Aantekeningen |
- . a POLITIEKE SITUATIE - Met sneuvelen in 1345 van graaf Willem IV bij Stavoren in Friesla
wam een einde aan het gezag van het Henegouwse Huis over Holland en Zeeland en ging dat over naar het Beierse Huis. Hiermee begon een reeks van 150 jaren met politieke en gewelddadige onenigheden, bekend als de Hoekse en Kabeljauwse twisten, tijdens welke zes Heren van Brederode het bestuur over hun Huis en Heerlijkheden hebben uitgeoefend en al dan niet actief betrokken waren bij het strijdgewoel in het graafschap.
Omdat het huwelijk van graaf Willem IV met gravin Johanna van Brabant kinderloos was, viel het graafschap als zwaardleen terug aan rooms-koning/keizer Lodewijk IV van Beieren ( 1347). Keizer Lodewijk nam in januari 1346 op de rijksdag in Neurenberg het besluit het graafschap Holland, Zeeland en West-Friesland tot spilleleen te verklaren en op 15 januari 1346 te geven aan zijn vrouw hertogin van Beieren en Henegouwen en keizerin Margaretha.
Zij werd op deze wijze als gravin voor dit gebied erfgename van haar gesneuvelde broer graaf Willem IV. Na enkele maanden droeg gravin Margaretha haar grafelijk gezag over aan haar 23-jarige zoon Willem V, die in afwachting van de hem nog toekomende graventitel de Verbeider werd genoemd. Deze overdracht was tot ongenoegen van een groep edelen die liever Margaretha als hun gravin gehandhaafd zagen. Toen bovendien deze Willem de Verbeider de raadslieden van graaf Willem IV waaronder DIRK verving door hem welgezinde edelen, was de kiem gelegd voor een anderhalf eeuw lange machtsstrijd.
Het is te eenvoudig om de oorzaak van het conflict te beperken tot deze tegenstellingen. De naar boven dringende structurele veranderingen in het maatschappelijke leven, de toenemende invloed van de steden, de consistente trots van de adel, de bewustwording van de horigen, de visies op de bestuursvormen, de houding tegenover het gebeuren in naastliggende landen, dit alles worstelde zich in een conglomeraat van gedachten, woorden en daden naar een oplossing die er eigenlijk niet was.
Pas het centrale gezag met sterke machtsmiddelen van het komende grootschalige keizerrijk van Karei V ( 1559) vermocht langzaam in de late schemer van de 15e eeuw een zekere rust in de Nederlanden te bewerkstelligen.
Bij een aantal conflicten was mede DIRK als leider van de Hoeken betrokken.
b LEVENSLOOP - DIRK III van Brederode, geboren in ca. 1308 als zoon van Willem ( 1316) en Elsebee van Kleef ( 1361) en opvolger van zijn in 1345 gesneuvelde oom Hendrik, was reeds jong betrokken bij het krijgsgewoel in de zuidelijke Nederlanden. Hij trok in 1328 onder graaf Willem III op naar Kassel in Vlaanderen en in 1344 met graaf Willem IV naar Pruisen en Litouwen. Van 1344 tot 1348 was hij baljuw van Kennemerland.
In 1351 was hij bij de bloedige scheepsslagen bij Veere en op de Maas. In dit jaar raakte hij bij de belegering van zijn kasteel in Santpoort in een driejarige gevangenschap op het kasteel in Heemskerk met gelijktijdige verbeurdverklaring van al zijn bezit. In 1354 vond verzoening plaats tussen hem en de graaf. In 1345 was hij bij het beleg van Utrecht, in 1348 en 1356 nam hij deel aan de strijd tegen het Sticht en in 1356 aan een veldslag in Vlaanderen.
DIRK was tussen 1337 en 1356 een aantal malen lid van de grafelijke raad en behoorde vanaf 1356 tot de baanderheren, een eretitel overeenkomstig het belang van zijn persoon en zijn daden. In najaar 1356 was hij gezant van graaf Willem V ( 1389) bij de Engelse koning voor het behandelen van handelsproblemen.
Hij werd in 1354 weer in het bezit gesteld van zijn Brederode-goederen die reeds eerst in 1337 aan de graaf als pand waren toegevallen voor de niet ingeloste schulden van zijn oom Hendrik en voorts, bij zijn gevangenneming in 1351 door verbeurdverklaring, nogmaals in grafelijk bezit waren gekomen.
DIRK huwde vóór 1340 met Beatrix van Valkenburg wat voor hem aanleiding was zijn wapen te kwartileren met dat van Valkenburg. Uit dit huwelijk werden 4 kinderen geboren, allen zonen. De oudste zoon Reinoud I volgde hem als 6e Heer van Brederode in1377 op. De vierde zoon Willem werd Heer van Waalwijk na de regeling van de erfenisperikelen van de Heerlijkheid Valkenburg. DIRK overleed in 1377, zijn vrouw Beatrix in 1354.
c GEBOORTE EN JEUGD - Geboortejaar - Omdat het huwelijk van zijn ouders Willem en Elsebee van Kleef in ca. 1306 gesloten zal zijn, kan het geboortejaar van hun enige zoon Dirk gesteld worden op ca. 1308.
Het feit dat DIRK in 1328 bij de strijd in Vlaanderen was en toen tenminste 18 jaar oud geweest moet zijn, geeft aan dat genoemd geboortejaar 1308 vrij zeker is en dat derhalve ook de huwelijksdatum van zijn ouders Willem en Elsebee bepaald kan worden op ca.1306. Bij de aanwijzing door graaf Willem III in 1333 van DIRK als leenvolger in de goederen van Brederode was hij ca. 25 jaar.
= OPVOEDING - Zoals destijds gebruikelijk werd ook DIRK niet thuis grootgebracht, maar opgevoed aan het hof van graaf Willem III dat gevestigd was in de grafelijke burcht in de stad Bergen (Mons), het Franstalige bestuurscentrum van het graafschapHenegouwen.
In de oorkonde van 18 oktobert 1333, waarin graaf Willem III een regeling treft ten aanzien van de Brederodegoederen in geval van kinderloos overlijden van Heer Hendrik, doet de graaf weten dat DIRK '... in onsen herberghe ghetoeghet es gheweset van sinen kintschen daghen...'. Met herberghe wordt onderdak met huiselijk verkeer aan het grafelijk hof bedoeld.
Hof graaf Willem III - Willem III de Goede was geboren in 1287 als zoon van graaf Jan II van Avesnes ( 1304) en Philippine van Luxemburg ( 1311). Hij volgde zijn vader op in Holland, Zeeland, West-Friesland en Henegouwen.
Hij huwde in 1305 met Johanna van Valois ( 1342), dochter van graaf Karel van Valois ( 1325), broer van koning Filips IV de Schone van Frankrijk ( 1314). Toen DIRK omstreeks 1316 als ca. 8-jarige jongen aan het grafelijk hof in Bergen in Henegouwen kwam, had de 21-jarige gravin Johanna vier nog heel jonge kinderen.
DIRK kwam in deze hofkring voor onderwijs in goede manieren en in het jacht- en krijgsbedrijf.
Hij leerde de Franse taal, waarnaast zijn Kleefse moeder Elsebee hem Duits en zijn vader Willem Hollands leerden.
d RIDDER - Hij toonde zich in zijn bewogen leven een vermaard ridder. Heer Dirk was kloek van gestalte en in zijn dagen een dapper man. (NB Jan van Leiden noemt DIRK per abuis Hendrik.)
DIRK wordt op 18 oktober 1333 nog niet als ridder vermeld en op 21 april 1340 wel ridder genoemd: '... onsen lieven en ghetrouwen Ridder, Heren Dieric van Brederode, ...'.
Hij zal enkele jaren na zijn 25-jarige leeftijd in ca. 1335 tot ridder zijn geslagen. Misschien kan dit verband houden met zijn benoeming in 1337 tot lid van de grafelijke raad. Ook zou hij, indien in genoemde oorkonde van 18 oktober 1333 de vermelding van een ridderslag om een of andere reden achterwege gebleven is, reeds in 1328 omstreeks zijn 20e jaar tot ridder geslagen kunnen zijn in verband met de veldslag in dat jaar op de Kasselberg in Vlaanderen.
Indien dit zo is, gaf graaf Willem III hem de ridderslag evenals deze toen zijn pas 10-jarige zoon Willem IV bij de aanvang van genoemde slag tot ridder sloeg.
e HEER VAN BREDERODE - DIRK werd door graaf Willem III op 18 oktober 1333 voortijdig aangewezen als leenvolger van de Heerlijkheid en het Huis Brederode met toebehoren en in het nog toekomende bezit en recht als Heer van Brederode gesteld. Dit wasin tegenstelling tot de gebruikelijke gang van zaken, dat de opvolging in bezit en recht als Heer van Brederode eerst bij overlijden van de vorige Heer plaats vindt.
In bovengenoemde op St. Lucasdag 18 oktober uitgevaardigde oorkonde werd door graaf Willem III bepaald dat bij geval van kinderloos overlijden van Hendrik '... dat Huys ende die hofstede te Brederode, ende al dat goet, dat ter hofstede van Brederode behoird, legghende in Noirdhollandt, in Kennemeriandt, ende in Vriesland't, comen sal op Dieric voorschreven, ende die salt van ons houden in rechten leene, behouden Isabiele, onser nichten der Vrouwen van Brederode hare lijftochte ... etc.'.
Behalve genoemde lijftocht maakte de graaf een uitzondering voor de kleine Heerlijkheden Aelbrechtsberg en Tetrode en voor goederen en rechten in zuidelijk Holland. De reden voor deze bijzondere regeling deed zich voor toen de ca. 5 jarige zoon Willem als enig kind van Hendrik en Isabella, die als erfzoon de 5e Heer van Brederode zou worden, in ca. december 1331 overleed.
Deze zoon Willem wordt nog vermeld in 1328, maar daar het huwelijk in 1321 van zijn ouders de eerste 4 jaren kinderloos was, zal hij op hoogstens 5 jarige leeftijd overleden zijn. Dit betekende dat er waarschijnlijk geen mannelijke erfgenaam in eerste lijn zou zijn bij overlijden van zijn vader Hendrik, omdat aangenomen kon worden dat diens huwelijk met Isabella, in 1333 reeds ca. 38 jaar oud was, kinderloos zou blijven.
Als enige zoon van Willem ( 1316) en Elsebee werd nu DIRK de wettige erfgenaam. Het was verstandig hem het Brederode-goed voortijdig toe te wijzen, zodat dit als recht leen aan het geslacht Brederode zou blijven.
Deze toezegging werd op 10 oktober 1339 door de in 1337 opgetreden graaf Willem IV herhaald en op 21 april 1340 aangevuld met de bepaling dat de Heerlijkheid Brederode, bij vooroverlijden van DIRK vóór zijn oom Hendrik, zou overgaan op DIRK oudstezoon Reinoud I uit zijn huwelijk met Beatrix van Valkenburg.
= OPVOLGINGSREGEL - Deze opvolging hield verband met de gewoonte dat bij kinderloos overlijden van de oudste zoon diens navolgende broer de erfgenaam was en vervolgens hiervan de oudste zoon. De enige pretendent was Dirk III, zoon of neef van de 3kinderloze gebroeders.
Er was verder geen keus, want van de in aanmerking komende mannelijke Brederodes waren tussen 1333 en 1345 alleen de 2e zoon Hendrik en de jongste in 1346 overleden 3e zoon Dirk alsmede hun neef Dirk in leven, en na 1345 alleen de 2e zoon Dirk en de neef DIRK. De andere vier kinderen waren dochters.
= ANDERE HEERLIJKHEDEN - DIRK was tevens Heer van Zandvoort, Montjoie, Valkenburg, Voorne en burggraaf van Zeeland, alsmede Heer van Voshol.
f HUWELIJK / ca. 1334 - DIRK huwde vóór 21 april 1340 met Beatrix van Valkenburg, geboren op 28 december ca. 1318 als dochter van Heer Reinoud I ( 1337) van Valkenburg, Montjoie (Monschau), Sittard, Susteren en Butgenbach ( bij Malmédy). Haar vader Reinoud I huwde in mei 1306 met Maria van Bautershem ( 1325), zuster van Heer Hendrik van Bautershem (bij Mechelen / ca .1340?) in Brabant.
NB Jan van Leiden noemt Walram van Valkenburg als vader van Beatrix. Deze was haar grootvader.
= GEBOORTEJAAR BEATRIX - Beatrix wordt op 12 mei 1364 de jongste van de 3 dochters genoemd en was dus jonger dan haar beide zusters Philippa en Maria ( 1364) en ouder dan haar beide zusters Margaretha ( 1356) en Elisabeth. Aannemende dat zij ook twee oudere broers had, kan zij geboren zijn op ca. 28 december 1318 (huwelijksjaar ouders 1306 plus 5 kinderen x 2 1/2 jaar per kind is ca. 1318). Dit past met het geboortejaar ca. 1317 van haar zuster Maria volgens de dispensatie van 7 juli 1326 en sluit aan bij de benaderde geboortejaren van haar kinderen.
= HUWELIJKSJAAR - Aannemende dat Beatrix bij haar huwelijk ca. 16 jaar oud was, kan met haar geboortejaar van ca. 1318 het huwelijksjaar gesteld worden op ca. 1334. Waarschijnlijk waren Dirk en Beatrix reeds vóór 1327 voor elkaar bestemd, gezien de aandacht die de Procurator in zijn Chronicon in dit jaar geeft aan Reinoud I van Valkenburg, de vader van Beatrix.
= VERWANT MET GELRE, VOORNE EN BLOYS - DIRK was door zijn huwelijk met Beatrix van Valkenburg verwant met de Huizen van Gelre (via Philippa van Gelre, grootmoeder van Beatrix), van Voorne (via Dirk IV/ 1346 en Jan/ 1352 van Valkenburg, oudere broers van Beatrix die huwden met resp. Machteld/ 1372 en Joanna/ 1349 van Voorne) en met de graven van Bloys.
Familierelatie Beatrix - Beatrix was een nicht van graaf Willem IV van Holland. Haar grootmoeder van vaderszijde was een dochter van hertog Reinoud I van Gelre ( 1326).
Met Beatrix is de naam Walraven in de familie Brederode gekomen. Zowel haar grootvader als haar oudste broer ( 1378) droegen de naam Walram ofwel Walraven.
Valkenburg - De voormalige Heerlijkheid Valkenburg in zuidelijk Nederlands-Limburg was omstreeks 1100 in bezit van Heer Gozewijn I van Heinsbergen ( ca. 1130) uit het geslacht Flamensese/Vlaanderen. In de 13e eeuw werd Valkenburg leenplichtig aan de Hertog van Brabant. In 1381 verkreeg Brabant na veel strijd definitief het graafschap Valkenburg in bezit. De Heerlijkheid was in 1357 verheven tot graafschap.
= KASTEEL - Het op een hoge heuvel liggende middeleeuwse kasteel Valkenburg, waarvan de bouw omstreeks 1040 begonnen zal zijn, is in de strijd tegen de Fransen in 1672 door de Hollanders met springladingen verwoest.
De ruïne in het centrum van Valkenburg van deze enige hoogteburcht in ons land is met een kabelbaan bereikbaar.
Deze en die van Brederode zijn de meest bezochte ruines van deze aard in Nederland.
Reinoud I van Valkenburg - Reinoud I werd de 9e Heer van Valkenburg, na het kinderloos overlijden in 1305 van zijn oudere ongehuwde broer Dirk III ( 1333). Zijn bewind kenmerkte zich door tal van gewapende strubbelingen, deels door oorzaken van buitenaf, maar ook doordat hij te hoge lasten oplegde wat bij de bevolking tot hevig verzet leidde.
Alles tezamen deed hem in 1322 in de gevangenis in Leuven terechtkomen. Tegen hoog losgeld en op voorspraak verkreeg hij na 3 jaar de vrijheid. Desondanks zette hij zijn onbezonnen acties voort waarbij hij in 1329 zijn kasteel moest prijsgeven aanhertog Jan III van Brabant ( 1355).
Na een tocht in 1331 naar Italië nam hij in 1332 deel aan een aanval tegen zijn aartsvijand de hertog van Brabant.
Reinoud I stierf op 15 juli 1333, de herinnering aan een overmoedige ridder achterlatende. De wapenheraut van Gelre heeft hem in een lofdicht aangeduid als '... einen Vertreter des rheinischen Raubrittertums ...'.
Reinoud I huwde in 1306 met Maria van Bautershem. Hij was wapenbroeder van haar broer Hendrik en werd verliefd op diens zuster wegens haar schoonheid. Haar anniversarium ( jaarlijkse nagedachtenis van de sterfdag) in het Memorieboek van het klooster in Wenau staat op 28 november, haar sterfjaar is onbekend.
Montjoie - Dit is de bekende plaats Monschau aan de Rur, iets ten zuiden van Aken.
De Heerlijkheid Montjoie kwam in 1266 na 40 jaar van zelfstandigheid door het huwelijk in ca. 1246 van Dirk II van Valkenburg van Kleef ( 1268) met erfdochter Bertha van Limburg van Montjoie ( 1254) aan het Huis Valkenburg dat het ongeveer een eeuw in bezit zou hebben.
Als lospand voor schulden kwam het in 1354 aan Heer Reinard von Schönforst, die destijds gold als de 'bankier van Europa'. Deze verkocht het in 1355 aan graaf Willem I van Gulik ( 1361) waarna rooms-keizer Karel IV van Luxemburg ( 1378) het in 1357 als rijksleen tot graafschap verhief.
Montjoie verkreeg in ca. 1353 stadsrechten. In 1434 ging de Heerlijkheid Montjoie over naar hertog Gerhard II van Gulik van Berg ( 1475).
= KASTEEL - De burcht van Montjoie, vermeld sinds 1217, werd in de 14e eeuw door de Heren van Limburg en Schönforst gebruikt als bestuurscentrum. Nabij de stad lag het voor die omgeving belangrijke klooster Reichenstein.
f.1 Stamreeks Beatrix door Voet - Voet voegt in zijn beschrijving van de afkomst van Beatrix van Valkenburg een lang citaat van Heuterus ( 1602, geschiedschrijver) toe. Hij bedoelde aan te tonen dat Vrouwe Beatrix een goede huwelijkspartij was en dat de heerlijkheid en later het graafschap Valkenburg als erfgoed via de erfdochter Beatrix zou dienen toe te vallen aan Brederode.
Hij volgt ten dele de opsomming die Jan van Leiden geeft van het geslacht Valkenburg.
= GENEALOGIE VALKENBURG DOOR VOET - De genealogische opstelling door Voet is een voorbeeld hoe voorzichtig met dergelijke gegevens uit oudere bronnen dient te worden omgegaan.
Hij begint, afstammende van de Huizen Luxemburg/Limburg, met het huwelijk van WALRAM ( 1302) met PHILIPPINA van Gelre, dochter van graaf Reinoud I van Gelre ( 1326). Hij maakt dan een fout door een generatie met het huwelijk van Heer Reinoud I vanValkenburg ( 1333) met Maria van Bautershem ( 1325) over te slaan.
Dan noemt hij (als kinderen van Reinoud en Maria) een zestal broers en zusters via welke het Huis Valkenburg in mannelijke lijn uitgestorven is en aan wie de erfenis is toegevallen. Voet slaat drie kinderen over en noemt:
'De oudste van de drie Rainoudt Heer van Valckenborch en Montjou, geen kinderen achterlaetende uyt Elisabeth s'Graeven van Gulicx dochter, is deser werelt overleden.' (Voet stelt dit onjuist want deze Reinoud is de kleinzoon Jan van Born/Borne in Limburg, oom van de door hem genoemde kinderen. Voet slaat de oudste zoon Walram over die in 1329 sneuvelde).
DIEDERICK de andere (is tweede) sone succederende sijn broeder (onjuist, hij volgde als 10e Heer van Valkenburg zijn vader op), nam ten wijve de Erfdochter van de Heer van Vorne (is Machteld van Voorne/ 1372), doch is mede sonder kinderen overleden anno dertien hondert ses en veertich in de slach van Luyck.
Ingelijx is de derden sone Johannes, getrouwt hebbende de Erfdochter van de Heer van Bergen aen de Schelde (is Bergen op Zoom), sonder geboorte naetelaeten, gestorven ( 1352). (Voet slaat dan de zoon Reinier/ 1342 over).
'BEATRIS de outste dochter (onjuist, zij was de 3e dochter) trouwde de voornoemden DIEDERICK van Brederode. PHILIPPPA de andere (is tweede; onjuist, zij was de oudste erfdochter/ 1464) heeft geene blyckende geboorte naegelaeten.
De derde genaemt Maria (onjuist, zij was de 2e dochter/ 1464 en huwde Everard de Tonenburg), is Abdisse geworden te Mabuse in Henegouwen (is klooster Sint Aldegonde aan de Meuse ten zuiden van Namen)'.
Twee jongere dochters zijn Margaretha/ 1356 en als jongste de non Elisabeth.
Uit deze opsomming van Voet blijkt, dat zijn stamreeks op zich niet juist is, maar dat de bedoeling van hem duidelijk overkomt, want hij wilde aantonen dat van de zes kinderen alleen de met Dirk getrouwde Beatrix overblijft als erfdochter en die hij daarom als de oudste dochter kwalificeert.
Overigens blijft het zinvol deze stamreeks nog eens te onderzoeken.
= VALKENBURG DOOR JAN VAN LEIDEN - Ook Jan van Leiden geeft in zijn kroniek veel aandacht aan de familie van Beatrix van Valkenburg. Hij legt uit dat alle erfgenamen kinderloos stierven en derhalve Beatrix met haar man Dirk de enige erfgenamen zouden zijn. Over het feit dat de erfrechten in redelijke vrede zijn afgekocht en dat Philippine van Valkenburg uit geldnood haar erfrechten heeft verkocht, gewaagt Jan van Leiden niet.
Zowel Jan van Leiden als Voet willen de indruk wekken dat aan de Brederodes ten onrechte een hen toekomend erfgoed zou zijn ontgaan. Jan van Leiden stelt, dat '... rechtens en naar erfrecht de heerlijkheden van Valkenburg en van Montjouwen zouden zijn toegekomen aan de edele Heren van Brederode, maar daar verzetten zich de Prinsen van Brabant tegen, omdat het Hertogdom van Limburg aan Brabant was verkocht, en Valkenburg en Montjouwen een kwaad leen was van Limburg wegens een scheiding tussen de broeders ...'.
f.2 Erfeniskwesties - Na het overlijden op 15 juli 1333 van Reinoud I als 9e Heer van Valkenburg ontvingen zijn kinderen een deel uit zijn erfenis hetgeen geregeld werd door zijn opvolger Dirk IV, 10e Heer van Valkenburg, Montjoie en Voorne, en burggraaf van Zeeland ( 1346).
= TOEWIJZING AAN BEATRIX VAN VALKENBURG - In het archief in Detmold bevindt zich een toewijzing van 3 april 1342 van Heer Dirk IV van Valkenburg aan zijn met DIRK gehuwde zuster Beatrix van 350 pond zwarte tournoisen zijnde haar aandeel in de erfenis van haar vader Reinoud I van Valkenburg. Het bedrag kwam ten laste van de opbrengst van de tot Dirk IV van Valkenburg behorende tol in de Maas bij Valkenburg.
Bij het overlijden op 9 augustus 1352 van Jan van Valkenburg als de 11e en laatste Heer waren in feite alle 5 dochters van hun vader Reinoud I van Valkenburg erfgenamen, maar de eigenlijke erfdochter was Philippa als de oudste.
= ERFENIS BETWIST - Dit toevallen aan Philippa van de Heerlijkheid Valkenburg als recht leen van de keizer werd haar enige jaren lang letterlijk te vuur en te zwaard betwist betwist door haar neef Walram van Born ( 1356), zoon van haar oom Jan vanValkenburg van Born ( 1356). Walram stelde, dat een zwaardleen niet als spilleleen op een vrouwelijke erfgenaam kon overgaan. Om aan deze regel te ontkomen, huwde erfdochter Philippa in 1352 met graaf Hendrik van Vlaanderen, Heer van Ninove en vanRessen in de Over-Betuwe.
Ook Voet vond het jammer dat het toch zo gebeurd is, want hij schreef: '... Sulx dat het Graefschap Valckenborch en Montjou op Diederick van Brederode soude zijn gekomen, ten zy in de wege waere geweest de actie van de Hertogen van Limburch, waer van Valckenburch en Montjou een quat Leen is, op die van spilsy niet ervende of verstervende ...'. Met de in de weg gekomen actie doelde Voet op de twee door scheidsmannen gedane bindende uitspraken, waarbij de erfrechten van Walram in zoverre werden erkend dat hij wel Valkenburg kreeg toegewezen, maar daarvoor aan de overige erfgenamen een geldbedrag moest uitkeren.
= ERFDEEL VERKOCHT - Overigens hadden Hendrik van Ninove en zijn vrouw Philippa, zeer tot ongenoegen van haar zusters en mede-erfgenamen, ter aflossing van haar schulden inmiddels op 20 april 1354 hun aandeel in het erfgoed van Valkenburg en Montjoie voor 22.000 gouden schilden verkocht aan Heer Reinard van Schönforst, die aan hen dit bedrag geleend had met Valkenburg als pand.
Vervolgens verkocht Reinard de Heerlijkheid Valkenburg in 1355 aan graaf Willem I van Gulik ( 1361), dit alles met goedvinden op 25 december 1357 van rooms-keizer Karel IV van Luxemburg ( 1378) als leenheer, die hierbij de Heerlijkheid Valkenburg tot graafschap verhief. Op 1 meid 1353 kochten Philippa en Hendrik van Ninove voor 11.000 schilden de erfrechten af van Philippas jongere zuster en mede-erfgename Margaretha ( 1356).
Op 4 maart 1364, in haar sterfjaar, verkocht Philippa alle nog in haar bezit zijnde rechten op het erfgoed Valkenburg voor 1200 oude schilden en 1500 mottoenen aan hertog Wenceclaus I van Brabant ( 1383). Wenceclaus I kocht op 11 mei 1364 met toestemming op 17 mei 1364 van keizer Karel IV tevens de erfrechten op Valkenburg af van DIRK, die deze hield van zijn in 1354 overleden vrouw en mede-erfgename Beatrix van Valkenburg, alsook van haar zuster abdis Maria van Valkenburg ( 1364).
Deze transactie werd in 1365 bevestigd door Robert van Namen en Vlaanderen ( 1391), Heer Jan II van Polanen, van der Lecke en Breda, Heer Reinoud van Schoonvorst, Heer Hendrik van Bautershem en Bergen op Zoom (schoonvader van DIRK), Heer Jan van den Boechout en Gerard Roidstok, allen ridders. Zij bevestigden dat hertog Wenzel (is Wenceclaus van Bohemen) van Luxemburg en Brabant in hun tegenwoordigheid aan ridder Heer Walram (van Valkenburg) van Born verklaarde, alléén recht te hebben op de door hem van Philippa (van Valkenburg), de abdis van Maubuge (is Maria van Valkenburg/ 1364) en de kinderen (van DIRK III) van Brederode (is Reinoud I, Willem en Walram) verworven rechten op de Heerlijkheden Valkenburg en Monschau.
= WAALWIJK - Hiertegenover ontving DIRKs 4e zoon Willem in 1364 van hertog Wenceclaus I van Brabant het tot Heerlijkheid verheven gebied Waalwijk.
= JAARRENTE DIRK ontving op 9 juli 1365 van hertog Wenceclaus I van Brabant en Luxemburg een bedrag van 900 oude gouden schilden in de vorm van een jaarrente, welk bedrag aan hem en zijn kinderen toekwam.
Deze jaarrente maakte deel uit van de hiervoor genoemde toewijzing van de Heerlijkheid Waalwijk.
= UITSTERVEN VALKENBURG - Zo kwam er door deze transacties en met het overlijden in 1364 van erfdochter Philippa van Valkenburg van Ninove een definitief einde aan het geslacht en het graafschap Valkenburg, beide als erfgoed zo zwaar met schulden belast.
= BREDERODE EN VALKENBURG - De gebruikelijke ophef van de Brederodes over het huwelijk met de erfdochter Beatrix van Valkenburg en het toevoegen van het wapen van de Heerlijkheid Valkenburg aan het Brederodewapen waren daden zonder inhoud. Beatrixwas geen universeel erfdochter en haar erfdeel werd bovendien afgekocht. De Brederode-Heren zijn nimmer Heren van Valkenburg geweest.
f.3 Brederode, Valkenburg en Nassau - Uit de zijtak van Jan van Born van Valkenburg stamde de erfdochter Johanna van Polanen ( 1445), in 1403 gehuwd met Engelbrecht I van Nassau-Dillenburg ( 1442) waardoor het eerste bezit in de Nederlanden aan Nassau kwam. De overgrootmoeder van Johanna van Polanen was Catharina van Brederode ( 1372), dochter van Heer Dirk II.
g ACTIVITEITEN - Zo relatief rustig als het in den lande was tijdens het bewind van DIRKs oom en voorganger Hendrik, zo vol verwarring en strijd was de periode in welke DIRK als 5e Heer van Brederode aan het hoofd van zijn roemruchte familie stond. Reeds lang voordat hij zijn oom opvolgde, was hij actief in het politieke gebeuren van zijn tijd hetgeen zich sterk intensiveerde in de eerste tien jaren van zijn bewind. Hij steunde als Hoeks edelman keizerin/gravin Margaretha van Beieren en Holland en viel in 1351 in handen van zijn tegenstanders.
g.1 DIRKs heldendaad / 1328 - Wegens een moedige actie tot het redden van het leven van graaf Willem III wordt de deelname van DIRK aan de slag bij Kassel in Vlaanderen breed in de kronieken uitgemeten. De slag vond plaats in 1328, zodat DIRK reeds als 17-jarige en nog voor hij in 1345 zijn oom Hendrik opvolgde, ten strijde toog.
= SLAG BIJ KASSEL - Reeds jong was DIRK ervaren in het krijgsbedrijf waarin hij later zijn zonen ten voorbeeld was. Hij deed dat blijken toen hij in het jaar 1328 in dienst van graaf Willem III de Goede van Holland en Henegouwen en veel edelen uitHolland, Zeeland en Henegouwen optrok tegen de vooral uit de steden afkomstige opstandige Vlamingen in de geduchte veldslag bij Caslet/Kassel op 24 augustus 1328. Zij streden aan de zijde van de Fransen, te hulp komende aan koning Filips IV van Valois van Frankrijk ( 1350), zwager van graaf Willem III.
Graaf Willem legerde zich met zijn tentenkamp bij de Kasselberg waar ook het Franse leger lag. De Vlamingen bemerkten dit en besloten onder aanvoering van hun leider Zannekin onverhoeds de koning van Frankrijk in zijn legerplaats te overvallen en te verslaan. Dit plan verkeerde evenwel spoedig in het tegendeel. De vermetele Zannekin, die al eerder als visser vermomd zich in het Franse kamp had gewaagd, riep zijn mannen op tot een directe aanval op de Franse koning. De soldeniers die bij de koninklijke tent de wacht hielden, stoven in paniek uiteen bij het naderen van de niets ontziende vijandelijke groep. Ook de vaandrager van de koning sloeg op de vlucht.
De in een klein aantal daar in de onmiddelijke nabijheid zijnde Hollandse manschappen waaronder graaf Willem van Holland en enkele edelen, wisten de aanstormende Vlamingen zolang tegen te houden, dat de koning door een geheime uitgang zijn tent kon verlaten en zijn keurbende bijeen kon roepen.
Hierna wist hij Zannekin en de zijnen te omsingelen, die zich met doodsverachting verweerden. Zannekin raakte tussen de vooruit gedrongen Hollandse en Henegouwse soldeniers die hem overweldigd en in stukken hiewen.
Graaf Willem kwam hierbij te paard tussen een groep vijanden terecht. Hij werd uit het zadel geworpen en vreesde door de omringende Vlamingen gedood of gevangenengenomen te worden. Toen enkele Hollandse edelen waarbij Dirk, Jan IV van Arkel en burggraaf Philips van Wassenaar ( voor 1349) dit zagen, aarzelden zij niet om met gevaar voor eigen leven hun landsheer tegen de vijand te beschermen en uit het gedrang te bevrijden.
Zij reden op de Vlamingen in en ontzetten niet alleen de graaf zodat hij weer te paard kon stijgen, maar versloegen met behulp van in de nabijheid zijnde manschappen een groot aantal Vlamingen en joegen de overigen op de vlucht. De Vlamingen verloren tenslotte deze harde strijd. Zo kwam de overwinning aan de zijde van de koning van Frankrijk voor een groot deel door het toedoen van deze dappere mannen, waarbij ook waren de jonker van Holland/graaf van Oostervant (de 10-jarige Willem IV), Jan I van Egmond, Arent van Cruiningen, Jan I van Polanen van der Lecke ( 1342, zwager van DIRK), Jan I van Haemstede ( 1338) en Willem van Duvenvoorde ( 1353, half-oom van Dirk). Er sneuvelden op die dag vele duizend Vlamingen.
DIRK heeft zich in deze strijd ten aanzien van zijn Heer dapper gedragen. Hierom en ook om andere goede diensten heeft graaf Willem niet zonder reden, in een bepaalde brief gewag makende van DIRK, hem zijn getrouwe neef genoemd.
Kassel = TWIST IN VLAANDEREN - Sinds de door de Fransen verloren Gulden Sporenslag in 1302 laaiden in Vlaanderen voortdurend twisten op tussen de machtige steden en de zich achtergesteld voelende plattelandsbevolking.
Vooral toen de in 1325 aan het bewind gekomen graaf Lodewijk van Nevers ( 1346) de steden aanzienlijke voorrechten gaf, kwam de landsbe- volking onder leiding van de grondbezitter Zanne- kin ( 1328) in gewapende opstand.
Hij veroverde in 1325 Kortrijk en zette de Vlaamse graaf Lodewijk in Brugge gevangen. Graaf Robert van Kassei ( 1331) als ruwaard vroeg ten einde raad hulp aan koning Karei IV de Schone van Frankrijk ( 1328).
= FRANSE AANVAL - Deze besloot tot een strafexpeditie en trok met een groot ridderleger zijn grensland Vlaanderen binnen.
Met hulp van de steden werden de opstandige burgers en boeren tot gehoorzaamheid verplicht, maar deze ontketenden al snel een niets ontziende guerrillastrijd tegen de nu ook in hun gewest aan¬wezige Franse troepen.
Opnieuw trok vanuit het zuiden een enorm Frans leger onder de nieuwe koning Filips IV van Valois het gewest Vlaanderen binnen.
Dit leger verenigde zich nabij het stadje Kassei iets zuidelijk van Duinkerken met uit Hollandse, Zeeuwse en Henegouwse graafschappen door graaf Willem III opgeroepen ridders met manschappen.
De strijdmacht legerde zich aan de zuidelijke voet van de nabije Kassei berg, waarvan op de oostelijke hellingen zich ca.16.000 Vlamingen onder aanvoering van de hoofdleider Zannekin hadden opgesteld.
Midden op de zeer warme dag van 24.8 vielen de Vlamingen van drie kanten op de amechtige geharnaste Fransen aan, maar moesten na enig succes toch wijken voor het geoefende Franse leger. In de strijd verloor ook graaf Willem III bijna het leven indien niet enige edelen hem hadden bevrijd.
De tenslotte vluchtende Vlamingen werden genadeloos afgeslacht. Ruim 25.000 doden bleven aan beide zijden op het slachtveld achter.
= SCHRIKBEWIND - De opstand had een enige jaren durend schrikbewind onder koning Filips VI en graaf Lode¬wijk tot gevolg, wat mede leidde tot de 100-jarige oorlog vanaf 1350 tussen Engeland en Frankrijk. Engeland had behalve in noordwest Frankrijkook in Vlaanderen grote belangen, die vooral de wederzijdse handel betroffen.
= HULP UIT HOLLAND - Dat de Franse overwinning voor een goed deel te danken zou zijn aan de moedige reddingsactie van een groepje Hollandse edelen waarbij ook DIRK, is teveel van het goede.
Toch geeft het verslag van de strijd aan, dat er bij de Kasselberg door de beide legers wederzijds hevig gestreden werd.
Wel leverde graaf Willem III met de vele edelen en man-schappen, die hij uit zijn verspreid liggende graafschappen had opgeroepen, zonder twijfel een belangrijke bijdrage aan de overwinning door de Fransen.
Hoewel graaf van Holland, had had als graaf van Avesnes en Vlaanderen veel belang bij het politieke gebeuren in de Vlaamse gewesten.
g.2 Lid van de grafelijke raad - In 1337 werd DIRK, toen ca. 29 jaar en inmiddels ruim 3 jaar gehuwd, lid van de grafelijk raad. Behalve in genoemd jaar vervulde hij dit lidmaatschap onder graaf Willem IV in 1337 en 1339,1341-1342 en 1344-1346, aansluitend onder gravin Margaretha in 1346 en vervolgens aansluitend onder graaf Willem V ( 1389) van 1346-1349. Na zijn gevangenschap van 1351-1354 en de hierop volgende verzoening met graaf Willem V was Dirk van 1356-1357 nogmaals lid van de raad.Vanaf 1357 was het lidmaatschap voorbehouden aan de Kabeljauwen.
g.3 Raad van Hillegom - In 1343, maar waarschijnlijk al enkele jaren eerder, was Dirk lid van de zogenoemde raad van Hillegom. Hier zij opgemerkt, dat de Hollandse graaf in Hillegom kon beschikken over een onderkomen voor een kort of meerdaags verblijf.
Raad van Hillegom - Deze raad bestond uit 5 leden van de grafelijke raad in Holland die tijdens afwezigheid van graaf Willem IV het bestuur over het graafschap voerde.
Er bestaat geen instellingsacte van deze raad die zeker vóór 1340 in functie was. De raad hield haar zittingen gewoonlijk in Hillegom en had vergaande bevoegdheden.
Zo vaardigde de raad enkele oorkonden uit, gaf binnen bepaalde grenzen rechtskundige voorschriften en convoceerde de steden en raad van Zeeland voor een gemeenschappelijke vergadering in Schiedam.
Op 13 oktober 1343 wordt melding gemaakt van deze bijzondere raad van Hillegom: 'Wi Jan (I) here van Egmonde, Dirc van Brederode, Symon van Teylinghe ( 1381) ende Dirc van Mattenesse ( 1345) ridderen ende Gher. Alewijns zone, gheset van ons heren 's graven weghen van Hollant te Hilleghim ...'.
Ook in 2 oorkonden, die door graaf Willem IV in 1344 in Den Haag zijn uitgevaardigd, wordt deze raad genoemd: '... bi goedenken der goeder lude van onsen Rade te Hillegem ...', zij het zonder vermelding van DIRK.
g.4 Baljuw - Van 1344 tot 1348, dus nog voor DIRK als 5e Heer van Brederode zijn in 1345 gesneuvelde oom Hendrik was opgevolgd, trad hij voor graaf Willem IV en voor gravin Margaretha op als baljuw van Kennemerland en West-Friesland. Na januari 1350 viel hij met vele Hoekse edelen bij graaf Willem V in ongenade waarna hij optrad als leidend lid van het Hoeks Verbond.
= WEEKMARKT - Op 25 september 1347 kreeg DIRK opdracht van graaf Willem V toe te zien dat de Kennemer dorpen geen weekmarkt zouden houden en dat alleen in Alkmaar een weekmarkt voor de gehele streek gehouden zou worden. Dit betrof overigens een bestaand stedelijk privilege. Met de aanscherping hiervan bedoelde Willem kennelijk de grote en belangrijke stad Alkmaar aan zich te binden. De weekmarkten waren voor Alkmaar, als stedelijk middelpunt in een grote landelijke omgeving, een uitermate belangrijke bron van inkomsten.
= BORGSTELLING - Op 16 september 1340 werd aan DIRK als ridder en Heer van Voshol, en vervolgens op 25 februari en 4 mei 1344 en op 24 mei en 3 augustus 1345 door graaf Willem IV van Henegouwen beloofd, schadeloos gehouden te zullen worden van borgstelling. Hij behoefde zich derhalve in persoon of in geld niet borg te stellen ofwel zouden door hem verleende borgvoorschotten door de graaf worden terugbetaald.
- Op 24 juli 1346 werden zowel aan DIRK als ook aan Heer Gerrit van Heemstede ( 1375), lid van de raad van gravin Margaretha en aan Floris van Alkemade als grafelijke rentmeesters van Kennemerland en West-Friesland, op bevel van gravin Margaretha de borgtochten toegezegd, die door Heer Gerrit II van Heemskerk als baljuw van noord Holland en Woerdenerland met knape Hendrik van Heemskerk (in 1347 baljuw van Medemblik) waren ontvangen bij de verkoop van goederen van Oost-Friezen (huidige Friesland) in Kennemerland, West-Friesland en in het baljuwschap van Medemblik.
- Op 2 september 1349 beloofde Heer Willem V van Home en Altena ( 1358) en diens jongere broer Heer Dirk van Home van Perwez en Cranenburg ( 1380) aan DIRK hem schadeloos te zullen houden van een niet nader omschreven borgtocht.
= BESTUURSZAKEN - Bij het aanvaarden van de Hollandse graafschappen door gravin Margaretha van Beieren in begin 1351 werd het bestuur van de onderscheidene deelgewesten geregeld in overleg met vertrouwensmannen van de plattelandsbevolking, de zgn.goede luden. Dit ging niet steeds zonder allerlei strubbelingen en dreigde uit te lopen op daadkrachtig optreden van ontevreden bevolkingsgroepen. Op 26 mei 1346 bevestigden Margaretha en Jan van Beieren het landrecht van noord Holland en Kennemerland. Zij beloofden geen oorlog buiten het graafschap Holland, Zeeland en West-Friesland te zullen beginnen buiten medeweten van '... onser ridderen ende knapen ende onse goede steden van Hollant...'. Dit was voor de edelen van Holland en dus ook voor DIRK belangrijk, omdat de edelen niet meer verplicht waren te voldoen aan een verzoek van gravin Margaretha tot heervaart met bijlevering van een contingent gewapende manschappen, als bij oorlog niet voldaan was aan genoemde bepaling. Deze vrijstelling van heervaart gold niet in geval dat het land moest worden verdedigd.
G.5 Tochten naar Pruisen / 1344-1345 - In het voorgaande is melding gemaakt van de tweede tocht die graaf Willem IV in 1343/1344 maakte naar Oost-Pruisen, aansluitend aan zijn terugkomst in Venetië in november 1343 van zijn pelgrimage naar het Heilige Graf in Jeruzalem. Deze tocht, waarvoor 400 bereden edelen waarbij DIRK door graaf Willem waren opgeroepen, had als voorgaande tot doel de in Oost-Pruisen gevestigde ridders van de Duitse Orde te steunen in hun bekeringsstrijd tegen de ongelovige Litouwers. In maart 1344 was graaf Willem terug in Den Haag.
Van december 1344 tot 25 mei 1345 maakte graaf Willem IV die ook belemmering van de Oostzeehandel vreesde, een derde en laatste tocht naar Oost-Pruisen. Hij liet zich vergezellen door een 30-tal edelen, waarbij DIRK, Jan I van Egmond en Jan II vanPolanen.
Duitse Orde en Litouwen = ONTSTAAN - De Duitse orde ontstond in 1190 tijdens de derde kruistocht uit een in Palestina georganiseerde verpleging voor kruisvaarders, die aldaar door kooplieden uit Bremen en Lübeck in het leven was geroepen.
Dit initiatief werd door Frederik van Schwaben, broer van rooms-keizer Hendrik VI ( 1197) bevestigd door het stichten op 19 november 1190 van een geestelijke ridderlijke hospitaalorde. Vanuit het in 1191 veroverde Palestijnse Akko verspreidden groeperingen zich over West-Europa. In 1198 werd aan de orde ter ere Gods een strijdbare broederschap van 40 Duitse ridders verbonden.
De orde verkreeg in 1199 pauselijke erkenning. Na vestiging in 1226 in Culmerland in Pruisen nam de orde snel toe in aanzien en richtte zich op kerstening van heidense gebieden in Pruisen en Litouwen. In 1275 werd de ordezetel gevestigd in slot Mariënburg in Oost-Pruisen.
De volledige naam was: 'Broederen des Duitschen Huizes van onze Lieve Vrouwe te Jeruzalem'.
Het ordekleed was een zwarte lijfrok waarover een witte mantel waarop een zwart kruis aangebracht was. Ook waren er vrouwelijke ordeleden met het verplegen van zieken als taak.
= UITBOUW - Na hulp aan de bisschop van Pruisen was omstreeks 1300 geheel Pruisen in handen van de orde die dit gebied op voortreffelijke wijze tot ontwikkeling bracht en er nieuwe steden bouwde.
Tegen het einde van de 14e eeuw ging het geestelijke karakter van de orde meer en meer over in een wereldlijke ridderstaat in de staat. Niet steeds ging dan ook alles vreedzaam te werk.
Door de dreiging van de orderidders sloten de volksgroe¬pen in Oost-Pruisen langs de Oostzee zich aaneen.
Een ridderwijding in de Kapittelzaal van het Slot Mariënburg in Oost-Pruisen, waar de hoofdzetel van de Orde van de Duitse Ridders was gevestigd.
Vooral Litouwen groeide uit tot een machtige mogendheid en omvatte door een gebiedsuitbreiding na medio 14e eeuw het grootste deel van het Russische rijk van Kiev.
De orde was Hanzelid en hierin uitgebreid actief op het gebied van de handel met West-Europese landen.
= HIERARCHIE - Aan het hoofd stond een hoogmeester die met landsmeesters het algemeen bestuur over de orde uitoefende. Dan volgden de landscommandeurs die de plaatselijke balijen bestuurden. De balijen waren op zich weer onderverdeeld in huizen met commandeurs.
= BEKERING - Onder grootvorst Wladyslaw II ( 1424) die bij zijn troonsbestijging het Christendom aannam, ging het Litouwse volk massaal tot het roomse geloof over.
De Duitse orde verloor hiermee haar bestaansrecht. In 1386 ontstond een staatsrechtelijke unie met Polen.
= OPHEFFING - Kort na 1400 was de orde niet meer in staat zich te weren tegen vooral Litouwen en Poolse aanval¬len. Bij het beleg door de Polen in 1457 van het slot Mariënburg werd het slot door de belegerden opgeëist van de grootmeester ter vergoeding van geleden voedselgebrek en als betaling van niet ontvangen soldij.
Met de verkoop van het slot door de muitende soldaten aan de Poolse koning kwam een einde aan dit laatste bolwerk. Na de hervorming van 1517 kwam de orde allengs op non-actief en werd later door Napoleon opgeheven.
= HERLEVING - Na 1815 is in Utrecht een Nederlandse afdeling (= de balije van de Duitse Orde) op ideële gronden herleefd, die zich vestigde in het zogenoemde Duitse Huis aldaar. Totaal kent de orde thans 15 balijen. Het lidmaat¬schap is voorbehouden aan van adel zijnde mannelijke personen van protestantse huize.
G.6 Gastheer voor de graaf - Bij een meerdaags bezoek in 1345 van graaf Willem IV aan Haarlem verbleef hij en de zijnen op het grafelijk verblijf Aelbrechtsberg in Bloemendaal en op het grafelijk hof aan het Sant (de Grote Markt) in Haarlem. In Santpoort was de ca. 37-jarige DIRK met en naast zijn oom Hendrik gastheer bij ontvangsten op het kasteel Brederode. Zie Hendrik I van Brederode voor een uitgebried verslag ervan.
G.7 Beleg van Utrecht - In de zomer van 1345 moest bisschop Jan IV van Arkel van Utrecht het onderspit delven tegen de grafelijke legers uit Holland en Henegouwen onder aanvoering van graaf Willem IV. Hierbij was DIRK één van diens Hollandse aanvoerders. De sluiting van een tweejarige wapenstilstand was niet voor ieder een duidelijke zaak.
Gedurende de onderhandelingen die in begin augustus 1345 plaats vonden, werden speciale boden heen en weer gezonden naar het grafelijk hof in Den Haag en naar aanvoerder DIRK in het legerkamp bij Utrecht voor nader wederzijds overleg en om te vragen of de vrede met de bisschop van Utrecht daadwerkelijk gesloten was, maar er kwam geen afdoend antwoord.
Na het sluiten van het bestand ging graaf Willem IV scheep op krijgstocht naar Friesland waar hij op 27 september 1345 bij Warns sneuvelde. Bij deze onderneming sneuvelde ook Hendrik van Brederode, oom van DIRK.
Twist met Utrecht - Ook vele Stichtse edelen, o.a. Zweder I ( 1347) en Gijsbrecht III van Abcoude ( 1372), Arnoud II van Amstel van IJsselstein ( 1373), Johan I van Montfoort ( 1345), Hendrik I van Vianen ( 1352) en Johan van Broekhuizen, hadden zich tegen bisschop Jan IV van Arkel gekeerd en gemene zaak gemaakt met de Hollanders.
Op 21 augustus 1345 werd na 40 dagen het beleg rond de stad Utrecht opgebroken als gevolg van een voor het bisdom vernederend verdrag.
Hiervoor hadden de Utrechtse bisschop en Heer Jan van Beaumont bemiddeld. Vijfhonderd aanzienlijken uit de stad moesten blootshoofds, barrevoets, ongegord en in korte lijfrokken, knielend en gebogen de graaf van Holland smeken om vergiffenis, een toenmalig uitermate beschamende aangelegenheid.
Er werd een tot 11.11.1345 durend bestand gesloten waarmee graaf Willem V van Beieren gelegenheid kreeg zich op te maken voor een tocht tegen Friesland.
G.8 Strijd bij Eemnes - In jaruari en februari 1347 was DIRK, waarschijnlijk als aanvoerder, betrokken bij gewapende onenigheden in Eemland. Eemnes en omstreken waren in opstand tegen het bisdom Utrecht. De Hollandgezinde landen en dorpen in dit grensgebied tussen Holland en Utrecht, waarbij Eemnes (toen Oost-Holland genoemd) waren door gravin Margaretha van Beieren in januari 1346 in leen uitgegeven aan aldaar residerende Hollandse edelen, hetgeen weinig naar genoegen van bisschop Jan IV van Arkel was. Hij besloot tot gewapende acties en begon medio 2 februari 1347 zijn veldtocht met een aanval op het in Hollands bezit zijnde Eemnes.
Vooraf had hij schriftelijk door bodes die in nachtelijke uren de brieven naar Eemnes overbrachten, de plaats opgeëist en dit ook aan de Hollandse grafelijke raad via de rentmeester Florens van der Boechorst ( voor 1356) laten weten. Men gaf aan de eis tot overgave geen gehoor waarop het bisschoppelijk leger tot actie overging. Het gelukte Eemnes in handen te krijgen en daar het bisschoppelijk gezag te vestigen.
Het dorp Eemnes ging evenwel door brand ten onder. Ook in de eerst nakomende jaren had bisschop Jan IV grote moeilijkheden met Eemnes en omgeving. Na hun nederlaag trokken de manschappen van het Hollandse grafelijke leger, waarbij ook DIRK met zijn mannen was, naar Amsterdam waar zij op 22 februari binnenkwamen.
Omdat in de grafelijke rekeningen als eerste de naam van DIRK wordt genoemd, zal hij een aanvoerende taak in deze schermutselingen hebben gehad. De rekeningen vermelden hierover: 'Item doe haren Florans ghecomen waren sbisscops brieve van Utrecht,daer hi haren Florans ende die van Oestholland mede ontzegghen dede, den boden, die bi nachte liepen an die heren van den rade, hem dat te weten te doen, ende an die van oestholland te waemen... / Item doe die van Oestholland verbrandt waren... / Item op sinte Peters dach ad cathedram (22 februari), doe haer Diric van Brederode ... (en anderen) ghecomen waren tot Aemstelredamme, omdat die Oesthollander verbrant waren...'.
Bisschop Jan IV van Arkel was waarschijnlijk niet zelf bij deze expeditie aanwezig. Hij bevond zich eind februari in Deventer en vertrok na medio 1347 naar Frankrijk om aldaar door zijn eenvoudige leefstijl de bisschoppelijke schatkist in Utrecht grote sommen voor zijn hofhouding te besparen, hetgeen overigens door wanbeheer van de waarnemende bestuurders weinig effect had.
G.9 Strijd tegen Utrecht / 1348 - Nauwelijks was het bestand van 21 augustus 1345 afgelopen of bisschop Jan IV van Utrecht nam wraak met het uitvoeren van strooptochten in de omgeving tegen diegenen die in augustus 1345 aan Holland steun hadden verleend. Bij het gewapend verweer van graaf Willem V tegen Utrecht was mede DIRK onder de aanvoerders aan Hollandse zijde.
Drie jaren later ontstonden opnieuw gewapende acties tussen Holland en Utrecht. Vele andere Hollandse edelen en ook DIRK, ieder met zoveel mogelijk krijgsknechten, werden ten strijde opgeroepen. Niet alle Utrechtse gewesten hadden zich naar het bisschoppelijke gezag willen voegen met als gevolg dat zich binnen het Sticht langdurig allerlei onlusten voordeden.
Daarbij kwam de dreigende aanval van graaf Willem V van Holland tegen Utrecht, terwijl in het oostelijke gezagsgebied van de bisschop een aanval vanuit Gelre dreigde.
Het in 1345 gesloten 2-jarig bestand was nauwelijks afgelopen of bisschop Jan IV van Arkel vatte opnieuw de strijd op tegen Holland. Na de actie tegen Eemnes in februari 1347 trok hij naar het land van Arnoud II van Amstel ( 1363) met het kasteel in IJsselstein en het land van Woerden om die te brandschatten en te plunderen.
Graaf Willem V liet zich hierdoor niet imponeren en zond op 12 september 1348 een snorkende brief naar de oorlogvoerende kerkvorst:'... Wi doen u weten, dat wi... begherende jegens u, uwe stadt van Utrecht, ende andere uwen Hulperen te stridene, omme 't groote onrecht... etc. ... so begheren wi, dat ghi op den dach van morgen ofte in Dinxdage ... tusschen lsselsteyne ende Jutfaes, striden wilt...'.
Bisschop Jan IV van Arkel nam de uitdaging aan, maar het kwam niet tot een overwinning voor één van beiden omdat men op genoemde dag besloot tot een bestand van twee maanden, zij het dat Jutphaas desondanks in vlammen opging. De bisschop had erin bewilligd om zijn handen vrij te hebben tegenover Gelderse bedreigingen.
Graaf Willem was ontevreden over dit weinig zeggende bestand en besloot opnieuw tegen Utrecht op te trekken waarbij hij in grote moeilijkheden raakte. Medio 1349 riep hij vanuit Holland alsnog zoveel mogelijk edelen en steden te hulp om hem uit zijn benarde situatie halen.
Tenslotte werd op 12 september 1348 opnieuw een bestand overeen gekomen dat twee jaren geldig zou zijn. Utrecht was hierbij de winnende partij. Eind september 1349 werd door bisschop Jan IV van Arkel bedongen dat een aantal edelen zich in de stad Utrecht in gijzeling zouden begeven. Behalve DIRK waren hier ook bij de Hollandse edelen Heer Jan II van Polanen, Heer Arnoud II van Amstel van IJsselstein, Heer Jan I van Egmond en Heer Gerard II van Heemskerk, allen evenals Dirk leden van de grafelijke raad.
= VERGOEDING - Voor hun aan gravin Margaretha en graaf Willem V verleende krijgsdiensten ontvingen de edelen een bepaalde vergoeding, al dekte deze niet steeds de totale kosten van het legergroepje dat elke kasteelheer op last van de graaf voor destrijd had bijeengebracht.
Het benodigde geld hiervoor werd door gravin Margaretha o.a. verkregen uit de verkoop op 5 juli 1346 van een groot aantal percelen land in noordelijk Holland. Door de moeizame inning waren de kooppenningen evenwel veelal te laat beschikbaar voor het gestelde doel.
- 17/18 juli 1346 Gravin Margaretha belooft aan haar baljuw DIRK hem vrij te zullen houden van door hem aangegane borgtochten.
- 14 december 1348 Graaf Willem V van Holland, hertog van Beieren, geeft aan ridder DIRK een schuldbekentenis voor kosten en diensten, door hem en zijn gezelschap (groep strijders) verleend in de oorlog tegen de bisschop en de stad van Utrecht.
= IN ONGENADE - DIRK zou niet lang behoeven te wachten op de verzilvering van deze op perkament vastgelegde en van zegel voorziene toezegging. Ruim een jaar later viel hij in ongenade en bij de verzoening in 1354 moest hij zoveel zoengeld betalen dat de Utrechtse oorlogskosten daarbij vergeleken weinig betekenden.
Indien de graaf vanwege de verzoening de achterstallige schuldbekentenissen zou inlossen, dan had hij hiervoor een overvloed aan Hoeks zoengeld in handen gekregen, zodat de hulp uit 1348 tenslotte door de Hoekse edelen uit hun eigen zak werd betaald.
g.10 Hoeken en Kabeljauwen / 1350 - Even trouw als DIRK was aan de graven Willem III en Willem IV, was hij ook in 1351 aan Vrouwe Margaretha, dochter van graaf Willem III en gravin van Holland.
= TWEEDRACHT - In Holland was in het jaar 1350 bij de bevolking grote tweedracht ontstaan, waarbij de ene partij de Hoekse en de andere de Kabeljauwse genoemd werden.
De Hoeken waartoe de meeste edelen behoorden, hielden het met hun wettelijke landsvrouwe keizerin Margaretha, gravin van Henegouwen, van Holland, Zeeland en Friesland. De Kabeljauwen die vooral de steden op hun hand hadden, hielden het met haar zoon hertog Willem van Beieren, die de dolle graaf werd genoemd.
De hoofd-aanvoerders van de Hoekse partij waren o.a. DIRK, Willem van Duvenvoorde ( 1353), Jan II van Polanen van der Lecke, Philips IV van Wassenaer de burggraaf van Leiden ( voor 1349) en Jacob ( voor 1355) en Herbaren van Binkhorst.
De hoofd-aanvoerders van de Kabeljauwen waren Heer Jan IV van Arkel, Heer Johan II van Egmond ( 1369) en Heer Gerrit II van Heemskerk.
= OVERDRACHT GEZAG - Op 5 januari 1349 had gravin Margaretha in München een verdrag van afstand van de graafschappen Holland en Zeeland aan haar zoon Willem V doen opstellen.
Deze overeenkomst werd pas op 25 januari 1349 en daarna op 10 maart 1349 in Geertruidenberg aan 28 ridders en knapen en 10 Hollandse en Zeeuwse steden voorgelegd en vervolgens ondertekend en gezegeld. Bij de lijst van ridders op deze oorkonde staat DIRK vermeld op de 9e plaats als 'Heer Dierick van Brederode.
In feite waren zij het met deze afstand niet eens met het gevolg dat het verdrag een tijd vol verwarring inluidde. Nadat graaf Willem V zich eerst geheel tegen zijn moeder gekeerd had, toonde hij op 27 september 1350 in Geertruidenberg mede in tegenwoordigheid van o.a. DIRK openlijk berouw door het persoonlijk voorlezen van de betreffende oorkonde. Onder het afsmeken van vergiffenis stond hij het bewind weer af aan zijn toen zieke moeder.
In Holland vond dit alles weinig geloof en werden over en weer de soms bloedige onenigheden voortgezet. Enige der tegen Willem V opgetreden ontevreden edelen hadden zelfs bij de Utrechtse bisschop Jan IV van Arkel ( 1378) hulp gezocht en met hem in Den Haag geplunderd en verbrand. Toen keizerin en gravin Margaretha uit het door haar behouden graafschap Henegouwen naar Holland kwam, boden haar toegedane edelen als Willem van Duvenvoorde, Jan II van Polanen en DIRK haar hun diensten aan om deorde te herstellen.
= VERVANGING RAADSLEDEN - Intussen werden geleidelijk de grafelijke raadsleden, waarbij DIRK en de Heren Jan van Beaumont, Willem van Duvenvoorde, Floris van den Boekhorst, Floris van Alkemade, Gerard van Heemstede ( 1375) en Filips I ( 1375) en Jan II van Polanen, en de Zeeuwse Heren Ter Veere, van Moermont, van Cruningen en Renesse en enkele andere edelen in de loop van enige maanden vervangen door aanhangers van graaf Willem V, zoals de Heren van Arkel, Egmond, Wateringen, Heemskerk, Waterland en hun medestanders.
DIRK bleef nog tot 13 mei 1350 als raadslid actief en betrokken bij een aantal min of meer belangrijke zaken. Bij het verblijf van gravin Margaretha in Holland en Zeeland verkeerde hij veelvuldig in haar omgeving als haar voornaamste raadslid. Uiteindelijk werd DIRK in mei 1350 als raadslid ontslagen en vervangen.
- 3 november 1349 - Als raadslid was DIRK in Woudrichem mede ondertekenaar van het vriendschapsverdrag tussen Willem V de Verbeider en hertog Reinoud III van Gelre ( 1371)
- 14 december 1349 - DIRK was als lid van 'onsen getrouwen raed in Den Haag betrokken bij de erkenning door graaf Willem een bedrag van 280 schilden schuldig te zijn aan de stad Leiden wegens verleende hulp in de oorlog tegen de bisschop en de stad Utrecht.
- 17 maart 1351 - DIRK was in Dordrecht met 9 edelen mede getuige op de 2e plaats bij het verlenen door gravin Margaretha van stapelrecht aan de stad Dordrecht. In deze oorkonde wordt Dirk vermeld als Heer van de Heerlijkheid Voshol, misschien metde bedoeling een bepaalde neutraliteit aan te geven, in plaats van het vermelden van Brederode-naam, hetgeen bij de rivaal graaf Willem V slecht gevallen zou zijn.
= RECHTZAAK - Op 23 augustus 1350 was in Holland de edelman Claes van Swieten doodgeslagen, een medestander van de jonge hertog Willem V van Beieren. De waarschijnlijk Hoekse daders werden in Delft buiten voorkennis van gravin Margaretha wegens manslag door de Kabeljauwse overheid ter dood veroordeeld en geradbraakt.
Gravin Margaretha kon dit eigenmachtig optreden niet goedkeuren en toog met haar zoon Willem V naar Dordrecht om de strijdende partijen te dagvaarden en de voorgevallen strubbelingen te onderzoeken. DIRK, Heer Jan II van Polanen en van der Lecke en anderen verschenen met hun aanhangers eveneens ter zitting, waar zij beloofden de uitspraak van het gerecht af te zullen wachten.
De vertegenwoordigers van de stad Delft waren niet verschenen want zij beweerden gehandeld te hebben op gezag van graaf Willem. Deze riep hen daarna op voor een afzonderlijke bijeenkomst van edelen en steden waarin hij hen vermaande tot gehoorzaamheid aan zijn moeder gravin Margaretha.
De edelen en steden erkenden Willem V nu als graaf van Holland. Zelf verklaarde hij nogmaals zich niet met het bestuur van zijn moeder als gravin te zullen inlaten.
= BELOFTE VAN TROUW - Het berouw van zoon Willem tegenover zijn toen ernstig zieke moeder gravin Margaretha duurde evenwel maar kort.
Nauwelijks was de gravin in het najaar 1350 naar Beieren vertrokken of haar zoon Willem V matigde zich het grafelijk bewind in Holland aan. Het protest hiertegen op 18 januari 1350 van de Zeeuwse Heren Wolfert III ( 1351), Clais I ( 1357) en Floris ( 1368) van Borselen en Olivier van Everingen ( voor 1351) door een openbare verklaring, waarin zij '... Vrouwe Margriete... houden over onse gerechte geborne Lantsvrouwe also lange, als sy leven sal ...etc.', heeft hen weinig baat opgeleverd.
Op 20 januari 1350 beloofde DIRK persoonlijk en uitgebreid eveneens zijn trouw aan gravin Margaretha.
Oorkonde van 20 januari 1350: - 'Ic Dieric van Bredenrode, Ridder, make cont, ende kennelic allen luden, dat ick geloeft hebbe, ende gelove eenre edelre hooger Vrouwen myne liever ende geduchter Vrouwen Ver Margrieten, Gravinnen van Henegouwen, van Hollant, van Zeelant, ende Vrouwe van Vrieslant by mynre trouwen, ende by mynre sekerheyt hare te dienen getrouwen, ende hout te wesen na alle minen vermoghene, met live ende met goede, als een getrouwen man synre rechter geborene lantsvrouwen schuldich es te doene, ende te wesen in allen saken, daer sys ane my begherende wesen sal, ende nemermeer met rade, noch met dede jegens hare te doene ende eenigherende saken, die ic vernemen conde, jof vereyschen, die yegher mynre liever Vrouwen voirscreven draghen mochten aen hare eere, lyf, jof goet, dat ic se daer voiren waernen sal, ende haer beste daer in te doen, als ic mynre rechter Vrouwen schuldich ben te doene.
In oirconden deser brieve bezegelt met mynen zegele, in 't jaer ons Heeren M. CCC. ende vijftich, des Woensdaeghs nae Sente Pontiaens daghe'.
Op 30 maart 1350 verklaart op gelijke wijze Jan II van Noordeloos ( 1355) persoonlijk zijn trouw aan gravin Margaretha, waarbij hij zijn vrienden DIRK en Jan II van Polanen betrekt.
De verwarde situatie liep uit op algemene langdurige en steeds weer fel oplaaiende felle onenigheden, die als Hoekse en Kabeljauwse twisten (1350-1492) de geschiedenis in zouden gaan.
Namen Hoek en Kabeljauw - De twee tegen elkaar strijdende partijen werden niet terstond in 1350 bij het uitbreken van de twisten genoemd als Hoeks en Kabeljauws. Het heeft enige tientallen jaren geduurd voordat deze namen bij de twee partijen gebruikelijk werden.
Hoewel de naam Hoeks voor het eerst in 1392 schriftelijk voorkomt, moet de naam reeds enige jaren eerder in gebruik geweest zijn. Misschien heeft de moord op Aleida van Poelgeest in genoemd jaar het toepassen van de beide scheldnamen bevorderd.
De Beka beschrijft in 1390 het ontstaan van de namen als volgt: 'In den jaer ons heren als men screef m ccc 1 resen ii partiën in Hollant, daer den lande groot ongeval of quam. Die ene partie noemden hem cabbeljaus, daer die overste of waren die heren van Arkel, die here van Egmonde, haer Gherijt van Eemkerc ende anders vele riddere ende knechte. Die ander partie noemden hem hoeke, daer die overste of waren die here van Brederode, die here van der Lecke, die van der Binchorst ende anders vele ridders ende knechte'. 'Die here van Brederode' is DIRK.
Oorkonde van 30 maart 1350 (fragment): - 'lek Jan van der Nordeloos, Knaepe, make condt allen luden, dat ick mire liever Vrouwen Margriete, Gravinne van Heynnegouwe, van Hollant, van Zeelant, ende Vrouwe van Vrieslant houden zal, ...; ... maer waer dat zake, dat myn Vrouwe voorsz. haren zaken, die jeghens my, of myne vrienden ghynghen, ane zettede met Heeren Janne van Pollanen, Heere Didericke van Brederode, jof met horen helpen binnen der Graeffelickheyt van Hollant, soe zoud ick quite wezen met ghunsten mynre Vrouwe voorsz. van alre beloften voorsz. ende in alsulcke poincten blyven, eer ick dezen brief gaf.
= Hoeks verbond / 1350 - De toenemende tegenstelling tussen de aanhangers van gravin Margaretha enerzijds en van haar zoon Willem V anderzijds leidde uiteindelijk tot een toestand van een openbaar gewapend conflict. De wederzijdse partijgangers sloten ieder voor zich aaneen in een verbond.
= VERBONDSSLUITING - Aan Hoekse zijde verbonden de volgelingen van Margaretha zich op 5 september 1350 en zwoeren hun landsvrouwe trouw en bijstand.
Verbondsacte van 5 september 1350: - 'Wi Willem van Duvenvoerde here van Oesterhout, Jan van Pollanen, here van der Lecke, Diederic van Brederoede, Aernout van Duvenvoerde, Jacob van der Binchorst, Philips van Pollanen, Gheraert van Heemsteden, Danel van Mathenessen, Willem van Outshoirne, Gheraert van Poeleghest, Jacob van der Woude, Jan van Egmonde, Florens van der Boechorst, Harbaren van der Binchorst, Diederic van Raporst, Jan van der Boechorst, Arnt van Hodenpijl, Diederic uter Waerde,Traveys van Rinevelt, ridders,
Diederic van Wassenaer, borghgrave van Leyden, Diederic van Pollanen, Jan van Noirtich, Danel van Rodenrise, Jan van Mijnden, Jan van den Zile, Jan van der Made, Ogier van Cralinghen, Diederic van der Spaenge, Mouwerijn van der Does ende Willem van Zanen, enapen, maken condt allen luden, want onse ouders altoes ghetrouwelijc ghebleven hebben bi horen gherechten heren ende onse meninghe, oft God wille, altoes wesen sal ghetrouweliken daer bi te bliven met onsen live ende met onsen vrienden.
Waeromme dat wi gheloeft hebben ende gheloven bi onser trouwe ende bi onser zekerheyt onser liever vrouwen der keyserinne, gravinne van Heynnegouwen, van Hollant, van Zeelant ende vrouwe van Vrieslant, bi haer te bliven, te raden, te daden tot hare eeren tot haren orbaer ende haers lants voerscreven alsoe langhe alsi leve ende horen nacomelinghen, die bi horen rade ende wille met rechte graven ende heren wesen zullen van den voerscreven graefscappen ende heerscepen.
Want wi haer ghehuldt ende ghesworen hebben metten ghemeenen lande alse onser gherechter vrouwen ende al onse macht daer te doene alse ghoede lude sculdich sijn te doene, dat si haers lants ende luden machtich worden mach ende daer toe helpen, datrecht ende vonnisse in haren lande ghescye ende dat foirtse ende ghewelt uut haren lande gheweert worde ende daertoe helpen, dat die comanne, die hem bewaren ieghens die heerlichede, haers rechts ghebru- ken moghen ende vrilike wanderen ende dat dieghene, die jeghens onser liever vrouwen voerseit of haerre heerlichede misdaen hebben soe wi si sijn, sijn wij 't of onse vriende of ander lude, dat die ghecastijt worden ende dat si onser liever vrouwen voerseit dat beteren na den rechte van denlande.
Ende alle dese vorwaerden gheloven wi bi onser trouwe ende zekerheden in eets stat te houden ende te voldoen.
Ende waer dat zake, dat onser, die voerscreven sijn, een of meer zeghel ghebraken, aen desen jeghenwoirdeghe lettere alse dat si daer niet aen ghedaen en worden of dat si met misval ghequetst of ghebroken worden, so wil wi nochtan dat dese brief in sijnre macht blive ghelikerwijs of onser alre zeghelen ghans ende gheve daer aen waren.
In oirconde desen brieve bezeghelt met onsen zeghelen. Ghegheven int jaer ons Heren dusent driehondert ende vijftich, des sonnendaghes vive daghe in September'.
De edelen die de verbondsacte getekend hadden, woonden verspreid over geheel Holland. Gravin Margaretha toonde er onverwijld haar instemming mee. Het lijkt duidelijk dat DIRK bij dit alles een leidende rol vervulde.
Als baljuw en grafelijk raadslid was hij ervaren en goed ingevoerd in de aspecten van het landsbestuur. De tegenpartij had het dan ook speciaal op hem voorzien en wilde bij voorkeur hem zo snel mogelijk van het toneel doen verdwijnen. In de verbondsacte verklaarden de edelen dat zij, die evenals hun vaderen altijd het gezag getrouw geweest waren, hun rechtmatige landsvrouwe wilden eren en huldigen.
De steden schitterden bij dit alles alsnog door afwezigheid. De stadsbesturen wilden blijkbaar het verloop der dingen eerst afwachten alvorens hun handelsbelangen op een of andere manier in de waagschaal te leggen.
= Kabeljauws verbond / 1350 - In tegenstelling tot de Hoekse verbondsacte werden in die van de Kabeljauwen van 23 mei 1350 de namen van die Hoekse edelen opgenomen die door de Kabeljauwen als hun vijanden werden beschouwd, waarbij ook DIRK is vermeld. Graaf Willem V verklaarde hen allen ook tot zijn eigen vijanden die hij uit zijn graafschappen en landen houden zou, met verbeurdverklaring van hun bezittingen.
Ook de namen van de steden die aan graaf Willem V trouw bleven, werden in de verbondsacte vermeld, nl. Dordrecht, Delft, Leiden, Haarle
|