Aantekeningen |
- van der Schelling
Lamoraal de Ie. Zoon van Johan de IVe en Broeder van Karel de Ie. de XXVIIIe Heer en VIe Graaf van Egmond, Prins van Gavre en Steenhuijsen, en vant H. Rijk, Baron van Gaasbeek, en Grande van Spanjen, troude als Prins des Keijzers, Rooms-koning ende grootste Prins van Europa, met Vrow Sabina van Beijeren, Dogter van Hertog Johan van Beijeren, Palsgraaf van den Rijn, bij welke hij heeft gehad XI kinderen, Philips, Lamoraal, Karel, Leonora, Vrow van de Graaf van Hoogkerke, geworden Religieuse te Chambre, Francoijse ongetroud getorven, Magdalena Gravinne van Herlies, getroud, Christine Vrow vande Prins van Mansfeld, Anna ongetroud overleden, Sabina Gravinne van Solms, Jenneke Geestelijke Dogter. Dese was de eerste en grootste Veldheer van zijn Eew, eenzeer stout Prins, strijdbaar, overwinnend, en van een groote geest. Hij troude met de gewoone plegtigheid op het Koninklijke bedde Maria Koningin van England, in naame des Konings van Spanjen Phillips de IIe. Hij won de Slag van St. Quintijn en van Grevelingen waar in hij twee maal Vrankrijk heeft doen beven. Hij stierf zijnde Gouverneur van Vlaanderen, Arthoys, Rijssel en Oxhies, Generaal van de ligte paarden, en van de troupen van de gemelde Koning van Spanjen, in deze Nederlanden den 5 Junij int jaar 1568 hebbende geregeert 28 jaaren, en begraven zijnde in de kerk van de Baronije van Zottegem. [Opmerkelijk is dat er niets vermeld wordt over de executie]
Woutersz blz. 28V
Lamoral, die eerste van die naem, wert die xxviii (28) heer ende vierde grave tot Egmont, ende hy worde tot Utrecht ridder vander oorde des Gulde Vlies ende hy was die twede inde oorde. Hy heeft getrouwt Jongfrou Sabina, des hartogen dochter van Beyeren.
Myn heer [hier begint Woutersz. met de afsluiting van zijn Adelskroniek in briefvorm], want ick, u oetmoedige dienaer, veel gehoert ende verstaen hebbe hoe vromelcken ende trouwelicken myn heer hem gehadt ende getoent heeft in deser oorloghen tot verscheyde tyden ende plaetsen, by sonder inden slach voer sinte Quintyn (als vermelt mynen genadigen heere van Utrecht, Georgius van Egmont, myns heeren oems brief mit syn eyghen hant geschreven) ende oeck alder meest inden slach voer Gravelinge, waerinne myn heer hem getoent
heeft waerachtelicken te wesen een soen ende naevolghar vandie Edele, Trouwen ende Vromen Heeren van Egmont ende wel te recht te moegen dragen die Wapene van Egmont, die anders niet en spreken noch beteykenen dan Edelheyt, Trouheyt ende Vroemheyt (als hier boven breder geschreven is). Dus, myn heer, heb ick u oetmoedige dienaer, voer my genomen dit boeck myn heer te dediceren ende te presenteren, waer in alle die Edelen, Trouwen ende vroemen heeren van Egmont, uwen voerouderen, by een ander geschildert syn, dan ick heb myn heer tegenwoordich daer by geschildert, mit meerder ende breder bescheit ende verklaringe van uwen voerouderen in een maniere van een brief, die iaen myn heer
schrieve: die selfde myn heer te kennen ghevende hoe dat ick dit voerszeyde bescheyt ende verclaringhe ghenomen ende gheshreven heb, eens deel ut die Cronyke van Hollant, die Gulielmus Hermannus Goudanus, Regulier in Steyn begonnen hadde ende Meyster Reynerus Goudanus Snoy, Doctoer der medecynen, volendt ende volschreven heeft (als ick self van synen mondt ghehoert hebbe) ende deel aldermeest ut die Cronyke betreffende de afcoempste der Edele Heeren van Egmont, die Petrus Suyrmondius, Andreas Hoesdenus, Antonius Hueveus (die noch int leven is) ende Martinus Zybrandus Hoeveus, Canonicus Egmondensis, ghecopuleert ende gheschreven hebben ut die oude Cronyken, die sy in die voerszeyde Abdie van Egmont ghevonden, ghesien ende ghelesen hebben, die nu ut die Abdie voerszeyt (als my Antonius Hoeveus voerszeyt, een geleert man, geseyt heeft) ghestolen ende afhandich ghemaecct syn. Ende dit selfde bescheyt ende verclaringhe had ick ter begheerten van myn Genadighe Heer van Utrecht, Georgius van Egmont voerszeyd (wiens Ziel God genadich moet syn) in latyn begonnen te schryven. Mer dit voert te schryven in latyn heb ick ghelaeten, overmits die doot van myn genadighe heer van Utrecht voerszeyd, ende ick heb tselfde nu in duytsch gheschreven voer myn Heer teghenwoerdich. Biddende daer om die selfde myn Heer dat hy dit selfde in danck wil nemen: dat doende sal myn Heer my seer oetmoedich dienaer eer ende vrientschap doen K en God, die myn Heer lang moet sparen ghesont ende gheluckich,
Tot Waszenaer den 16 Juny Ano 1562
Myns Heeren oetmoedighe dienaer
Dirick Wouters soen Pastoer tot Waszenaer.
In de marge schrijft Woutersz. nog het volgende:
Ende dit besceyt heb ick eens deel oeck mede genomen ende geschreven ut een boeck dat Marcelmus, een disipel van Sinte Swibertus, den heyligen biscop, ende van Sinte Wilibroert, den heyligen Aertsbischop van Utrecht, geschreven heeft int Jaer ons heren vic. ende xcv, (695) van sinte Switbertus leven ende miraculen, daer Marcelmus self by gheweest is ende gesien heeft, als hy self schryft.
Brussel 18307
Lamoral, comte Egmond, prince de Gavre et de la Gruthuse, baron de Sotteghem, Armentiers, Fiennes, chevalier du orde de la Toison d’Or, espousa Sabina de Baviere (fille d’Jan de Baviere, comte palatin de Simmeren, et de Beatrix de Baden). Il mourut a Bruxelles le 5 jour d’juin l’an 1568. Elle mourut l’an 1578.
Enfans de Lamoral, comte Egmond, et de Sabina de Baviere, sa femme:
1. Phlippe, (etc.)
2. Lamoral, (etc.)
3. Charles, comte d’Egmond, fut mentionne cy-apres.
4. Maria Egmond, religieuse a Ter Cameren.
5. Jenne Egmond, religieuse a Ter Cameren.
6. Anna Egmond, religieuse a Ter Cameren.
7. Leonora Egmond, femme de George de Hornes, comte de Hautekercke, viscomte de Furnes, seigneur de Honscoute, Stavele, Leeuwegem (fils de Martin de Hornes, comte de Hautekercke, viscomte de Berges-St. Winocq, et d’Anna de Croy). Elle mourut l’an 1582. Il mourut l’an 1588.
8. Magdalena Egmont espousa Floris de Stavele, comte de Herlies, baron de Chaumont et Havesquerque, seigneur d’Estesses (fils de Philippe de Stavele, baron de Glayon, chevalier du orde de la Toison d’Or, et d’Anna Pallant de Culembourg). Il mourut sans en fans.
9. Maria Christina Egmond espousa en premiers nopces Nudaert de Bournonville, seigneur de Carpes, Houree, Lande, Houllefort, fut cree l’an 1582 par Phlippe second, roy d’Espagne, premier comte de Hennin, Lietart, cheff des finances (fils de Guy Bournonville, seigneur de Capres, Houree, et d’Anna Ranchicourt). Elle espousa en secondes nopces l’an 1587 Guillaume de Lalain, comte de Hooghstraten et Rennenbourg, baron de Borsele, chevalier du orde de la Toison d’Or, et d’Eleonora de Montmorancy). Il mourut l’an 1590. Elle espousa en troisiemes nopces Charles, prince de Mansfelt, fils de Pierre Ernest, comte de Mansfelt, et de Margarita de Bredenrode. Il mourut l’an 1595.
10. Sabine Egmond, dame de Beyerlant, espousa l’an 1595 George Eduard, comte de Solms fils d’Ernest, comte de Solms, et de Margarita Solms). Elle mourut l’an 1599 le 4 jour de mars. Il mourut le 2 jour de fevrier l’an 1602 sans en fans.
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie (Creative Commons)
Levensloop
Lamoraal werd geboren op het kasteel van Lahamaide in Henegouwen. Hij was de vierde graaf van Egmont, elfde vrijheer van Purmerend, Purmerland en Ilpendam, heer van Hoog- en Aartswoud(e), Baer, Fiennes, en Zottegem, Armentiers, Lahamaide en Auxy en (vanaf 1553) de eerste prins van Gavere. Hij stamde uit het Huis Egmont, een van de rijkste en invloedrijkste families in de Nederlanden, voortgekomen uit de 'advocati' (= voogden) van de abdij van Egmond, die nabij hun kasteel stond.
Lamoraal was de zoon van Jan IV van Egmont en Francisca van Luxemburg. In 1528 overleed zijn vader. Na de dood van zijn vader stelde keizer Karel V twee neven van Jan IV, Maximiliaan van Egmont en George van Egmont, aan als voogden voor Lamoraal en zijn broer. Karel V voorzag ook in zijn levensonderhoud en Lamoraal werd page aan het keizerlijk hof in Spanje, waar hij een militaire opleiding kreeg. In 1541 besloot Karel V tot een veldtocht tegen de Barbarijse zeerovers. Als trouwe aanhangers van de keizer sloten Lamoraal en zijn broer zich bij zijn leger aan. Nadat zijn broer Karel I van Egmont overleed in 1541 in Cartagena na de slag bij Ras-Tafoura (Algiers), werd Lamoraal de vierde graaf van Egmont.
Loopbaan
Aan het eind van de 3e Gelderse Successieoorlog, in 1543, verwoestte een Habsburgse strijdmacht onder leiding van Lamoraal van Egmont de toen Gelderse en nu Duitse stad Düren. Door de stad in brand te laten steken en inwoners voor een belangrijk deel te laten vermoorden, stelde hij een voorbeeld. Hij was in zoverre succesvol dat de andere Gelderse steden zich overgaven en er zo een einde aan deze oorlog kwam.
Egmont werd tijdens het kapittel van Utrecht op 17 januari 1546 benoemd tot ridder van het Gulden Vlies. Hij nam in 1546 deel aan de Schmalkaldische Oorlog tegen het Schmalkaldisch Verbond. In 1549 begeleidde hij de toenmalige Spaanse kroonprins Filips bij zijn rondreis in de Nederlanden. In 1550 was hij te gast op het Kasteel van Turnhout. In 1552 werd hij tijdelijk gouverneur-generaal van Luxemburg en was hij als kolonel van twee cavalerieregimenten betrokken bij de mislukte belegering van Metz. In 1554 werd Lamoraal door Karel V naar Engeland en Spanje gestuurd om te onderhandelen over een huwelijk van Filips met de Engelse koningin Maria I van Engeland. Op 17 november 1555 werd Lamoraal lid van de Raad van State. In 1557 begon Egmont met de bedijking van het gebied aan de Oude Maas, dat naar zijn vrouw, Sabina van Beieren, Beierland werd genoemd. In dienst van het Spaanse leger versloeg Lamoraal de Fransen achtereenvolgens in Saint-Quentin (1557) en Grevelingen (1558). Als beloning voor zijn trouw werd Egmont in 1559 benoemd tot stadhouder van de graafschappen Vlaanderen en Artesië en tot gouverneur van de Gentse citadel. In 1561 liet Lamoraal een familiegrafmonument maken (onder andere voor zijn moeder Francisca van Luxemburg) in de Zottegemse Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk.
Als edelman maakte Egmont deel uit van de Raad van State. Samen met Willem van Oranje en de graaf van Horne (Driemanschap of Ligue der Groten, 1562) verzette hij zich tegen kardinaal Antoine Perrenot Granvelle, bisschop van Atrecht, die de inquisitie invoerde in Vlaanderen. In een brief aan Filips II (11 maart 1563) bood het Driemanschap hun ontslag aan als Granvelle niet zou vertrekken. Na het vertrek van Granvelle in 1564 verzoende Egmont zich opnieuw met de koning. Op aandringen van de Raad van State vertrok Egmont in 1565 naar Spanje (Madrid en Aranjuez) om Filips II de verlangens van de hoge adel en hun ongenoegen over de situatie in de Nederlanden over te brengen. Egmont meende dat hij de koning overtuigd had wat betreft de rol van de hoge adel in het landsbestuur en de verzachting van de religieuze vervolging, maar hij vergiste zich zwaar. Filips had integendeel besloten de hoge adel uit te schakelen. Na Egmonts terugkeer bleek uit brieven van de koning (Brieven uit het bos van Segovia) dat Filips II terugkwam op zijn beloftes.
Opstand, gevangenschap en onthoofding
Samen met de graaf van Megen lichtte Egmont de landvoogdes Margaretha in over het Eedverbond der Edelen. Op 5 april 1566 overhandigde hij mede het Smeekschrift der Edelen aan Margaretha. Kort daarna brak de Beeldenstorm (10 augustus 1566) uit en werd het verzet tegen de Spaanse overheersing in de Nederlanden groter. In september 1566 verhuisde Lamoraal van het Egmontpaleis in Brussel naar het Egmontkasteel in Zottegem. Als overtuigd katholiek keurde Egmont de Beeldenstorm ten zeerste af en hij zwoer op 17 februari andermaal trouw aan de Spaanse koning, hoewel hij tegelijkertijd ook probeerde de repressie tegen de protestanten te verzachten. Hij nam afstand van de radicale Brederode en stelde in het voorjaar van 1567 broodnodige troepen ter beschikking, die de geuzen versloegen in Oosterweel en het calvinistisch bestuurde Valenciennes heroverden. Hoewel hij op deze manier zijn loyaliteit had getoond en landvoogdes Margaretha van Parma de opstand onder controle leek te hebben, stuurde Filips II de hertog van Alva naar de Nederlanden.
Terwijl Willem van Oranje besloot de Nederlanden te ontvluchten, bleven Egmont en Horne ter plaatse. Een paar weken na zijn aankomst liet Alva de graaf van Egmont, zijn secretaris Jan van Casembroot en de graaf van Horne onder een vals voorwendsel - Alva had een overleg aangekondigd om bij een maaltijd over de situatie te praten - arresteren (9 september 1567). Direct na hun arrestatie werden ze naar Gent overgebracht en in het Spanjaardenkasteel opgesloten. Daar werd Egmont op 12 en 13 november ondervraagd door Juan de Vargas en Louis del Rio, kopstukken van de Raad van Beroerten, die hiervoor een bijzondere volmacht hadden gekregen.
Egmont beriep zich vruchteloos op zijn voorrechten als ridder van de Orde van het Gulden Vlies. Na de arrestatie trachtte zijn echtgenote, Sabina van Beieren, zijn onschuld te bewijzen en steun voor vrijlating te vinden; ze schreef brieven aan Filips II van Spanje, aan de Spaanse koningin, aan de portugese edelman Ruy Gómez de Silva, aan koningin Elizabeth I van Engeland en aan keizer Maximiliaan II. Ondanks de vele pogingen om zijn onschuld te bewijzen, werd Lamoraal wegens hoogverraad in december voor de Raad van Beroerten gebracht. Hoewel Egmont tot het einde toe katholiek bleef en trouw aan de Spaanse koning, werd hij samen met Horne op last van Alva ter dood veroordeeld. Egmont en Horne werden in 1567 en 1568 opgesloten in het Spanjaardenkasteel te Gent. Op 5 juni 1568 werden de edellieden op de Grote Markt van Brussel gedood. De onthoofding van Egmont en Horne leidde tot groot protest in de Nederlanden en wordt wel beschouwd als het begin van de gewapende Nederlandse Opstand en de Tachtigjarige Oorlog tegen de Spanjaarden.
Willem van Oranje trok lering uit de situatie en werd als Willem de Zwijger de spil van het verzet tegen de koning. Toenadering kwam er met de Unie van Brussel, maar toen de Franstalige gewesten zich min of meer achter de koning schaarden met de Unie van Atrecht ten koste van de eenheid van de Nederlanden (waarbij de Nederlandstalige Nederlanden zich verenigden in de Unie van Utrecht), was het hek van de dam, en koos het verzet rond Willem van Oranje voor een strategie buiten de Spaanse context, hetgeen later zou leiden tot het Plakkaat van Verlatinghe en de onafhankelijkheid van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Waardering
De levensloop van Lamoraal en zijn tragische levenseinde vonden onmiddellijk weerklank. De werken die aan Egmont werden toegeschreven, waren nogal eens gebaseerd op onvolledig bronnenonderzoek zonder toepassing van historische kritiek. Hierdoor volgden ze vaak de mode van hun tijd en zagen ze Egmonts (gemythologiseerde en geromantiseerde) leven vooral in het licht van de politieke actualiteit van dat ogenblik.
De terechtstelling werd in talrijke prenten en medailles afgebeeld en in de 16e eeuw in geuzenliederen bezongen. Er bleven ook verschillende portretten van Egmont bewaard, onder andere in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten.
Ook in de literatuur en geschiedschrijving (Thuanus, Strada, Bentivoglio) werd Lamoraal veelvuldig vermeld. Tijdgenoten van Lamoraal omschreven hem als volgt: een schoon man van lichaem, van coninclijce maniere (Anthonius Hovaeus), een grote man met een mooi statuur, goedhartig, verstandig en met een zeer goed geheugen, liefhebber van de valkenjacht (Pierre de Bourdeilles), le plus beau, le plus fort de corps et de courage [...] terrible et soudain en sa colère [...] fort peu versé aux lettres, grossier et ignorant en matière de Estat (Pontus Payen). Michel de Montaigne schreef in de Essais over cette tragédie que le duc d'Albe nous fit voir à Bruxelles, net als Pieter Christiaenszoon Bor in zijn 'Nederlantsche Oorloghen', Pieter Corneliszoon Hooft in zijn Nederlandsche Historien en Emanuel Van Meteren in zijn 'Historie der Neder-landscher ende haerder na-buren oorlogen'.
In de achttiende eeuw schreven Voltaire (Henriade, 1723), Goethe (Über Egmont, Trauerspiel, 1787) en Schiller (Don Carlos, 1787 en Des Grafen Lamoral von Egmont Leben und Tod, 1789) over Egmonts leven. Het muziekstuk Egmont van Beethoven uit 1810 verspreidde Egmonts verhaal nog verder.
Tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1816-1830) werd onder Willem I vooral de strijd van Egmont tegen Filips II in de verf gezet. Na 1830 werd Egmont door het pas ontstane België opgevoerd als nationale held die de nieuwe staat historisch moest onderbouwen (hoewel er tussen liberalen en katholieken hevige debatten werden gevoerd over Egmont als 'vrijheidsstrijder' dan wel als zwakke 'landverrader').
Lamoraals levensloop werd in gedichten (La mort du comte d'Egmont, Auguste Clavareau (1820), Egmont en Hoorne, Hendrik Tollens (1806), Prijsverzen op de dood van Egmont, Prudens Van Duyse (1839), Essais Poétiques, Charles Hippolyte Vilain XIIII (1843)), toneelstukken (De Dood van Egmont, Frans Van Geert (1853) en De Vrouw van Egmont, Eugeen Zetternam (1859)) en historische werken (onder andere Ontdekking van het graf des graven van Egmond, M.J. De Bast (1819), Eloge du comte d'Egmont, Brunelle (1820), Eloge historique du comte d'Egmont, P. Laitat, Jan-Robert Calloigne (1824), Le procès du comte d'Egmont avec pièces justificatives, De Bavay (1853), Le comte d'Egmont et de Hornes d'après des documents authentiques et inédits, Juste (1862), Histoire du procès et de la mort de Lamoral comte d'Egmont
Er werden standbeelden opgericht (in 1864 in Brussel en in 1872 in Zottegem) en romantische historiestukken geschilderd (Uitspraak van de doodstraf van Egmont en Horne, Laatste biecht van Egmont, Bisschop Rythovius zegent Egmonts lichaam en Laatste eerbewijzen aan Egmont en Horne door Louis Gallait, Egmont neemt afscheid van zijn echtgenote door Adèle Kindt, De Laatste ogenblikken van Lamoraal (1836) door Jean-Baptiste De Roy). In de Belgische Senaat staat Egmont afgebeeld op een schilderij van Jacques de Lalaing.
Sporen van Egmont
De resten van de graaf van Egmont liggen, samen met die van zijn vrouw Sabina van Beieren († 1578), begraven in de Egmontcrypte van de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk op de Markt van de 'Egmontstad' Zottegem. De gekliefde halswervel van Egmont bevindt zich sinds 1984 in een schrijn in de raadzaal van het stadhuis van Zottegem op de Markt, waar ook twee schilderijen naar hem verwijzen: Laatste eerbewijzen aan Egmont en Horne (1882) van Louis Gallait en Het kasteel Egmond aan den Hoef (circa 1580) van de 16e-eeuwse Noord-Hollandse meester Gillis De Saen. In datzelfde Zottegemse stadhuis is sinds 2018 een Egmontkamer ingericht waar allerlei historische objecten rond Lamoraal worden tentoongesteld, waaronder de harten van Lamoraal en van zijn zonen Karel († 1620) en Filips († 1590) (die zich tussen 1952 en 2008 in het rijksarchief van Ronse bevonden). In Zottegem staat in het Egmontpark ook het Egmontkasteel (Egmont liet er de 'Ridderzaal' met erker inrichten) dat sinds 1964 een beschermd monument is. Op de Markt van Zottegem staat sinds 1872 een standbeeld van Lamoraal van Egmont van de hand van Jan-Robert Calloigne. Het huidige is een bronzen kopie van het originele gietijzeren beeld dat in 1968 verhuisde naar het Egmontpark, aan de Graaf van Egmontstraat voor het Egmontkasteel.
In 1997 werd een kopie van het standbeeld van Lamoraal van Egmont geplaatst aan de slotgracht in Egmond aan den Hoef. Daar staan de ruïnes en de slotkapel van Kasteel Egmond, het stamslot van het Huis Egmont. Aan het slot ligt bezoekerscentrum 'Huys Egmont' waarin objecten rond Egmont worden geëxposeerd.
Sinds 1879 staat er een standbeeld van Egmont en Horne van de hand van Charles-Auguste Fraikin op de Zavel in Brussel; het standbeeld stond voorheen (vanaf 1864) voor het Broodhuis op de Grote Markt. De studie voor het standbeeld staat op de zolder van de Lakenhal van Herentals.
In Brussel bevindt zich ook het Egmontpaleis dat moeder Francisca van Luxemburg en Lamoraal lieten optrekken.
Sinds 1939 staat Egmont afgebeeld op een gebrandschilderd raam in het oude Raadhuis van Oud-Beijerland, sinds 1959 wordt hij er ook herdacht met een plaquette (hoek Oostdijk/Koninginneweg) en sinds 2016 met een muurschildering (Bierkade). Ook in Weert (Muntpassage) staat Lamoraal van Egmont afgebeeld op een muurschildering. In Gavere staat Lamoraal als prins van Gavere afgebeeld op het gemeentehuis.
Egmont was een tijdlang (1565 - 1568) eigenaar van het kasteel van Gaasbeek, waar nog een 'Egmonttrap' is en een Lamoraal van Egmontdreef in het kasteelpark. Van het kasteel van Lahamaide waar Lamoraal geboren werd blijft enkel de schuur nog over. Tot 2008 was in het Gentse Hof van Fiennes aan de Korenlei restaurant 'graaf van Egmond' gevestigd, een verwijzing naar het pand dat Lamoraal via zijn moeder Francisca van Luxemburg erfde en waar hij in 1556 en 1559 verbleef. In de Gentse Sint-Baafskathedraal staat Lamoraals wapenschild in olieverf op een paneel afgebeeld.
Egmontjaar
In 1968 (400 jaar na de onthoofding) werd op de Zottegemse Markt een nieuw Egmontstandbeeld opgericht (het origineel werd in het Egmontpark geplaatst) en een Egmontbloementapijt aangelegd. In 2018 (450 jaar na de onthoofding) werd gezamenlijk in Egmond, Zottegem en Oud-Beijerland een 'Egmontjaar' of 'Lamoraaljaar' georganiseerd. In Weert was er bovendien een 'Graaf van Hornejaar'. De 450ste verjaardag van de onthoofding werd herdacht met lezingen, concerten, tentoonstellingen, publicaties, bezoeken, uitwisselingen en andere activiteiten. In februari voerde men in Zottegem een speciale Egmontmusical op. Op 5 juni 2018 werden in Zottegem, Egmond, Oud-Beijerland, Brussel en Weert herdenkingsplechtigheden gehouden en kransen neergelegd. In Egmond aan den Hoef was daar de plaatsvervangende Spaanse ambassadeur Fernando Fernández Aguayo bij aanwezig. In september 2018 werd in Zottegem een Egmontbloementapijt aangelegd en een Egmontevocatie gehouden, waarbij verschillende scènes uit Lamoraals leven als levende geschiedenis werden uitgebeeld. In november 2022 werd de vijfhonderdste verjaardag van Egmont herdacht met een plechtigheid in Lahamaide en een concert in Zottegem. In februari 2024 wordt In Zottegem een Egmont-lichtfestival georganiseerd.
Titels
In 1555 werden de hoge edelen van Holland vergeleken op hun heerlijkheden waarbij Egmont er 12 had (Nassau had er 18). Een echte opwaardering kwam erbij toen de graaf via zijn moeder het prinsdom Gavere in handen kreeg, sindsdien was hij én graaf én prins.
Hieronder een lijst met titels van Lamoraal van Egmont.
» Prins van Gavere
» Graaf van Egmont
» Vrijheer van Purmerend, Purmerland en Ilpendam
» Vrijheer van Ameland
» Heer van Hoog- en Aartswoud(e)
» Heer van Baer
» Heer van Heerlijkheid Fiennes
» Heer van Heerlijkheid Zottegem
» Heer van Heerlijkheid Lahamaide
» Heer van Heerlijkheid Dondes
» Heer van Armentières
» Heer van Auxy
Egmontcrypte
De Egmontcrypte of Egmontgrafkelder is een crypte onder de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk op de Markt in de Belgische stad Zottegem.
Lamoraal van Egmont liet rond 1563 een grafkelder bouwen in de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk in Zottegem. In die kerk lagen in een familiegraf ook al Jakob (Jacobus) II van Luxemburg-Fiennes (Lamoraals grootvader) († 1517), Francisca van Luxemburg-Gavere (Lamoraals moeder) († 1557) en Isabella van Egmont (Lamoraals zesde kind) († 1557) begraven. In 1561 had Lamoraal er een grafmonument laten maken voor moeder Francisca van Luxemburg.
In den choor in die schoone tombe van marbre, albastre en touchesteen, met vier figuren, onder twee en bouen twee, staet geschreven ten voet eynde: Chy gist haute et puissante Dame Madame francoyse de Luxembourg [...] Lamoral d'Egmont prince de Gaure comte d'Egmont leur heritier unicq a fait faire ceste memoire a l'honneur et beneuolene de ces predecesseurs an 1561. Daer staet onder int latine Ladmorael Comes d'Egmonda Princeps de Gaure in haeres unicq parentibus pientiss prolates memoriae ergo h.m.f.c.p. aug. Die 4 1561
Nadat hij in 1568 samen met de graaf van Horne werd onthoofd op last van de hertog van Alva (op bevel van Filips II van Spanje) op de Brusselse Grote Markt werd zijn lichaam bijgezet op 16 juni 1568 in de familiegrafkelder onder het hoogkoor. In het ooggetuigenverslag van de onthoofding uit de Fugger Zeitung staat daarover het volgende te lezen:
Darnach wurden sie dasgleichen nach 3 Uhrn auch die Heupter jedes in ainem viereckhetten besondern Kistlain in S. Gula Kirche getragen, alda inen die Heupter wider ann die Leib genähet, und von danna der von Egamondt in Sankt Claren, und der von Horn in ain ander Kloster getragen. Hernach gedachter von Egamondt uff seiner Herrschaft Sottegem und der von Horn gegen Werdt gefurdt, unnd allda gepalsamirtt begraben worden.
Johannes Gijsius schrijft in Oorspronck end voort-gang der Neder-landtscher beroerten ende ellendicheden:
Het lichaem van den grave van Egmont, is na de ghedane uytvaert ghevoert uyt de kercke van S. Claren, ende in sijn stadt Sottigem, in Vlaenderen begraven.
Ook Egmonts echtgenote Sabina van Beieren († 1578) en zijn zonen Filips († 1590) en Karel († 1620) werden bijgezet in de grafkelder die tot in de eerste helft van de 17e eeuw werd gebruikt. Nadien raakten de graven in vergetelheid. Op 17 oktober 1804 werden de graven per toeval herontdekt bij herstellingswerken aan het koor van de decanale kerk (werken om de kerk weer gebruiksklaar te maken voor opening (na het Concordaat tussen Napoleon Bonaparte en de katholieke Kerk)).[5] stuitte toen op twee loden kisten. In een eerste kist zaten de schedel en de beenderen van Lamoraal van Egmont. In een tweede kist bevonden zich de resten van Sabina van Beieren en drie loden kistjes in hartvorm. Daarin zaten de gebalsemde harten van Lamoraal van Egmont en diens zonen Filips en Karel. Na de herontdekking werd een loden plaat toegevoegd waarop (in het Frans) te lezen staat:
in het jaar XIII van de Franse tijd onder het bewind van keizer Napoleon Bonaparte en Faipoult prefect van het Scheldedepartement hebben pastoor Vander Maeren, burgemeester Van Damme, zijn adjunct De Smet en vrederechter Verniers de graven bezocht en een verslag van hun bevindingen aan de gemeente bezorgd.
In 1857 werden de kisten overgebracht naar een nieuwe grafkelder onder de kerk. In 1951 werd deze crypte gerenoveerd; de loden kisten werden in bronzen sarcofagen gestopt. In 1952 werden de skeletten en harten onderzocht door de Gentse professor gerechtelijke geneeskunde Fréderic Thomas. De gebalsemde harten bevonden zich tussen 1952 en 2008 in het rijksarchief van Ronse. In 1954 werd het gebeente van Egmont opnieuw bijgezet in de crypte nadat het in 1953 in het Museum voor Natuurwetenschappen in Brussel een conserveringsbehandeling had ondergaan. Daarbij werden de beenderen door professor Twiesselman bestudeerd en vergeleken met afbeeldingen van Egmont. De gekliefde halswervel van Egmont bevindt zich sinds 1984 in een schrijn in het stadhuis van Zottegem; in de 'Egmontkamer' van datzelfde stadhuis worden ook de gebalsemde harten van Lamoraal van Egmont en diens zonen Filips en Karel bewaard, net zoals de originele 16de-eeuwse kistplaat van Sabina en de kistplaat uit 1804. In 2011 werd het idee geopperd om Egmont te verplaatsen naar het Egmontkasteel, maar dat plan werd na protest van onder andere de dienst Erfgoed verlaten. Het skelet van Egmont werd in 2016 tijdelijk geëxposeerd in het Museum Kunst & Geschiedenis in Brussel voor de tentoonstelling Tussen hemel en hel. In 2016 werd tijdens de stadskernrenovatie een nieuwe glazen koepelconstructie gebouwd rond de ingang van de grafkelder, naar een ontwerp van de Zottegemse architect Eddy François.
Er werden in 2017 opnames gemaakt in de crypte voor het NTR-programma 80 jaar oorlog met Hans Goedkoop. De schedels van Lamoraal en Sabina werden kortstondig uit de crypte gehaald en naar het UZ Leuven gebracht om er met een CT-scan onderzocht te worden door geneticus Maarten Larmuseau. Uit het onderzoek blijkt dat de verminking aan de neus van Lamoraal niet werd aangebracht door de Spanjaarden vlak na de executie (zoals prof. Twiesselman beweerde), maar pas honderden jaren na de executie. Een 3D-print van beide schedels op basis van de CT-scan bevindt zich in de 'Egmontkamer' van het stadhuis. Het loden hartkistje van Egmont werd in 2018 tentoongesteld in het Amsterdamse Rijksmuseum ter gelegenheid van de expositie 80 jaar oorlog. In 2021 werden er opnames gemaakt voor de historische documentairereeks Het verhaal van Vlaanderen. Op 2 april 2022 bezocht Catalaans politicus Carles Puigdemont de Egmontcrypte en de Egmontkamer. [Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie, Creative Commons)
Egmontkasteel
Het Egmontkasteel of Kasteel van Egmont is een kasteel in het Egmontpark in de Belgische stad Zottegem. Het kasteel van de opeenvolgende Heren van Zottegem kent een bewogen geschiedenis die teruggaat tot de 11de eeuw. In de 16de eeuw kwam het kasteel in het bezit van Lamoraal van Egmont, de graaf die in 1568 onder Alva op bevel van Filips II onthoofd werd op de Brusselse Grote Markt. Op het einde van de 18de eeuw raakte het pand in verval en in de 19de eeuw werd het ingrijpend verbouwd. Het wordt sinds 1982 als openbare stadsbibliotheek gebruikt. Na de restauratie van het kasteel aan het einde van de 20ste eeuw worden in de Ridderzaal burgerlijke huwelijken voltrokken, gemeenteraadszittingen gehouden, concerten en lezingen gegeven. In 2022 startte een nieuwe restauratie van het Egmontkasteel. Het Egmontkasteel is een beschermd monument (het noordelijke deel sinds 1964; het zuidelijke deel, de walmuur, de brug en het Egmontpark sinds 1987).
Huis Egmont
Het Egmontkasteel kwam in 1530 in handen van de Egmonts, toen Jacobus III van Luxemburg-Fiennes kinderloos stierf en zijn zus Francisca van Luxemburg, die getrouwd was met Jan IV van Egmont, het kasteel erfde. Het kasteel werd vanaf 1530 omgebouwd tot een open residentie en buitenverblijf. Enkel het poortgebouw bleef deels bewaard. De oorspronkelijke burcht werd omgebouwd tot een riant kasteel met wooncomfort (maison de plaisance). De site zelf bewaarde haar oorspronkelijke gesloten vorm, met een omwalling en een walmuur met halfronde torentjes. De hoofdgebouwen hadden een L-vorm, met een noord- en oostvleugel, een zuidelijke buitentrap, een dubbele laatgotische gaanderij met maaswerk, een paar bijgebouwen op het noorden en het westen gericht en een houten ophaalbrug die aansloot op het oorspronkelijke poortgebouw. Bij het kasteel hoorde ook een neerhof (boerderij) en een watermolen, waarvan het huidige Leirenshof met de voormalige Leirensmolen de restant is. Graaf Lamoraal erfde het kasteel in 1541 na de dood van zijn broer Karel I van Egmont. Lamoraal liet de ridderzaal inrichten met bijbehorende erker en Antwerpse majolicategelvloer. In september 1566 verhuisde Lamoraal van het Egmontpaleis in Brussel naar het Egmontkasteel in Zottegem; op 7 september 1566 schreef Lamoraal vanuit het kasteel een brief aan Willem van Oranje. Na de terechtstelling van Lamoraal door Alva in 1568 werd het kasteel aangeslagen en onder Spaans beheer geplaatst. Alva gaf in 1570 aan schrijnwerker Antoon van Malderghem en schilder Jacob Martens de opdracht de wapenschilden van Egmont en Sabina weg te hakken (cassé et rompu touttes les armoyries qu'il sont sceu trouver es maisons chasteau ou biens de feu conte d'Egmont). Op 13 februari 1575 vond in het kasteel het trouwfeest plaats van Eleonora van Egmont en Joris van Horne. In 1576 kreeg Sabina van Beieren, weduwe van Lamoraal, het kasteel officieel terug bij de Pacificatie van Gent maar het zou nog tot 1577 duren voor het effectief werd teruggegeven. Op 25 mei 1577 werd Filips van Egmont met grote eer ontvangen in Zottegem en kreeg zo zijn erfdeel terug. Het Egmontkasteel werd in de jaren 1570 meerdere keren bezet en geplunderd tijdens de woelige opstand tegen de Spanjaarden in de Spaanse Nederlanden (Tachtigjarige Oorlog). Eind juli 1579 werd het ingenomen door een dertigtal Malcontenten, die verdreven werden door calvinistische Schotse huurlingen, die het in brand staken. In 1579 trachtte een protestants leger onder leiding van kapitein Mournault vanuit Gent op te rukken om het kasteel in brand te steken, maar de protestanten werden verdreven door Filips van Egmont en graaf Lalaing. Op 26 april 1580 werd Zottegem belegerd door de calvinisten onder leiding van François de La Noue; op 9 juni 1580 werd het Egmontkasteel opnieuw belegerd en in brand gestoken. In 1581 werd het deels in vlammen opgegane kasteel door de Malcontenten geplunderd. Tussen 1609 en 1621 werd het Egmontkasteel bewoond door Arthus van Beneden, bastaard van Lamoraal en amman van de vryheidt Zottegem. Op de kaarten van Philips De Dijn uit 1626 en 1629 staan duidelijk de twee vleugels van het omgrachte kasteel afgebeeld. In 1632 viel Lodewijk van Egmont in ongenade door zijn rebellie tegen het Spaanse bewind; het Egmontkasteel werd toen beheerd door beëdigde ontvangers voor de Spaanse koning. In een oude toren aan de ophaalbrug was de gevangenis van de stad; onder de grote trap naar de galerij van het kasteel werden ook personen in hechtenis genomen. Op de kaart van Sanderus (Flandria Illustrata, 1641) staat het kasteeldomein afgebeeld als een rechthoekig, omgracht gebied met een L-vormig kasteel. In 1645 en 1658 had het kasteel te lijden onder de Fransen, net als in 1671 en 1684 en tijdens de Spaanse Successieoorlog. Vanaf 1687 woonde Arnout Capitaine met zijn gezin in het kasteel als concherge au chasteau de Sotteghem. In 1690 en 1697 waren Franse militairen in het Egmontkasteel ingekwartierd tijdens de Negenjarige Oorlog. Uit de domeinrekeningen van 1696 tot 1698 blijkt dat toen veel oorlogsschade werd hersteld (réparations des portes et fenestres au chasteau de Sotteghem). Het Egmontkasteel bleef de volledige 17e eeuw in handen van de Egmonts (Filips, Lamoraal II, Karel II (onder zijn bewind werd het kasteel verbouwd), Lodewijk, Lodewijk Filips, Lodewijk Ernest, Procopo Frans) tot het in 1707 werd overgeërfd door de familie Pignatelli. In 1735 vermeldt Verheerlykt Vlaandre Deze Plaats pronkt met een deftig Kasteel, waarin zommige Graven van Egmond hun verblyf gehouden hebben. [Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie, Creative Commons]
|