Charles IX du nom, roy de France, duc de Merceur. Il mourut l’an 1576 le 23 jour d’janvier. Elle mourut l’an 1554. Vertaling J. Hooftman. Grafschrift van Francoise. Hier ligt de hoge en machtige vrouwe Francoise van Luxemburg, gravin van Gavere en vrouwe van de baronieën van Fiennes, La Hamaide, Vierves, etc. en van de heerlijkheden van Arquinghem, Armentieres en van Auxy: en in haar tijd trouwde zij de hoge en machtige heer Jan, graaf van Egmont, baron van Baer en Lathum, heer van Hoogwoud en Aartswoud, enz. ridder van de orde en kapitein-generaal voor de keizer Karel V van de lichte cavalerie en die ligt begraven in de St. Marco in Milaan, en overleed op 29 april 1528 en mevrouw stierf de eerste november 1557. Conclusie Of Francoise de archiefstukken van de Heren/ Graven v. Egmont van het Slot Egmond op de Hoef naar het Hof te Brussel heeft laten overbrengen is niet duidelijk. Egmond op de Hoef had de beschikking over een Rentmeester die de administratie van de Graaf bijhield. Wat er met het archief tijdens of na de verwoesting van het Slot in 1574 gebeurd is, is onduidelijk. Mogelijk lag het grootste deel van dit archief in het Slot en is verloren gegaan of de Rentmeester had delen ervan thuis liggen. Het is opmerkelijk dat er desondanks voor Lamoraal II die van 1595 tot 1605 te Egmond woonde, door Rentmeester v.d. Meulen een redelijk betrouwbare lijst van inkomsten uit lenen kon worden opgemaakt. De archiefstukken te Brussel zullen na de veroordeling van Lamoraal I en de daarop volgende confiscatie van zijn goederen eveneens niet ongeschonden aan de latere erfgenamen zijn overhandigd. Alva liet b.v. beslagleggen op de administratie van Lamoraal om bewijzen tegen hem te kunnen vergaren bij het te voeren proces wegens hoogverraad. Ook alle eigendomspapieren zullen gevorderd zijn. In het archief te Parijs bevindt zich een collectie stukken afkomstig van in ** uitgeweken edelen. Hieronder bevindt zich een deel van het archief van de Pignatelli’s waarvan enkele stukken afkomstig zijn uit het Brusselse archief van de Van Egmonts. | van Egmont, Johan IV (I16882)
|
93 | van der Schelling Johan, de Zoon van Aarnout de Ie de XXIIIe Heer van Egmond, is gemaakt door de Keijzer Sigismundus, Graaf van Egmond, en van het Rijk op den 15 Augustus 1424. Hij troude de schoone Vrow Maria van Arkel, bij welke hij gehad heeft twee Zoonen Aarnout en Willem dewelke beide uit hoofde van hunne Moeder, door de hoogstgemelde Keijzer zijn verleent met de Hertogdommen van Gelre, Gulik en het Graafschap Zutphen, De oudste was Hertog van Gelre, Gulik en Graaf van Zutphen, en de jongste Graaf van Egmond, Heer van Arkel, Mechelen, Bueren, Leerdam, Ysselstein, en van andere groote goederen. De voornoemde Johan de Vader was een zeer braaf, strijdbaar en bij na altoos overwinnend Prins *** Hij heeft Gelderland beheerst als Momboir [Momboir = zaakwaarnemer] en Voogd voor zijnen Zoon, Hij droeg zilveren bellen om aan zijn krijgsknechten bekend te zijn, en sterf den 4 Januarij 1451 en is begraven in de kerk van Egmond, die hij gestigt heeft, hebbende geregeert 42 jaaren. Woutersz blz. 26R+V +27R Ian, die twede van dier naem worde die xxiii (23) heer tot Egmont, ende hadde te wyve vrou Maria van Arckel, wiens vrou moeder Johanna was die suster van den Hartoghe Reynout van Gelre: daer heer Jan van Egmont by wan twe soenen, te weten Aernt, Hartoghe van Gelre, ende Willem, broeder tot Gelre, Heer tot Egmont ende Iselsteyn. Aernt, hartoghe van Gelre voerszeyd, had getrouwt vrou Katherina, hartoghe Adolfs dochter van Cleve, daer hy by gewonnen heeft Adolf ende Maria, Coninginne van Schotlant, ende Margarieta, hartoghinne In Beyeren. Adolf voerszeyd, hartoghe van Gelre, hadde getrouwt die dochter van Bourbon, daer hy by gecreghen heeft Carolus, hartoghe van Gelre, ende een dochter die getrouwt had die hartoghe van Loreyne. Dese heer Jan van Egmont hadde veel oerlogen ende stryden in syn leven daer hy groete victorie ende eer in vercreech. Op dese tyt was hartoghe Willem van Beyeren Grave van Hollant, die een wreet, fel heer was; hy sette hem van iongs op teghen hartoghe Aelbert van Beyeren, syn heer vader. Hy benyde oeck seer twelvaren van die edele heeren in Hollant; hy benam die heer van Waszenaer tmeeste recht dat hy hadde in die stede van Leyden: hy dede oeck vanghen die Edele heer Jan van Arckel, die hy x (10) iaren in de ghevankenisze hilt; hy seyde oeck die Edele heer Jan van Egmont verraderie over, souckende een oersaecke om hemte krencken ende heeft hem omboden ten hove te comen, mer die edele heer van Egmont wel kennende synen valsche grond, is mit Henrick van Riewyck ende iic. mannen gewapent tot Iselsteyn getrocken daer ionckar Willem syn soen ende syn vroumoeder waren; mer die grave van Hollant siende dat heer Ian van Egmont niet ende compareerde heeft alle die goeden van Egmont doen toeslaen, ende die graef is selve in persoen terstond mit macht van volck gereyst voer die stede van Iselsteyn; mer als hyt niet winnen en mochte, soe is die soen gemaeckt mit dese condicie dat heer Jan van Egmont soude iaerlix daer af hebben twe duysent oude schilden ende Jonckar Willem soude hebben ses hondert cronen [Volgens Hovaeus en Vrou Jolenta 8000 Kroonen]; dit aldus geschiet wesende, is hartobhe Willem van Beyeren, grave van Hollant, corts daer nae gestorven int iaer ons heeren xiiiic. ende xvi (1416), gheen soenen after latende dan eenen dochter genoemt Jacoba, die gravinne van Hollant, Zeelant ende vrou van Vrieslant geworden is, alst God hebben wilde. Als dan die heer van Egmont ende Jonckar Willem syn broeder hoorden dat hartoghe Willem van Beyeren, grave van Hollant, gestorven was, soe syn sy mit vroemicheit gecomen ende hebben die stede van Iselsteyn weder ingewonnen ende gerecupareert als haer vaderlicke erf; mer die heeren van vrou Jacoba hebben die stede van Iselsteyn gegeven die van Utrecht, die opt selfde iaer op sinte Pieters ende Paulus dach (**-**-1417) die stede van Iselsteyn te grond toe gedestruweert hebben ende dit bleef aldus legghen ter tyt toe dat hartoghe Kaerl van Burgongen graef van Hollant worde. Int Jaer xiiiic. ende xvii (1417) heeft een groete strydt geweest gy Gorricom tusschen Jonckar Willem, heeren Jans soen van Arckel, die gevanghen was, ende vrou Jacoba, daer Jonckar Willem verslaghen worde ende die Heerlicheyt van Arkel ende van alt lant van Mechelen starf opt Huys van Egmont. In dese strydt worde oeck gevanghen die Heer van Egmont van die van Utrecht, mer sy die wonderlicke beleeftheit van die Heer van Egmont doersien hebben, soe hebben sy hem vry gelaten ende hebben hem mit grooter eeren wederom tot Egmont gebrocht. Int Jaer ons heeren xiiiic. ende xxiii (1423) starf haestelicken Hartoghe Reynout van Gelre ende dat Hartoghdom van Gelre is gestorven op vrou Maria van Arckel, des Heeren Jans huysvrou van Egmont, ende Jonckar Aernout, haer beyder soen, is geworden hartoghe van Gelre ende oeck mede grave van Zutphen. Ende want Jonckar Arnout noch iong was, soe regierde heer Jan van Egmont dat lant van Gelre als een waerachtich voecht ende momber van syn soen, ter tyt toe dat hartoghe Arnout van Gelre tot syn iaeren quam. Dese heer Jan van Egmont stichte op die hoeve (als hy dat ouwe capelliken hadde doen afbreken ende hadde een ander groeter doen maken) een collegium van ses canoniken, die hy begaefde mit syn eygen goet. Ende hy was al tyt een groet doerluchtich prince ende als hy ten oerloch quam, droech hy een gordel vol silveren bellen om syn lyf, om dat men hem kennen ende hoeren soude, want hy was van allen crysluyden seer bemindt om synder vroemheit ende doechden; hy hieten oeck daer om heer Jan mitten bellen ende als hy gram was soe stong syn haer recht op syn hooft. Ende hy starf int Jaer ons heeren xiiiic. ende li, als hy mit groeter eren xlii (42), iaer geregiert hadde, den iiii dach in Januario (4 jan 1451), ende hy is in syn Canonisie, die hy selfs gesticht hadde, begraven; over wiens graf heer Jan die eerste grave tot Egmont een schoene metalen combe heeft doen maken. Ende vrou Maria van Arckel, syn huysvrou, starf voer hem Int iaer xiiiic. ende xv. den xviii. dach van Julio (18 jul 1415). Dese heer Jan van Egmont hadde in syn leven grote twist met heer Willem van Matenes, abt van Egmont, mer oude hartoghe Philips van Burgongen heeft tuszchen hoer beyden die pays ghemaeckt. Op dese tyt was een man op die hoeve, ghenoemt Jan Clopper, ende was oudt hondert ende xl. iaer (140); hy plach nimmermeer te eten dan savonts als die son onder was. Brussel 18307 Jan, second du nom, seigneur d’Egmond et apres la mort de son frere Guillaume fut seigneur de Iselsteyn, espousa Maria d’Arckel, duchesse presumptive de Gueldres, comtesse de Sutphen, dame du pays de Malines [Malines=Mechelen] (fille d’Jan, seigneur d’Arckel, Gorchom, Leerdam, Pierrepont, thesoriergeneral du pays de Hollande, et Jenne, duchesse de Gueldres). Ce Maria mourut le 18 d’juillet l’an 1415 et gist a Iselsteyn. Il mourut l’an 1451 et gist a Egmond; de laquelle il procrea 1. Arnoul, duc de Gueldre, (etc.) 2. Guillaume Egmond, fut mentione cy-apres. Detmold L3 nr. 429 fol. 132 Desen heer Jan van Egmonts wijff was vrou mari hertoch Jan van Arkels dochter daer hij bij wan Hertoch aernt van ghelre ende heer Willem van Egmont ende van ijselsteijn dese vrou marij was ontvoert van den heer van Egmondt. Want hoer moeder was een dochter van gulick ende op hoer broeders bestarff dat hertochdom van gelrelant Dese heer Jan fundeerde een canosij tot egmondt op sij hoff van ses canonicke en hij sterff int jaer ons heren M.cccc.li. (1451) ende leijt tot Egmondt op sij hoff begraven Sijn vrou was ghestorven van kijnde int jaer ons heren M. cccc. xv (1415) ende leijt begraven mit dat kijnt tot ijselsteijn. Brussel 6049 Johannes, filius Arnoldi, dominus de Egmonda, hic duxit occulte in uxorem Mariam, filiam Johannis domini de Arckel, cuius Mariae avunculi fuerunt Wilhelmus et Reynaldus, duces Juliae et Gelriae, ex qua genuit Arnoldum postmodum ducem Gelriae et Wilhelmum dominum de Egmonda. Arnoldus autem praefatus natus fuit anno domini mccccxo (1410) et Wilhelmus frater eius natus est anno domini mccccxii (1412). Obiit autem Johannes dominus de Egmonda anno donini mcccclio (1451), die quarta mensis Februarii et sepelitur in capella curiae suae in Egmonda, ubi collegium sex canonicorum fundaverat. Uxor autem eius obierat pregnans anno domini mccccxv (1415) [In het Voorste haagse handschrift staat nog: Ende syn vrouwe was te vooren gestorven int jaer 1415 ende wort van haren kinde gesniden, mar sy ende dat kindt storven en sy worde tot Ysselsteyn begraven], die xiii (8) Kalendas Augusti et sepelitur in Yselsteyn cum prole sua excisa et nata. Frater vero eius Wilhelmus, dominus de Yselsteyn, obiit anno domini mcccclio (1451), ultima die [die= dies] illius anni sine libertis, sepultus in Yselsteyn. Reliquit tamen post se Arnoldum, bastardum de Yselsteyn militem et castelanum in Woerden. Utrecht Nr. 7a Deze heer Jan van Egmont wan by syn huysvrou Maria heer Jan van Arckels dochter, hertoch Aernt van Gelre ende heer Willem van Egmont ende Yselsteyn. Dese vrou Maria was ontvoert van de heer van Egmont want haer moeder was een dochter van Gulick ende op haer broeder besterft dat hertochdom van Gelderlant. Deze heer Jan fondeerde een canonesy tot Egmont op syn hoff van ses canonicken ende hy sterft int jaer ons heeren mccccli (1451) ende leyt tot Egmont op syn hoff begraven. Syn vrau was gestorven van kinde int jaer ons soonen mccccxv (1415) ende leyt begraven met dat kint tot Yselsteyn. De Grafsteen Jan II werd in de Slotkapel van Egmond begraven. Volgens Woutersz.: is in syn Canonisie, die hy selfs gesticht hadde, begraven; over wiens graf heer Jan die eerste grave tot Egmont een schoene metalen combe heeft doen maken. Hiervan is in de Slotkapel niets terug te vinden. Wel de hieronder afgebeelde grafsteen. Deze werd afgebeeld in Noord Hollandse oudheden van Arkel en Weissman. Belonje schrijft in Stenen charters blz. 52 hierover: De steen is bij de kerkrestauratie van 1913 nogal geschonden. Het randschrift is: “Yntijaerons-heeren-M-cccc-li-des-maenen-dagesnajaers-dach-starff-[die-e]del...heer-jan-heertotegmond-en tot-ysselstein-byd-voor-die-siel” Winkler Prins Jan II van Egmond (ca. 1385 -4 jan. 1451), bijgenaamd “Jan met de Bellen” omdat hij in de oorlog een gordel met zilveren bellen droeg, werd in 1409 bij de dood van Arnold, heer van Egmond. In datzelfde jaar huwde hij met Maria van Arkel, waardoor het geslacht Egmond werd verrijkt met vele Arkelse bezittingen. Maria van Arkel was bovendien een nicht van hertog Reinoud IV van Gelre en toen deze in 1423 stierf, kwam het hertogdom aan het geslacht Egmond. Politiek was Jan fel Kabeljauws hetgeen hem tot een verklaard tegenstander maakte van graaf Willem VI en Jacoba van Beieren, en dus tot partijganger van de elect Jan van Beieren. Zijn grote rijkdom stelde hem in staat de strijd van de elect en Filips van Bourgondië tegen Jacoba van Beieren gedeeltelijk te financieren, hetgeen hem als onderpand Leerdam opleverde. De strijd tegen Willem VI en Jacoba kostte hem in 1417 zijn slot IJselstein, dat ter sloping werd overgelaten aan de burgers van Utrecht, die op die wijze hun haat tegen Jan konden koelen. In 1423 werd hij voor zijn zoon Arnold regent in Gelre. Aan het eindeloze conflict tussen de abten van Egmond en het geslacht Egmond, dat door de abdij terecht van eeuwenlange usurpatie werd beschuldigd, kwam een einde doordat in 1439 nu ook juridisch de heerlijkheid van de abdij werd losgemaakt; de ontwikkeling van de voogdij over de abdijgoederen tot eigen heerlijkheid was daarmee afgesloten. Lit.: Nieuw Ned. Biogr. Wbk., m, kol. 331- 333. | van Egmont, Johan II (I16850)
|
94 | van der Schelling Karel de Ie, Zoon van Johan de IVe de XXVIIe Heer en Graaf van Egmond, Heer van Arkel, Mechelen, van de Eijlanden van Ameland, Bilt, Beijerland, van Bar en door zijne Moeder Prins van Gavre, Markgraaf van Ville, Baron van Hamaijde, Vierves, Fiennes, Zottegem, Heer van Armentiers, Marcoing etc. Hij was een braaf en grootmoedig Prins, en een van de tien die Keijzer Karel de Ve met zig nam, als hij te post door Vrankrijk trok naar Vlaanderen. Hij begaf zich in een schip van de gemelde Keijzer tot den oorlog van Algiers, daar hij wonderen deed, en zeer veel hoop gaf, maar hij sterf zeer jong, om te trouwen op de wederkomst van deze reijs van Algiers, in de Stad van Nieuw Kartagena den 7 December 1541. en is begraven opde zekre plaats na geregeert te hebben VIII jaaren, latende zijnen Broeder Lamoraal zijn eenige erfgenaam. Woutersz blz. 28R+ V Carolus, deerste van dier naem, worde die xxvii. (27) ende die derde graef tot Egmont ende heer van Purmerende. Hy was een cloeck vroem iongman, die ende swaer van lichaem, bruyn van verwe. Hy starf sonder wyf ende kinderen in Keyser Carolus dienst int iaer xvc. ende xli int wederom comen van Argilles den ix dach van december (9 dec 1541) ende is tot Morse, een coninglijke stadt van Granate, begraven, doe hy xiii (13) iaer geregiert hadde [Volgens Hovaeus (1)2 jaar] Conclusie Toen zijn vader in 1528 stierf was Karel hooguit 12 jaar oud. Hij werd door zijn moeder Francoise en grootmoeder Magdalena opgevoed, mogelijk te Hamaide. Hij stond in hoog aanzien. Uit het bewaard gebleven aktenmateriaal kunnen we afleiden dat hij zich zelden bezighield met het besturen van zijn bezittingen. Zowel zijn moeder als grootmoeder namen dit voor hem waar. De veldtocht tegen de Turken werd hem noodlottig. Hij stierf op 25 jarige leeftijd aan een ziekte te Cartagena, Spanje. | van Egmont, Karel I (I16887)
|
95 | van der Schelling Lamoraal de Ie. Zoon van Johan de IVe en Broeder van Karel de Ie. de XXVIIIe Heer en VIe Graaf van Egmond, Prins van Gavre en Steenhuijsen, en vant H. Rijk, Baron van Gaasbeek, en Grande van Spanjen, troude als Prins des Keijzers, Rooms-koning ende grootste Prins van Europa, met Vrow Sabina van Beijeren, Dogter van Hertog Johan van Beijeren, Palsgraaf van den Rijn, bij welke hij heeft gehad XI kinderen, Philips, Lamoraal, Karel, Leonora, Vrow van de Graaf van Hoogkerke, geworden Religieuse te Chambre, Francoijse ongetroud getorven, Magdalena Gravinne van Herlies, getroud, Christine Vrow vande Prins van Mansfeld, Anna ongetroud overleden, Sabina Gravinne van Solms, Jenneke Geestelijke Dogter. Dese was de eerste en grootste Veldheer van zijn Eew, eenzeer stout Prins, strijdbaar, overwinnend, en van een groote geest. Hij troude met de gewoone plegtigheid op het Koninklijke bedde Maria Koningin van England, in naame des Konings van Spanjen Phillips de IIe. Hij won de Slag van St. Quintijn en van Grevelingen waar in hij twee maal Vrankrijk heeft doen beven. Hij stierf zijnde Gouverneur van Vlaanderen, Arthoys, Rijssel en Oxhies, Generaal van de ligte paarden, en van de troupen van de gemelde Koning van Spanjen, in deze Nederlanden den 5 Junij int jaar 1568 hebbende geregeert 28 jaaren, en begraven zijnde in de kerk van de Baronije van Zottegem. [Opmerkelijk is dat er niets vermeld wordt over de executie] Woutersz blz. 28V Lamoral, die eerste van die naem, wert die xxviii (28) heer ende vierde grave tot Egmont, ende hy worde tot Utrecht ridder vander oorde des Gulde Vlies ende hy was die twede inde oorde. Hy heeft getrouwt Jongfrou Sabina, des hartogen dochter van Beyeren. Myn heer [hier begint Woutersz. met de afsluiting van zijn Adelskroniek in briefvorm], want ick, u oetmoedige dienaer, veel gehoert ende verstaen hebbe hoe vromelcken ende trouwelicken myn heer hem gehadt ende getoent heeft in deser oorloghen tot verscheyde tyden ende plaetsen, by sonder inden slach voer sinte Quintyn (als vermelt mynen genadigen heere van Utrecht, Georgius van Egmont, myns heeren oems brief mit syn eyghen hant geschreven) ende oeck alder meest inden slach voer Gravelinge, waerinne myn heer hem getoent heeft waerachtelicken te wesen een soen ende naevolghar vandie Edele, Trouwen ende Vromen Heeren van Egmont ende wel te recht te moegen dragen die Wapene van Egmont, die anders niet en spreken noch beteykenen dan Edelheyt, Trouheyt ende Vroemheyt (als hier boven breder geschreven is). Dus, myn heer, heb ick u oetmoedige dienaer, voer my genomen dit boeck myn heer te dediceren ende te presenteren, waer in alle die Edelen, Trouwen ende vroemen heeren van Egmont, uwen voerouderen, by een ander geschildert syn, dan ick heb myn heer tegenwoordich daer by geschildert, mit meerder ende breder bescheit ende verklaringe van uwen voerouderen in een maniere van een brief, die iaen myn heer schrieve: die selfde myn heer te kennen ghevende hoe dat ick dit voerszeyde bescheyt ende verclaringhe ghenomen ende gheshreven heb, eens deel ut die Cronyke van Hollant, die Gulielmus Hermannus Goudanus, Regulier in Steyn begonnen hadde ende Meyster Reynerus Goudanus Snoy, Doctoer der medecynen, volendt ende volschreven heeft (als ick self van synen mondt ghehoert hebbe) ende deel aldermeest ut die Cronyke betreffende de afcoempste der Edele Heeren van Egmont, die Petrus Suyrmondius, Andreas Hoesdenus, Antonius Hueveus (die noch int leven is) ende Martinus Zybrandus Hoeveus, Canonicus Egmondensis, ghecopuleert ende gheschreven hebben ut die oude Cronyken, die sy in die voerszeyde Abdie van Egmont ghevonden, ghesien ende ghelesen hebben, die nu ut die Abdie voerszeyt (als my Antonius Hoeveus voerszeyt, een geleert man, geseyt heeft) ghestolen ende afhandich ghemaecct syn. Ende dit selfde bescheyt ende verclaringhe had ick ter begheerten van myn Genadighe Heer van Utrecht, Georgius van Egmont voerszeyd (wiens Ziel God genadich moet syn) in latyn begonnen te schryven. Mer dit voert te schryven in latyn heb ick ghelaeten, overmits die doot van myn genadighe heer van Utrecht voerszeyd, ende ick heb tselfde nu in duytsch gheschreven voer myn Heer teghenwoerdich. Biddende daer om die selfde myn Heer dat hy dit selfde in danck wil nemen: dat doende sal myn Heer my seer oetmoedich dienaer eer ende vrientschap doen K en God, die myn Heer lang moet sparen ghesont ende gheluckich, Tot Waszenaer den 16 Juny Ano 1562 Myns Heeren oetmoedighe dienaer Dirick Wouters soen Pastoer tot Waszenaer. In de marge schrijft Woutersz. nog het volgende: Ende dit besceyt heb ick eens deel oeck mede genomen ende geschreven ut een boeck dat Marcelmus, een disipel van Sinte Swibertus, den heyligen biscop, ende van Sinte Wilibroert, den heyligen Aertsbischop van Utrecht, geschreven heeft int Jaer ons heren vic. ende xcv, (695) van sinte Switbertus leven ende miraculen, daer Marcelmus self by gheweest is ende gesien heeft, als hy self schryft. Brussel 18307 Lamoral, comte Egmond, prince de Gavre et de la Gruthuse, baron de Sotteghem, Armentiers, Fiennes, chevalier du orde de la Toison d’Or, espousa Sabina de Baviere (fille d’Jan de Baviere, comte palatin de Simmeren, et de Beatrix de Baden). Il mourut a Bruxelles le 5 jour d’juin l’an 1568. Elle mourut l’an 1578. Enfans de Lamoral, comte Egmond, et de Sabina de Baviere, sa femme: 1. Phlippe, (etc.) 2. Lamoral, (etc.) 3. Charles, comte d’Egmond, fut mentionne cy-apres. 4. Maria Egmond, religieuse a Ter Cameren. 5. Jenne Egmond, religieuse a Ter Cameren. 6. Anna Egmond, religieuse a Ter Cameren. 7. Leonora Egmond, femme de George de Hornes, comte de Hautekercke, viscomte de Furnes, seigneur de Honscoute, Stavele, Leeuwegem (fils de Martin de Hornes, comte de Hautekercke, viscomte de Berges-St. Winocq, et d’Anna de Croy). Elle mourut l’an 1582. Il mourut l’an 1588. 8. Magdalena Egmont espousa Floris de Stavele, comte de Herlies, baron de Chaumont et Havesquerque, seigneur d’Estesses (fils de Philippe de Stavele, baron de Glayon, chevalier du orde de la Toison d’Or, et d’Anna Pallant de Culembourg). Il mourut sans en fans. 9. Maria Christina Egmond espousa en premiers nopces Nudaert de Bournonville, seigneur de Carpes, Houree, Lande, Houllefort, fut cree l’an 1582 par Phlippe second, roy d’Espagne, premier comte de Hennin, Lietart, cheff des finances (fils de Guy Bournonville, seigneur de Capres, Houree, et d’Anna Ranchicourt). Elle espousa en secondes nopces l’an 1587 Guillaume de Lalain, comte de Hooghstraten et Rennenbourg, baron de Borsele, chevalier du orde de la Toison d’Or, et d’Eleonora de Montmorancy). Il mourut l’an 1590. Elle espousa en troisiemes nopces Charles, prince de Mansfelt, fils de Pierre Ernest, comte de Mansfelt, et de Margarita de Bredenrode. Il mourut l’an 1595. 10. Sabine Egmond, dame de Beyerlant, espousa l’an 1595 George Eduard, comte de Solms fils d’Ernest, comte de Solms, et de Margarita Solms). Elle mourut l’an 1599 le 4 jour de mars. Il mourut le 2 jour de fevrier l’an 1602 sans en fans. Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie (Creative Commons) Levensloop Lamoraal werd geboren op het kasteel van Lahamaide in Henegouwen. Hij was de vierde graaf van Egmont, elfde vrijheer van Purmerend, Purmerland en Ilpendam, heer van Hoog- en Aartswoud(e), Baer, Fiennes, en Zottegem, Armentiers, Lahamaide en Auxy en (vanaf 1553) de eerste prins van Gavere. Hij stamde uit het Huis Egmont, een van de rijkste en invloedrijkste families in de Nederlanden, voortgekomen uit de 'advocati' (= voogden) van de abdij van Egmond, die nabij hun kasteel stond. Lamoraal was de zoon van Jan IV van Egmont en Francisca van Luxemburg. In 1528 overleed zijn vader. Na de dood van zijn vader stelde keizer Karel V twee neven van Jan IV, Maximiliaan van Egmont en George van Egmont, aan als voogden voor Lamoraal en zijn broer. Karel V voorzag ook in zijn levensonderhoud en Lamoraal werd page aan het keizerlijk hof in Spanje, waar hij een militaire opleiding kreeg. In 1541 besloot Karel V tot een veldtocht tegen de Barbarijse zeerovers. Als trouwe aanhangers van de keizer sloten Lamoraal en zijn broer zich bij zijn leger aan. Nadat zijn broer Karel I van Egmont overleed in 1541 in Cartagena na de slag bij Ras-Tafoura (Algiers), werd Lamoraal de vierde graaf van Egmont. Loopbaan Aan het eind van de 3e Gelderse Successieoorlog, in 1543, verwoestte een Habsburgse strijdmacht onder leiding van Lamoraal van Egmont de toen Gelderse en nu Duitse stad Düren. Door de stad in brand te laten steken en inwoners voor een belangrijk deel te laten vermoorden, stelde hij een voorbeeld. Hij was in zoverre succesvol dat de andere Gelderse steden zich overgaven en er zo een einde aan deze oorlog kwam. Egmont werd tijdens het kapittel van Utrecht op 17 januari 1546 benoemd tot ridder van het Gulden Vlies. Hij nam in 1546 deel aan de Schmalkaldische Oorlog tegen het Schmalkaldisch Verbond. In 1549 begeleidde hij de toenmalige Spaanse kroonprins Filips bij zijn rondreis in de Nederlanden. In 1550 was hij te gast op het Kasteel van Turnhout. In 1552 werd hij tijdelijk gouverneur-generaal van Luxemburg en was hij als kolonel van twee cavalerieregimenten betrokken bij de mislukte belegering van Metz. In 1554 werd Lamoraal door Karel V naar Engeland en Spanje gestuurd om te onderhandelen over een huwelijk van Filips met de Engelse koningin Maria I van Engeland. Op 17 november 1555 werd Lamoraal lid van de Raad van State. In 1557 begon Egmont met de bedijking van het gebied aan de Oude Maas, dat naar zijn vrouw, Sabina van Beieren, Beierland werd genoemd. In dienst van het Spaanse leger versloeg Lamoraal de Fransen achtereenvolgens in Saint-Quentin (1557) en Grevelingen (1558). Als beloning voor zijn trouw werd Egmont in 1559 benoemd tot stadhouder van de graafschappen Vlaanderen en Artesië en tot gouverneur van de Gentse citadel. In 1561 liet Lamoraal een familiegrafmonument maken (onder andere voor zijn moeder Francisca van Luxemburg) in de Zottegemse Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk. Als edelman maakte Egmont deel uit van de Raad van State. Samen met Willem van Oranje en de graaf van Horne (Driemanschap of Ligue der Groten, 1562) verzette hij zich tegen kardinaal Antoine Perrenot Granvelle, bisschop van Atrecht, die de inquisitie invoerde in Vlaanderen. In een brief aan Filips II (11 maart 1563) bood het Driemanschap hun ontslag aan als Granvelle niet zou vertrekken. Na het vertrek van Granvelle in 1564 verzoende Egmont zich opnieuw met de koning. Op aandringen van de Raad van State vertrok Egmont in 1565 naar Spanje (Madrid en Aranjuez) om Filips II de verlangens van de hoge adel en hun ongenoegen over de situatie in de Nederlanden over te brengen. Egmont meende dat hij de koning overtuigd had wat betreft de rol van de hoge adel in het landsbestuur en de verzachting van de religieuze vervolging, maar hij vergiste zich zwaar. Filips had integendeel besloten de hoge adel uit te schakelen. Na Egmonts terugkeer bleek uit brieven van de koning (Brieven uit het bos van Segovia) dat Filips II terugkwam op zijn beloftes. Opstand, gevangenschap en onthoofding Samen met de graaf van Megen lichtte Egmont de landvoogdes Margaretha in over het Eedverbond der Edelen. Op 5 april 1566 overhandigde hij mede het Smeekschrift der Edelen aan Margaretha. Kort daarna brak de Beeldenstorm (10 augustus 1566) uit en werd het verzet tegen de Spaanse overheersing in de Nederlanden groter. In september 1566 verhuisde Lamoraal van het Egmontpaleis in Brussel naar het Egmontkasteel in Zottegem. Als overtuigd katholiek keurde Egmont de Beeldenstorm ten zeerste af en hij zwoer op 17 februari andermaal trouw aan de Spaanse koning, hoewel hij tegelijkertijd ook probeerde de repressie tegen de protestanten te verzachten. Hij nam afstand van de radicale Brederode en stelde in het voorjaar van 1567 broodnodige troepen ter beschikking, die de geuzen versloegen in Oosterweel en het calvinistisch bestuurde Valenciennes heroverden. Hoewel hij op deze manier zijn loyaliteit had getoond en landvoogdes Margaretha van Parma de opstand onder controle leek te hebben, stuurde Filips II de hertog van Alva naar de Nederlanden. Terwijl Willem van Oranje besloot de Nederlanden te ontvluchten, bleven Egmont en Horne ter plaatse. Een paar weken na zijn aankomst liet Alva de graaf van Egmont, zijn secretaris Jan van Casembroot en de graaf van Horne onder een vals voorwendsel - Alva had een overleg aangekondigd om bij een maaltijd over de situatie te praten - arresteren (9 september 1567). Direct na hun arrestatie werden ze naar Gent overgebracht en in het Spanjaardenkasteel opgesloten. Daar werd Egmont op 12 en 13 november ondervraagd door Juan de Vargas en Louis del Rio, kopstukken van de Raad van Beroerten, die hiervoor een bijzondere volmacht hadden gekregen. Egmont beriep zich vruchteloos op zijn voorrechten als ridder van de Orde van het Gulden Vlies. Na de arrestatie trachtte zijn echtgenote, Sabina van Beieren, zijn onschuld te bewijzen en steun voor vrijlating te vinden; ze schreef brieven aan Filips II van Spanje, aan de Spaanse koningin, aan de portugese edelman Ruy Gómez de Silva, aan koningin Elizabeth I van Engeland en aan keizer Maximiliaan II. Ondanks de vele pogingen om zijn onschuld te bewijzen, werd Lamoraal wegens hoogverraad in december voor de Raad van Beroerten gebracht. Hoewel Egmont tot het einde toe katholiek bleef en trouw aan de Spaanse koning, werd hij samen met Horne op last van Alva ter dood veroordeeld. Egmont en Horne werden in 1567 en 1568 opgesloten in het Spanjaardenkasteel te Gent. Op 5 juni 1568 werden de edellieden op de Grote Markt van Brussel gedood. De onthoofding van Egmont en Horne leidde tot groot protest in de Nederlanden en wordt wel beschouwd als het begin van de gewapende Nederlandse Opstand en de Tachtigjarige Oorlog tegen de Spanjaarden. Willem van Oranje trok lering uit de situatie en werd als Willem de Zwijger de spil van het verzet tegen de koning. Toenadering kwam er met de Unie van Brussel, maar toen de Franstalige gewesten zich min of meer achter de koning schaarden met de Unie van Atrecht ten koste van de eenheid van de Nederlanden (waarbij de Nederlandstalige Nederlanden zich verenigden in de Unie van Utrecht), was het hek van de dam, en koos het verzet rond Willem van Oranje voor een strategie buiten de Spaanse context, hetgeen later zou leiden tot het Plakkaat van Verlatinghe en de onafhankelijkheid van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Waardering De levensloop van Lamoraal en zijn tragische levenseinde vonden onmiddellijk weerklank. De werken die aan Egmont werden toegeschreven, waren nogal eens gebaseerd op onvolledig bronnenonderzoek zonder toepassing van historische kritiek. Hierdoor volgden ze vaak de mode van hun tijd en zagen ze Egmonts (gemythologiseerde en geromantiseerde) leven vooral in het licht van de politieke actualiteit van dat ogenblik. De terechtstelling werd in talrijke prenten en medailles afgebeeld en in de 16e eeuw in geuzenliederen bezongen. Er bleven ook verschillende portretten van Egmont bewaard, onder andere in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten. Ook in de literatuur en geschiedschrijving (Thuanus, Strada, Bentivoglio) werd Lamoraal veelvuldig vermeld. Tijdgenoten van Lamoraal omschreven hem als volgt: een schoon man van lichaem, van coninclijce maniere (Anthonius Hovaeus), een grote man met een mooi statuur, goedhartig, verstandig en met een zeer goed geheugen, liefhebber van de valkenjacht (Pierre de Bourdeilles), le plus beau, le plus fort de corps et de courage [...] terrible et soudain en sa colère [...] fort peu versé aux lettres, grossier et ignorant en matière de Estat (Pontus Payen). Michel de Montaigne schreef in de Essais over cette tragédie que le duc d'Albe nous fit voir à Bruxelles, net als Pieter Christiaenszoon Bor in zijn 'Nederlantsche Oorloghen', Pieter Corneliszoon Hooft in zijn Nederlandsche Historien en Emanuel Van Meteren in zijn 'Historie der Neder-landscher ende haerder na-buren oorlogen'. In de achttiende eeuw schreven Voltaire (Henriade, 1723), Goethe (Über Egmont, Trauerspiel, 1787) en Schiller (Don Carlos, 1787 en Des Grafen Lamoral von Egmont Leben und Tod, 1789) over Egmonts leven. Het muziekstuk Egmont van Beethoven uit 1810 verspreidde Egmonts verhaal nog verder. Tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1816-1830) werd onder Willem I vooral de strijd van Egmont tegen Filips II in de verf gezet. Na 1830 werd Egmont door het pas ontstane België opgevoerd als nationale held die de nieuwe staat historisch moest onderbouwen (hoewel er tussen liberalen en katholieken hevige debatten werden gevoerd over Egmont als 'vrijheidsstrijder' dan wel als zwakke 'landverrader'). Lamoraals levensloop werd in gedichten (La mort du comte d'Egmont, Auguste Clavareau (1820), Egmont en Hoorne, Hendrik Tollens (1806), Prijsverzen op de dood van Egmont, Prudens Van Duyse (1839), Essais Poétiques, Charles Hippolyte Vilain XIIII (1843)), toneelstukken (De Dood van Egmont, Frans Van Geert (1853) en De Vrouw van Egmont, Eugeen Zetternam (1859)) en historische werken (onder andere Ontdekking van het graf des graven van Egmond, M.J. De Bast (1819), Eloge du comte d'Egmont, Brunelle (1820), Eloge historique du comte d'Egmont, P. Laitat, Jan-Robert Calloigne (1824), Le procès du comte d'Egmont avec pièces justificatives, De Bavay (1853), Le comte d'Egmont et de Hornes d'après des documents authentiques et inédits, Juste (1862), Histoire du procès et de la mort de Lamoral comte d'Egmont Er werden standbeelden opgericht (in 1864 in Brussel en in 1872 in Zottegem) en romantische historiestukken geschilderd (Uitspraak van de doodstraf van Egmont en Horne, Laatste biecht van Egmont, Bisschop Rythovius zegent Egmonts lichaam en Laatste eerbewijzen aan Egmont en Horne door Louis Gallait, Egmont neemt afscheid van zijn echtgenote door Adèle Kindt, De Laatste ogenblikken van Lamoraal (1836) door Jean-Baptiste De Roy). In de Belgische Senaat staat Egmont afgebeeld op een schilderij van Jacques de Lalaing. Sporen van Egmont De resten van de graaf van Egmont liggen, samen met die van zijn vrouw Sabina van Beieren († 1578), begraven in de Egmontcrypte van de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk op de Markt van de 'Egmontstad' Zottegem. De gekliefde halswervel van Egmont bevindt zich sinds 1984 in een schrijn in de raadzaal van het stadhuis van Zottegem op de Markt, waar ook twee schilderijen naar hem verwijzen: Laatste eerbewijzen aan Egmont en Horne (1882) van Louis Gallait en Het kasteel Egmond aan den Hoef (circa 1580) van de 16e-eeuwse Noord-Hollandse meester Gillis De Saen. In datzelfde Zottegemse stadhuis is sinds 2018 een Egmontkamer ingericht waar allerlei historische objecten rond Lamoraal worden tentoongesteld, waaronder de harten van Lamoraal en van zijn zonen Karel († 1620) en Filips († 1590) (die zich tussen 1952 en 2008 in het rijksarchief van Ronse bevonden). In Zottegem staat in het Egmontpark ook het Egmontkasteel (Egmont liet er de 'Ridderzaal' met erker inrichten) dat sinds 1964 een beschermd monument is. Op de Markt van Zottegem staat sinds 1872 een standbeeld van Lamoraal van Egmont van de hand van Jan-Robert Calloigne. Het huidige is een bronzen kopie van het originele gietijzeren beeld dat in 1968 verhuisde naar het Egmontpark, aan de Graaf van Egmontstraat voor het Egmontkasteel. In 1997 werd een kopie van het standbeeld van Lamoraal van Egmont geplaatst aan de slotgracht in Egmond aan den Hoef. Daar staan de ruïnes en de slotkapel van Kasteel Egmond, het stamslot van het Huis Egmont. Aan het slot ligt bezoekerscentrum 'Huys Egmont' waarin objecten rond Egmont worden geëxposeerd. Sinds 1879 staat er een standbeeld van Egmont en Horne van de hand van Charles-Auguste Fraikin op de Zavel in Brussel; het standbeeld stond voorheen (vanaf 1864) voor het Broodhuis op de Grote Markt. De studie voor het standbeeld staat op de zolder van de Lakenhal van Herentals. In Brussel bevindt zich ook het Egmontpaleis dat moeder Francisca van Luxemburg en Lamoraal lieten optrekken. Sinds 1939 staat Egmont afgebeeld op een gebrandschilderd raam in het oude Raadhuis van Oud-Beijerland, sinds 1959 wordt hij er ook herdacht met een plaquette (hoek Oostdijk/Koninginneweg) en sinds 2016 met een muurschildering (Bierkade). Ook in Weert (Muntpassage) staat Lamoraal van Egmont afgebeeld op een muurschildering. In Gavere staat Lamoraal als prins van Gavere afgebeeld op het gemeentehuis. Egmont was een tijdlang (1565 - 1568) eigenaar van het kasteel van Gaasbeek, waar nog een 'Egmonttrap' is en een Lamoraal van Egmontdreef in het kasteelpark. Van het kasteel van Lahamaide waar Lamoraal geboren werd blijft enkel de schuur nog over. Tot 2008 was in het Gentse Hof van Fiennes aan de Korenlei restaurant 'graaf van Egmond' gevestigd, een verwijzing naar het pand dat Lamoraal via zijn moeder Francisca van Luxemburg erfde en waar hij in 1556 en 1559 verbleef. In de Gentse Sint-Baafskathedraal staat Lamoraals wapenschild in olieverf op een paneel afgebeeld. Egmontjaar In 1968 (400 jaar na de onthoofding) werd op de Zottegemse Markt een nieuw Egmontstandbeeld opgericht (het origineel werd in het Egmontpark geplaatst) en een Egmontbloementapijt aangelegd. In 2018 (450 jaar na de onthoofding) werd gezamenlijk in Egmond, Zottegem en Oud-Beijerland een 'Egmontjaar' of 'Lamoraaljaar' georganiseerd. In Weert was er bovendien een 'Graaf van Hornejaar'. De 450ste verjaardag van de onthoofding werd herdacht met lezingen, concerten, tentoonstellingen, publicaties, bezoeken, uitwisselingen en andere activiteiten. In februari voerde men in Zottegem een speciale Egmontmusical op. Op 5 juni 2018 werden in Zottegem, Egmond, Oud-Beijerland, Brussel en Weert herdenkingsplechtigheden gehouden en kransen neergelegd. In Egmond aan den Hoef was daar de plaatsvervangende Spaanse ambassadeur Fernando Fernández Aguayo bij aanwezig. In september 2018 werd in Zottegem een Egmontbloementapijt aangelegd en een Egmontevocatie gehouden, waarbij verschillende scènes uit Lamoraals leven als levende geschiedenis werden uitgebeeld. In november 2022 werd de vijfhonderdste verjaardag van Egmont herdacht met een plechtigheid in Lahamaide en een concert in Zottegem. In februari 2024 wordt In Zottegem een Egmont-lichtfestival georganiseerd. Titels In 1555 werden de hoge edelen van Holland vergeleken op hun heerlijkheden waarbij Egmont er 12 had (Nassau had er 18). Een echte opwaardering kwam erbij toen de graaf via zijn moeder het prinsdom Gavere in handen kreeg, sindsdien was hij én graaf én prins. Hieronder een lijst met titels van Lamoraal van Egmont. » Prins van Gavere » Graaf van Egmont » Vrijheer van Purmerend, Purmerland en Ilpendam » Vrijheer van Ameland » Heer van Hoog- en Aartswoud(e) » Heer van Baer » Heer van Heerlijkheid Fiennes » Heer van Heerlijkheid Zottegem » Heer van Heerlijkheid Lahamaide » Heer van Heerlijkheid Dondes » Heer van Armentières » Heer van Auxy Egmontcrypte De Egmontcrypte of Egmontgrafkelder is een crypte onder de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk op de Markt in de Belgische stad Zottegem. Lamoraal van Egmont liet rond 1563 een grafkelder bouwen in de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk in Zottegem. In die kerk lagen in een familiegraf ook al Jakob (Jacobus) II van Luxemburg-Fiennes (Lamoraals grootvader) († 1517), Francisca van Luxemburg-Gavere (Lamoraals moeder) († 1557) en Isabella van Egmont (Lamoraals zesde kind) († 1557) begraven. In 1561 had Lamoraal er een grafmonument laten maken voor moeder Francisca van Luxemburg. In den choor in die schoone tombe van marbre, albastre en touchesteen, met vier figuren, onder twee en bouen twee, staet geschreven ten voet eynde: Chy gist haute et puissante Dame Madame francoyse de Luxembourg [...] Lamoral d'Egmont prince de Gaure comte d'Egmont leur heritier unicq a fait faire ceste memoire a l'honneur et beneuolene de ces predecesseurs an 1561. Daer staet onder int latine Ladmorael Comes d'Egmonda Princeps de Gaure in haeres unicq parentibus pientiss prolates memoriae ergo h.m.f.c.p. aug. Die 4 1561 Nadat hij in 1568 samen met de graaf van Horne werd onthoofd op last van de hertog van Alva (op bevel van Filips II van Spanje) op de Brusselse Grote Markt werd zijn lichaam bijgezet op 16 juni 1568 in de familiegrafkelder onder het hoogkoor. In het ooggetuigenverslag van de onthoofding uit de Fugger Zeitung staat daarover het volgende te lezen: Darnach wurden sie dasgleichen nach 3 Uhrn auch die Heupter jedes in ainem viereckhetten besondern Kistlain in S. Gula Kirche getragen, alda inen die Heupter wider ann die Leib genähet, und von danna der von Egamondt in Sankt Claren, und der von Horn in ain ander Kloster getragen. Hernach gedachter von Egamondt uff seiner Herrschaft Sottegem und der von Horn gegen Werdt gefurdt, unnd allda gepalsamirtt begraben worden. Johannes Gijsius schrijft in Oorspronck end voort-gang der Neder-landtscher beroerten ende ellendicheden: Het lichaem van den grave van Egmont, is na de ghedane uytvaert ghevoert uyt de kercke van S. Claren, ende in sijn stadt Sottigem, in Vlaenderen begraven. Ook Egmonts echtgenote Sabina van Beieren († 1578) en zijn zonen Filips († 1590) en Karel († 1620) werden bijgezet in de grafkelder die tot in de eerste helft van de 17e eeuw werd gebruikt. Nadien raakten de graven in vergetelheid. Op 17 oktober 1804 werden de graven per toeval herontdekt bij herstellingswerken aan het koor van de decanale kerk (werken om de kerk weer gebruiksklaar te maken voor opening (na het Concordaat tussen Napoleon Bonaparte en de katholieke Kerk)).[5] stuitte toen op twee loden kisten. In een eerste kist zaten de schedel en de beenderen van Lamoraal van Egmont. In een tweede kist bevonden zich de resten van Sabina van Beieren en drie loden kistjes in hartvorm. Daarin zaten de gebalsemde harten van Lamoraal van Egmont en diens zonen Filips en Karel. Na de herontdekking werd een loden plaat toegevoegd waarop (in het Frans) te lezen staat: in het jaar XIII van de Franse tijd onder het bewind van keizer Napoleon Bonaparte en Faipoult prefect van het Scheldedepartement hebben pastoor Vander Maeren, burgemeester Van Damme, zijn adjunct De Smet en vrederechter Verniers de graven bezocht en een verslag van hun bevindingen aan de gemeente bezorgd. In 1857 werden de kisten overgebracht naar een nieuwe grafkelder onder de kerk. In 1951 werd deze crypte gerenoveerd; de loden kisten werden in bronzen sarcofagen gestopt. In 1952 werden de skeletten en harten onderzocht door de Gentse professor gerechtelijke geneeskunde Fréderic Thomas. De gebalsemde harten bevonden zich tussen 1952 en 2008 in het rijksarchief van Ronse. In 1954 werd het gebeente van Egmont opnieuw bijgezet in de crypte nadat het in 1953 in het Museum voor Natuurwetenschappen in Brussel een conserveringsbehandeling had ondergaan. Daarbij werden de beenderen door professor Twiesselman bestudeerd en vergeleken met afbeeldingen van Egmont. De gekliefde halswervel van Egmont bevindt zich sinds 1984 in een schrijn in het stadhuis van Zottegem; in de 'Egmontkamer' van datzelfde stadhuis worden ook de gebalsemde harten van Lamoraal van Egmont en diens zonen Filips en Karel bewaard, net zoals de originele 16de-eeuwse kistplaat van Sabina en de kistplaat uit 1804. In 2011 werd het idee geopperd om Egmont te verplaatsen naar het Egmontkasteel, maar dat plan werd na protest van onder andere de dienst Erfgoed verlaten. Het skelet van Egmont werd in 2016 tijdelijk geëxposeerd in het Museum Kunst & Geschiedenis in Brussel voor de tentoonstelling Tussen hemel en hel. In 2016 werd tijdens de stadskernrenovatie een nieuwe glazen koepelconstructie gebouwd rond de ingang van de grafkelder, naar een ontwerp van de Zottegemse architect Eddy François. Er werden in 2017 opnames gemaakt in de crypte voor het NTR-programma 80 jaar oorlog met Hans Goedkoop. De schedels van Lamoraal en Sabina werden kortstondig uit de crypte gehaald en naar het UZ Leuven gebracht om er met een CT-scan onderzocht te worden door geneticus Maarten Larmuseau. Uit het onderzoek blijkt dat de verminking aan de neus van Lamoraal niet werd aangebracht door de Spanjaarden vlak na de executie (zoals prof. Twiesselman beweerde), maar pas honderden jaren na de executie. Een 3D-print van beide schedels op basis van de CT-scan bevindt zich in de 'Egmontkamer' van het stadhuis. Het loden hartkistje van Egmont werd in 2018 tentoongesteld in het Amsterdamse Rijksmuseum ter gelegenheid van de expositie 80 jaar oorlog. In 2021 werden er opnames gemaakt voor de historische documentairereeks Het verhaal van Vlaanderen. Op 2 april 2022 bezocht Catalaans politicus Carles Puigdemont de Egmontcrypte en de Egmontkamer. [Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie, Creative Commons) Egmontkasteel Het Egmontkasteel of Kasteel van Egmont is een kasteel in het Egmontpark in de Belgische stad Zottegem. Het kasteel van de opeenvolgende Heren van Zottegem kent een bewogen geschiedenis die teruggaat tot de 11de eeuw. In de 16de eeuw kwam het kasteel in het bezit van Lamoraal van Egmont, de graaf die in 1568 onder Alva op bevel van Filips II onthoofd werd op de Brusselse Grote Markt. Op het einde van de 18de eeuw raakte het pand in verval en in de 19de eeuw werd het ingrijpend verbouwd. Het wordt sinds 1982 als openbare stadsbibliotheek gebruikt. Na de restauratie van het kasteel aan het einde van de 20ste eeuw worden in de Ridderzaal burgerlijke huwelijken voltrokken, gemeenteraadszittingen gehouden, concerten en lezingen gegeven. In 2022 startte een nieuwe restauratie van het Egmontkasteel. Het Egmontkasteel is een beschermd monument (het noordelijke deel sinds 1964; het zuidelijke deel, de walmuur, de brug en het Egmontpark sinds 1987). Huis Egmont Het Egmontkasteel kwam in 1530 in handen van de Egmonts, toen Jacobus III van Luxemburg-Fiennes kinderloos stierf en zijn zus Francisca van Luxemburg, die getrouwd was met Jan IV van Egmont, het kasteel erfde. Het kasteel werd vanaf 1530 omgebouwd tot een open residentie en buitenverblijf. Enkel het poortgebouw bleef deels bewaard. De oorspronkelijke burcht werd omgebouwd tot een riant kasteel met wooncomfort (maison de plaisance). De site zelf bewaarde haar oorspronkelijke gesloten vorm, met een omwalling en een walmuur met halfronde torentjes. De hoofdgebouwen hadden een L-vorm, met een noord- en oostvleugel, een zuidelijke buitentrap, een dubbele laatgotische gaanderij met maaswerk, een paar bijgebouwen op het noorden en het westen gericht en een houten ophaalbrug die aansloot op het oorspronkelijke poortgebouw. Bij het kasteel hoorde ook een neerhof (boerderij) en een watermolen, waarvan het huidige Leirenshof met de voormalige Leirensmolen de restant is. Graaf Lamoraal erfde het kasteel in 1541 na de dood van zijn broer Karel I van Egmont. Lamoraal liet de ridderzaal inrichten met bijbehorende erker en Antwerpse majolicategelvloer. In september 1566 verhuisde Lamoraal van het Egmontpaleis in Brussel naar het Egmontkasteel in Zottegem; op 7 september 1566 schreef Lamoraal vanuit het kasteel een brief aan Willem van Oranje. Na de terechtstelling van Lamoraal door Alva in 1568 werd het kasteel aangeslagen en onder Spaans beheer geplaatst. Alva gaf in 1570 aan schrijnwerker Antoon van Malderghem en schilder Jacob Martens de opdracht de wapenschilden van Egmont en Sabina weg te hakken (cassé et rompu touttes les armoyries qu'il sont sceu trouver es maisons chasteau ou biens de feu conte d'Egmont). Op 13 februari 1575 vond in het kasteel het trouwfeest plaats van Eleonora van Egmont en Joris van Horne. In 1576 kreeg Sabina van Beieren, weduwe van Lamoraal, het kasteel officieel terug bij de Pacificatie van Gent maar het zou nog tot 1577 duren voor het effectief werd teruggegeven. Op 25 mei 1577 werd Filips van Egmont met grote eer ontvangen in Zottegem en kreeg zo zijn erfdeel terug. Het Egmontkasteel werd in de jaren 1570 meerdere keren bezet en geplunderd tijdens de woelige opstand tegen de Spanjaarden in de Spaanse Nederlanden (Tachtigjarige Oorlog). Eind juli 1579 werd het ingenomen door een dertigtal Malcontenten, die verdreven werden door calvinistische Schotse huurlingen, die het in brand staken. In 1579 trachtte een protestants leger onder leiding van kapitein Mournault vanuit Gent op te rukken om het kasteel in brand te steken, maar de protestanten werden verdreven door Filips van Egmont en graaf Lalaing. Op 26 april 1580 werd Zottegem belegerd door de calvinisten onder leiding van François de La Noue; op 9 juni 1580 werd het Egmontkasteel opnieuw belegerd en in brand gestoken. In 1581 werd het deels in vlammen opgegane kasteel door de Malcontenten geplunderd. Tussen 1609 en 1621 werd het Egmontkasteel bewoond door Arthus van Beneden, bastaard van Lamoraal en amman van de vryheidt Zottegem. Op de kaarten van Philips De Dijn uit 1626 en 1629 staan duidelijk de twee vleugels van het omgrachte kasteel afgebeeld. In 1632 viel Lodewijk van Egmont in ongenade door zijn rebellie tegen het Spaanse bewind; het Egmontkasteel werd toen beheerd door beëdigde ontvangers voor de Spaanse koning. In een oude toren aan de ophaalbrug was de gevangenis van de stad; onder de grote trap naar de galerij van het kasteel werden ook personen in hechtenis genomen. Op de kaart van Sanderus (Flandria Illustrata, 1641) staat het kasteeldomein afgebeeld als een rechthoekig, omgracht gebied met een L-vormig kasteel. In 1645 en 1658 had het kasteel te lijden onder de Fransen, net als in 1671 en 1684 en tijdens de Spaanse Successieoorlog. Vanaf 1687 woonde Arnout Capitaine met zijn gezin in het kasteel als concherge au chasteau de Sotteghem. In 1690 en 1697 waren Franse militairen in het Egmontkasteel ingekwartierd tijdens de Negenjarige Oorlog. Uit de domeinrekeningen van 1696 tot 1698 blijkt dat toen veel oorlogsschade werd hersteld (réparations des portes et fenestres au chasteau de Sotteghem). Het Egmontkasteel bleef de volledige 17e eeuw in handen van de Egmonts (Filips, Lamoraal II, Karel II (onder zijn bewind werd het kasteel verbouwd), Lodewijk, Lodewijk Filips, Lodewijk Ernest, Procopo Frans) tot het in 1707 werd overgeërfd door de familie Pignatelli. In 1735 vermeldt Verheerlykt Vlaandre Deze Plaats pronkt met een deftig Kasteel, waarin zommige Graven van Egmond hun verblyf gehouden hebben. [Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie, Creative Commons] | van Egmont, Lamoraal I (I16890)
|
96 | van der Schelling Lamoraal de IIe tweede Zoon van Lamoraal de Ie XXXe Heer, en VIIIe Graaf van Egmond Prins van Gavre, van Steenhuijsen en van’t H. Rijk, Graaf van Fiennes, Markgraaf van Ville,en Grande van Spanjen, troude Vrouwe Maria van Pierevisve, een Nigt van den Hertog van Rohan, en stierf te Brugge zonder kinderen, den 23 Meij 1617 en legt begraven te Zottegem, hebbende geregeert 27 jaaren. Brussel 18307 Lamoral, comte d’Egmont, prince de Gavre, a pres son frere Phlippe, fut mariee en France avec Maria de Pierrevive, fille du baron de Lisingny. Il mourut sans en fans l,an 1617. | van Egmont, Lamoraal II (I16904)
|
97 | van der Schelling Philips de I. oudste zoon van Lamoraal de Ie. de XXIXe Heer en VII Graaf van Egmond, Prins van Gavre, van Steenhuijsen en vant H. Rijk, en Grande van Spanjen, troude Vrow Maria van Hoorn, Hij was erfgenaam van de deugden van zijnen Vader, zowel als van zijne goederen. Hij stierf zonder kinderen, in een slag van Ivrij in Vrankrijk, als Generaal van de krijgslieden van zijne Majestijt, en zijne Armee, aldaar gezonden tot hulp tegen de Hugenoten, den 14 Maart 1590. Hij regeerde 22 jaaren, en is begraven te Hierges. Brussel 18307 Phlippe, comte Egmond, prince de Gavre et Steenhuse, baron de Sotteghem, Armentiers, Fiennes, gouverneur et capitain-general de la province d’Artois, chevalier du orde de la Toison d’Or, fut tuee en la bataille de Jury l’an 1590, nayant V d’enfans de sa femme Maria de Hornes (fille de Martin de Hornes, comte de Hautekerke, viscomte de Berges-Winocq, et d’Anna de Croy). Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie (Creative Commons) Filips was de vijfde Graaf van Egmont, tweede prins van Gavere, heer van Zottegem, baron van Gaasbeek en twaalfde en laatste heer van Purmerend, Purmerland en Ilpendam. Hij was het zevende kind en de oudste zoon van Lamoraal van Egmont, die in 1568 te Brussel werd onthoofd, en Sabina van Beieren. Filips werd geboren op het kasteel van Lahamaide in Henegouwen. Filips ligt begraven in Hierges. Het hart van Filips wordt tentoongesteld in de 'Egmontkamer' van het stadhuis van Zottegem; het loden hartvormige kistje bevindt zich in de Egmontcrypte van de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk. Na de executie van zijn vader nam Willem van Oranje de voogdij van de jonge prins op zich. Filips werd in 1575 gevangen genomen en voor Rhoda gebracht maar in 1577 weer vrijgelaten uit Spaanse gevangenschap in Lier na het Eeuwig Edict. Op 25 mei 1577 werd hij met grote eer ontvangen in Ninove, Gavere en Zottegem. Filips van Egmont ondertekende mee de Unie van Brussel als afgevaardigde voor Brabant Filips verbrak de band met het kamp van Willem van Oranje en liep over naar het Spaanse kamp (waarschijnlijk ook omdat de Egmonts vanaf de Pacificatie van Gent hun door Spanje aangeslagen bezittingen terugkregen). Op 15 juli 1579 deed hij met vijf compagnieën zijn intrede in Lessen om de stad te verdedigen. Hij veroverde in 1579 diverse steden voor koning Filips II van Spanje (Baasrode (slag om Baasrode), Brussel, Nijvel, Geraardsbergen en Ninove). Hij werd uit dank hiervoor door Filips II benoemd tot ridder in de Orde van het Gulden Vlies en verbleef tot 1580 in Ninove, waar hij op 30 maart krijgsgevangen werd genomen door geuzenleider François de La Noue. Tussen 1580 en 1585 werd hij door het Staatse leger gevangen gehouden, eerst in Gent en daarna in Fort Rammekens. In 1585 werd hij uitgewisseld tegen François de La Noue (die in 1580 door de Spanjaarden gevangen was genomen) en kwam dus vrij. In 1586 werd hij gouverneur van Atrecht. Hij sneuvelde op 24 maart 1590 te Ivry in de strijd tegen koning Hendrik IV van Frankrijk. | van Egmont, Philips (I16893)
|
98 | van der Schelling Willem de IVe. Zoon van Johan de IIe Broeder van de Hertog Aarnout van Gelre, XXIVe Heer en IIe Graaf van Egmond, en van het Rijk, Heer van Mechelen, Arkel, Ysselstein, Bar, troude met Vrow Walburg, Dogter van de Graaf van Meurs, bij dewelke hij gehad heeft VII kinderen, Johan Graaf van Egmond, Frederik Graaf van Bueren, Heer van Ysselstein, Willem overleden zonder mannelijk oir, Anna getroud met de Graaf van Benthem, Elisabet, met de Heer van Bronkhorst, Walburgis een geestelijke dochter op de Veluwe , Margareta getroud met de Baron van Petershem, Hij deed een tocht naar ‘t Heijlige Land met de gemelde Hertog Aarnout, Hij was een zeer geleerd Prins, braaf en strijdbaar, in de oorlogen. Hij pretendeerde de voogdijschap over zijn Klein-zoon Karel Hertog van Gelre, met uitsluijtinge van Vr *** zijne Klein-dochter. Hij is overleden den 19 Januarij 1483 geregeert hebbende 32 jaaren, en begraven zijnde inde Grafstede van Gelderland digt bij Hertog Aarnout zijnen Broeder. Woutersz blz. 27R+ V Willem, die [Woutersz. schrijft hier zelf in de marge: Dese heer was heer van Egmont ende vant Lant van Mechelen, nae inhout van eenen beseghelde brief, die ick ghesien ende gelesen heb], vierde van dier naem, worde die xxiiii (24) heer tot Egmont, als syn oude broeder Aernt geworden was hartoghe van Gelre, Gulick ende grave van Zutphen. Dese hartoghe Aernt werde van Adolf, synen eyghen soen, doer quaden raet gevanghen, ende als hy ses iaren gevangen hadde geweest, soe verloste hem Hartoge Caerle van Burgongen ende die soen Adolf worde wederom gevanghen. Mer hoe dat Hartoechdom van Gelre ende oeck dat graefschap van Sutphen vercocht ende betaelt is, of hoet niet wederom aen thuys van Egmont ghestorven is, dat laet ick die geleerden disputeren. Dese heer Willem was een geleert, genoechlick ende faceet heer. Hy was lang van staturen, bruyn van verwe ende hat crult swart haer. Men leest veel van syne facecien ende boertelicke woorden. Het geboerde op een tyt dat hy te Loeven wesende, hadde aen syn tafel genoet sommigen doctoren in der godheit, ende als daer sommighe questien geproponeert ende voergeleit worden, soen was daer een doctoer van Ghent, die geen noese en hadde; die selfde proponeerde, wat een geloof was sonder liefte, waer op deen doctoer seyde dit, dander seyde dat, ten lesten sprack heer Willem van Egmont, als hy sach datter niemant die doctoer sonder noesze voldoen en mochte, seggende daer op: Een geloof sonder die liefte is anders niet dan een schip sonder royt, of Een aensicht sonder noesze. Dese heer Willem was oeck vander oorde vant Gulden Vlies, dat doe der tyt eerst vanden oude hartoghe Philips van Burgongen ingeset was. Hy hadde te wyve Jongfrou Walburch des graven Frederics dochter van Moors, dar hy by gecregen heeft drie soenen ende veel dochteren, te weten: Jan, grave tot Egmont, Frederick, grave van Buyren ende heer tot Iselsteyn, ende heer Willem van Egmont, heer vander Meer. Frederick, grave van Buyren voerszeyd, hadde getrouwt een dochter van Culenburch, daer hy by gewonnen heeft een enighe soen genoempt Floris, heer tot Iselsteyn, ende sinte Martynsdyck, die getrouet heeft een dochter van heer Cornelis van Berghen, heer van Sevenberghen. Die eerste dochter hiete Anna, die nam te man heer Baernt, grave van Benthem; die twede dochter hiete Elizabet ende hadde te man die Jonckar van Bronckhorst. Ende hy starf int Jaer ons heeren xiiiic. ende lxxxiii den xix dach in Januario (19-01-1483), als hy xxxii (32) geregiert hadde, ende hy is begraven tot Grave int Gelderlant by hartoghe Arnout, synen broeder. Ende vrou Walburch starf voer haer man Int iaer ons heeren xiiiic. ende lix (1459), van kinde, mer dat kindt leefde noch viii (8) daghen nae haer, ende totten Predicaers inden Hage begraven. [Vlg. Brussel 1857 Convent van de orde van St. Domimicus]. Ende int Jaer xiiiic. ende xcvi (1496) quam eerst in Hollant dat Casenbroet spull op, daer naemaels veel boeren om geslaghen worden by Hemskerck. Int iaer xiiiic. ende xcvi (1496) quam tot Egmont op Zee aen een Visch hondert ende vyftich ellen lang. Detmold L3 nr. 429 fol. 132V Int Jaer ons heren M.cccc. li (1451) so wert dese heer Willem heer van Egmont Ende dat jaer daeran so sterff sijn oom die heer van ijselsteijn sonder keijnder ende doe wert hij oeck heer van ijselsteijn. Sijn wijff was Walburga grave fredericks dochter van Moers daer hij bij wan drie sonen ende vier dochteren Die ijerste was Johan die heer van Egmondt Die andere was frederick die heer van ijselsteijn Die derde was Willem heer van hacps Die ijerste dochter anna troude die graeff van benthem Die andere Elisabeth troude die heer van bronckhorst Die derde was een besloten nonne tot reduchem in die veluwe Die vierde was margriet ende die troude die joncker van petersum Heer willem die sterff int jaer ons heren M.cccc lxxxiij (1483) ende leijt te graeff begraven bij sijn broeder hertoch aernt van ghelre Sij vrou die sterff van kijnde int Jaer ons heren M. cccc. lix (1459) ende leijt inden haech begraven tot die prekenbroeder. Brussel 18307 Guillaume, second fils d’Jan, seigneur d’Egmond, et de Maria d’Arckel, fut seigneur d’Egmond, de Iselsteyn, Buren, Baer, et en l’an 1478 fut cree a Bruges en Flandre, chevalier du orde de la Toison d’Or, et espousa Walburge de Moeurs, dame de Baer (fille de Frederic, comte de Moeurs et Swaerdeven, et de Beatrix de Cleves). Elle mourut l’an 1459. Il mourut le 19 jour d’janvier l’an 1483 en gist engrave ou est cette epithaphe: (vertaling J. Hooftman) Grafschrift Dat huys van Egmond in grooter eer, van welcke huyse die eerste heer, doorluchtich van vader en oock van moeder, was van Vrieslant des coninckx broeder, van welcke bloede hoogh gepresen, coningen en hertoghen sijn geresen, die croon van Schotlant sonderlinge by naem, oock Gelrelant en Beyeren tesamen, uyt welcken huyse der edelheyt hij was die in deser plaets leyt begraven hierin, door Godts genaden hoogh geboren en vroom van daden, heer Willem, heer van Egmond en van Baer, welcke hij regeerde twee en derthich jaer. Die waraftichste heer die man vant was hij, eenig broeder tot Gelrelant. Die Gulicker halp hij vromelijcke bevechten om sijne moederlijcke erve nae alle rechten. Hij was wijs van ver...... in allen rade, druck verdriet vond menich schade heeft hij achtien jaer lang geleden, sij waren hem tenae die hem dat deden. Die orden droech hij van ‘t Gulden Vlies. Sijn dood was den landen een groot verlies, was den armen bewees hij veel charitaten, oock heeft hij van sijnen bloede ghelaten bij een dochter van Moers die hij nam te wyve, dry soonen vroom, van schoon van lyve, Godt wil se in deughden altijt stercken, Oodmoedich was hij in der kercken, gheestelijcke persoonen hij seer beminde, sijn woort, sijn segel, soo hem elck kinde. Sonnedaechs naers Antonisdach hij bleef aflijvich ter doot, als men schreef duysent vierhondert tachentich van drije, Godt make hem van alle sonden vrij. Brussel 6049 fol. 1261 en 127 Wilhelmus secundo genitus Johannis predicti, efficitur dominus de Egmonda et Yselsteyn. Hic etiam fuit dominus terrarum Mechliniae, de Lederdam, Baren et Nerghena. Hic duxit in uxorem Walburgiam, filiam comitis [Verschil in het Haagse handschrift: comitis: Frederici comitis]. Monsensis, ex qua genuit tres filios et quatuor filias. Eius autem primogenitus fuit Johannes dominus de Egmonda, qui natus fuit anno domini 1441. Secundo genitus fuit Fredericus dominus de Yselsteyn. Tertius dictus est Wilhelmus de Egmonda miles, qui tandem accepit in uxorem Margaretam, unicam filiam domini de Boxmeer, ex qua genuit duas filias, quarum una erat fatua et alia duxit in martium dominorum de Bergis. Primam filiam, Annam nomine, accepit in uxorem Bernhardus, comes de Benthem, et genuit ex ea Everwinum, comitem de Benthem. Secundam, Elisabeth nomine, duxit [Verschil in het Haagse handschrift: duxit: qui duxit] in uxorem Gisbertus, dominus de Bronchorst. Tertia filia fuit Walburga, sancti monialis inclusa apud Redichem in velva, Quarta filia dicta est Margareta, uxor Johannis domicelli de Peterssom. Anno domini mcccclixo, die 3a mensis Maii (03-05-1459), obiit Walburga, domina de Egmonda, in puerperio {Verschil in het Haagse handschrift: puerperio: puerxerio] et sepelitur apud predicatores in Haga Comitis. Anno domini mcccclxxxiii (1483), in sanctorum Fabiani et Sebastiani, obiit Wilhelmus, dominus de Egmonda, in oppido Graviae [Verschil in het Haagse handschrift: Graviae ... eodem oppido: ontbreekt in het Brusselse handschrift] in domo sua et sepelitur in eodem oppido prope Arnoldum, ducem Gelriae fratrem suum. Enfans de Guillaume Egmond et Walburge Moeurs, sa femme: 1. Jan, qui suit. 2. Frederic (etc.) 3. Walburge Egmond, religieuse au cloistre de Redichem. 4. Anna Egmond, femme de Bernard, comte de Benthem. 5. Elisabeth Egmond espousa en premieres nopces Gisbert, seigneur de Bronchorst et Batenborch. Elle espousa apres Jan van der Aa, chevalier, seigneur de Bouchoven et Dollem (fils de Henry van der Aa et de Margarita, dame heritiere de Bouchoven et Dollem). Il mourut sans en fans. 6. Margarita Egmond espousa en premieres nopces Jan, baron de Merode et Peetershem (fils d’Jan, baron de Merode, seigneur de Westerloo, Peetershem, Leefdael, chabellain de l’Empereur Maximilian, et de Alix de Hornes). Elle espousa en secondes nopces Guillaume Turck, drossart de Gorchom, colonel d’un regiment. 7. Guillaume Egmond, chevalier, seigneur de Harpe, espousa Margarita de Culembourg, dame de Boxmeer, Heeswijck (fille de Jan de Culembourg, seigneur de Boxmeer, Spalbeck, et de Margarita de Halmal de Trasignies). de laquelle il procrea Anna, qui suit. Anna Egmond, dame de Boxmeer, Harpen, Heeswijck, espousa en premieres nopces Guillaume, comte de s’Heerenberge, seigneur de Bilant, et d’Isebeau de Moeurs). Il mourut l’an 1513. Elle espousa en secondes nopces le comte de Wirnembourg. Utrecht Nr. 7a Dese Willem wert heer van Egmont anno 1451 ende sjaars daeraen soo sterft syn oom, die heer van Yselsteyn, sonder kinder ende doe wert hy oick heer van Yselsteyn. Syn wyff was Walburga, grave Fredericks dochter van Maers, daer hy by won drie soonen ende vier dochteren. Die eerste was Jan, heer van Egmont, die andere was ... , heer van Yselsteyn. Die derde was Willem, heer van Baeps. Dierste dochter Anna troude den graeff van Benthem, die tweede Elisabeth den heer van Bronckhorst, die derde was een besloten non tot Redichem in de Veluwe, de vierde dochter Margriet traude den joncker van Peterchem. Heer Willem sterft anno 1483 ende leyt begraven te graeff by syn broeder, hertoch Aernt van Gelre. Syn vrau sterft van kint anno 1459 ende leyt begraven in den Hage tot die prekenbroeders. | van Egmont, Willem IV (I16858)
|
99 | Zeeman, Maria (I16177)
| |
100 | van Brederode Sr., Cornelis (I3444)
|