Aantekeningen |
- . a POLITIEKE SITUATIE - Graaf Willem V van Holland was in het najaar van 1357 geesteszi
eworden en kon niet meer als regerend graaf gehandhaafd worden. Men bracht hem naar het kasteel Quesnoi in Henegouwen waar hij in afzondering verbleef tot zijn overlijden in 1389.
Omdat Willem V geen kinderen had, nam zijn broer hertog Albrecht van Beieren als ruwaard het bestuur over Holland en Zeeland waar. Hoewel Kabeljauws gezind, trachtte hij toch zo mogelijk de vrede te bewaren, wat niet steeds gelukte. In en aan de grenzen van het graafschap waren er gedurig min of meer ernstige gewapende conflicten die al dan niet hardhandig werden opgelost. De vervanging in 1358 van een Kabeljauwse baljuw door de Hoekse REINOUD van Brederode eindigde met een bloedige afloop met ingrijpende gevolgen.
Na de dood van hertog Reinoud III van Gelre in 1371 werd REINOUD als graaf van Gennep verwikkeld in hoog oplopende erfeniszaken aldaar. In 1374 verklaarde Utrecht de oorlog aan hertog Reinoud IV van Gelre met als inzet het slot Vreeland en het nieuwe kanaal van Utrecht naar Vreeswijk aan de Lek.
Een grote politieke verandering ontstond in 1385 na de dood van hertog Wenceclaus I van Brabant. Zijn weduwe Johanna van Brabant bewerkstelligde een dubbel huwelijk tussen vier toekomstige erfgenamen van graafschappen.
Hierdoor ontstonden verbintenissen tussen Beieren, Bourgondië, Holland en Henegouwen en iets later ook Frankrijk. Het werd de basis voor het Bourgondische rijk. Na het overlijden in 1389 van graaf Willem werd hertog Albrecht ingehuldigd als graaf.Hij had evenwel vóór 1372 voortijdig de graventitel gebruikt.
b LEVENSLOOP - REINOUD volgde zijn vader Dirk III in 1377 op als 6e Heer van Brederode. Hij huwde Vrouwe Jolanda van Gennep waardoor hij zich graaf (van Gennep) kon noemen, hetgeen zijn eigen afkomst hem niet veroorloofde. Van hun 4 kinderen, allen zonen, trad de eerste in een klooster, de tweede en derde werden resp. de 7e en 8e Heer van Brederode, de vierde zoon nam actief deel aan de partijstrijd tussen Hoeken en Kabeljauwen.
REINOUD was als belangrijkste leidende figuur in de Hoekse partij in 1358 benoemd tot baljuw van Kennemerland hetgeen aanleiding gaf tot een hevige beroering, bekend als 'de ondaet'.
Als graaf van Gennep steunde hij in 1372 hertogin Machteld van Gelre in haar erfstrijd na de dood van haar vader Reinoud III van Gelre, waarbij Reinoud in 1377 aan de verliezende kant kwam te staan.
Hij overleed in 1390, zijn vrouw Jolanda in 1413.
c GEBOORTE EN JEUGD - Het geboortejaar van REINOUD is niet bekend. Zijn ouders Dirk III van Brederode en Beatrix van Valkenburg waren vóór 1340 gehuwd, mogelijk in ca.1334.
Een beschikking van 21 april 1340 vermeldt REINOUD als oudste zoon, wat kan betekenen dat tot deze datum minstens twee zonen geboren waren, zodat REINOUD als de eerste in ca.1336 geboren kan zijn. Hij wordt ook in 1366 vermeld als oudste zoon. De 2e zoon Walraven kan in 1340 geboren zijn.
REINOUD was reeds op jeugdige leeftijd in grafelijke dienst en droeg de hierbij behorende livrei.
d HEER GRAAF RIDDER - Na het overlijden op 11 november 1377 van Heer Dirk III van Brederode werd Reinoud als zijn oudste zoon diens opvolger in de goederen van zijn vader als de 6e Heer van Brederode.
Omdat Jolanda erfdochter van het graafschap Gennep was, werd haar man REINOUD via dit huwelijk graaf van Gennep. REINOUD werd door hertog Willem I van Gelre en Gulik ( 1402) '...lieve Neeve...' genoemd.
De aanspraak 'lieve Neeve' duidt volgens gewoonte in die tijd meer op een nauwe vriendschapsrelatie dan op een direct familieverband. REINOUDs overgrootmoeder Philippa van Gelre was een zuster van hertog Reinoud I van Gelre ( 1326), die de overgrootvader was van hertog Willem I van Gelre en Gulik.
De goede verstandhouding tussen de latere hertog Albrecht van Beieren en Brederode blijkt ook uit het persoonlijk bezegelen op 1 augustus 1365 door hertog Albrecht van een verzoeningshandvest ten behoeve REINOUD, destijds als zoon van Heer Dirk III nog jonker van Brederode.
= GRAAF - De graventitel was voor het geslacht Brederode een welgevallige bijkomende omstandigheid zoals Van den Toorn opmerkt: '...Uit zijn' echt, met de Erfdochter van den Graaf van Gennep, en onder welken Graaflyken tytel de beide Hertogen, Willem en Albrecht van Beijeren, hem aan 't Hoofd der Hollandsche Edelen geplaatst hebben...'.
REINOUD huwde bij het leven van zijn vader waardoor de situatie ontstond, dat de zoon REINOUD een graventitel had terwijl zijn vader Dirk III deze later zo fel begeerde aanspraak moest ontberen. Maar waarschijnlijk had vader Dirk hiermee in zijn dagen nog niet zoveel moeite.
= BEWIJSVOERING VOET - Voet heeft een volgens hem sluitende bewijsvoering opgesteld voor het recht van de Brederodes op de graventitel. Overwegende welk recht de Heren van Brederode van ouds tot heden hebben zich graaf van Brederode te noemen, hoewel noch het baljuwschap van Brederode in Kennemerland noch de vrije Heerlijkheden in de Alblasserwaard tot graafschap verheven zijn, geeft Voet navolgende reden op.
Hij stelt, dat de Heren van Brederode afstammen van graven en daarom de zonen van hun grafelijke voorouders zich de titel van graaf mogen toe-eigenen. In Duitsland en omliggende landen kwam dit gewoonterecht van ouds tot heden voor en werd tevens in de vrije Nederlanden erkend door de in 1579 opgerichte Unie van Utrecht. Volgens dit recht werden de jongere zonen van het oudste gravengeslacht en vervolgens hun zonen, graven genoemd.
Indien de jongere zonen geen graafschap bezaten, dan voegden zij volgens gebruik de graventitel als eretitel bij de oude geslachtsnaam of de naam van het stamhuis, ook als dit geen graafschap is. Deze gang van zaken is de reden dat Brederode, zijnde de naam van een geslacht, bij deze naam de titel van graaf voegt. Dat Brederode de graventitel ontleende aan hun gebied in Kennemerland dat van minder belang is dan het Land van Vianen, is hier niet terzake.
De Heren van Brederode gaven blijk van hun staat en stand door zich 'Graaf van Brederode, Vrijheer van Vianen en Ameide, Heer van Brederode' te noemen. Hieruit blijkt ten overvloede, dat zij de eretitel van graaf niet ontleenden aan een gebied in Kennemerland, maar aan hun oorspronkelijke geslachtsnaam Brederode.
Het bewijs van Voet steunt op ongerijmdheden. De naam Brederode verschijnt pas in 1244 in de geschiedenis en vertoont daarbij geen enkele glans die bij een gravenstand past. Zijn stelling dat Brederode van een gravenhuis afstamt, is onbewijsbaar en derhalve uit de lucht gegrepen.
Hoewel hij het niet noemt, verwijst hij in zijn stelling wel naar het feit dat Brederode afstamt van een jongere tak van het geslacht Teylingen, maar hij vergeet erbij te melden dat de Heren van Teylingen niet de graventitel bezaten.
Hij voelde zelf ook wel de vrijblijvendheid van zijn bewijsvoering aan en ontwapende de tegenstanders van zijn betoog met de opmerking dat de titel in feite niet meer is dan een eretitel die verder geen materiële inhoud behoeft te hebben, maar ditlaatste voegt hij er niet bij.
= RIDDER - REINOUD wordt op 5 januari 1380 vermeld als ridder, maar het is onbekend in welk jaar hij tot ridder is geslagen. In elk geval vond dit na 1362 plaats in welk jaar hij op 13 maart nog als knape wordt vermeld en vóór 19 juli 1365 wanneerhij ridder wordt genoemd bij de regeling van een geschil tussen hertog Wenceclaus I van Brabant en Walram van Valkenburg, Born en Sittard. Het jaar 1364 is een aanvaardbaar gemiddelde.
NB Zowel Obreen als Dek maken er geen melding van dat Reinoud ridder was.
e HUWELIJK - Vóór 1368, nog tijdens het leven van zijn vader Dirk III ( 1377), huwde REINOUD met Vrouwe Jolanda/Johanna van Gennep, de oudste en erfdochter van de twee dochters van Heer Jan II van Gennep ( vóór 1368) en Johanna Both van der Eem. Door zijn huwelijk werd Reinoud via de graven van Valkenburg verwant aan de Huizen van Gelre en Vlaanderen. Jolanda was bekend om haar schoonheid.
= HUWELIJKSJAAR - Het onbekende huwelijksjaar valt vóór 1368 en is te schatten op ca.1366.
Op 13 mei 1369 treedt REINOUD op als gehuwd bij een kooptransactie en wordt hierin het eerst vermeld als 'Reynoud van Brederode, Heer van Gennep'. Het huwelijksjaar zal niet vroeger vallen dan 1366, omdat hun zoon Dirk in 1389 in het klooster traden dan reeds 22 jaar is.
= HUWELIJKSJAAR JOLANDA - Het geboortejaar van Jolanda kan geschat worden op 1348 hetgeen 18 jaar vóór het geschatte huwelijksjaar 1366 is.
Gennep - De dynastie van de Heren van Gennep begint met Hendrik I van Gennep, het eerst vermeld 1 maart 1244. De genealogie van de Heren van Gennep is in deze eerste ca. 100 jaar niet duidelijk. In 1336 stierf Hendrik III van Gennep, wiens oudste zoon Jan II ( voor 1368) opvolgde.
Jan II huwde met Johanna Both van der Eem ( ca. 1380?), dochter van Gijsbert Both van der Eem ( ca.1360?) en Mabelia van Arkel, die beiden de ambachten Eemkerk, Uit Alm, Op Alm e.a. bezaten.
Uit het huwelijk van Jan II van Gennep en Johanna Both van der Eem werden twee kinderen geboren, Jolanda en Hadewich van Gennep.
Deze beide zusters mochten evenwel de Heerlijkheid Gennep als mannelijk leen niet als erfgoed in bezit nemen. De Keulse thesaurier Willem van Gennep, broer van Jan II en in 1349 benoemd tot aartsbisschop van Keulen, wist bij keizer Karel IV ( 1378) te regelen, dat Gennep op 20 juli 1656 een recht leen werd van het heilige-roomse rijk.
Zo konden ook vrouwelijke nakomelingen worden erkend als erfgenamen van het leen. Hierdoor werd Gennep geheel onafhankelijk van Gelre, maar wederzijds bleef de goede verstandhouding gehandhaafd. De oudste van beide genoemde dochters was Jolanda van Gennep, die als erfdochter van de Heerlijkheid van Gennep huwde met REINOUD.
Haar zuster was waarschijnlijk Hadewich van Gennep Both van der Eem ( 1363/1371). die huwde met Wolfert III van Borselen ( 1351).
f ACTIVITEITEN - Het aantal gevallen dat REINOUD als leenman diende op te treden na oproep van de graaf is aanzienlijk geringer dan bij zijn vader Dirk III het geval was.
Ten eerste was REINOUD slechts 13 jaren Heer van Brederode (1377-1390) tegenover zijn vader ruim 30 jaren (1345-1377) en ten tweede was de politieke situatie tijdens zijn bewind vrij rustig vergeleken met het gewelddadige begin der Hoekse en Kabeljauwse twisten tijdens zijn vader Dirk III. Overigens was hij al vele jaren actief in het politieke gebeuren voordat hij zijn in 1377 overleden vader opvolgde als Heer van Brederode.
Als Hoekse edele in hart en nieren had REINOUD een belangrijk aandeel in de verheffing in 1358 van de Beierse hertog Albrecht tot ruwaard over Holland en was hij een krachtige steun voor hem.
Hij behoorde tijdens het bestuur van hertog Albrecht tot de voornaamste edelen van het land.
f.1 De ondaet / 1358 - REINOUD heeft bijna 20 jaar voor hij Heer werd de beroeringen van zijn tijd ondervonden. Het meest bekende gebeuren in zijn leven is de aanval in 1358 op hem door de Kabeljauwen, wat de geschiedenis is ingegaan als 'de ondaet'. Deze 'ondaet' was in feite een ernstige misdaad tegen het landsgezag, die zonder aanklacht werd vervolgd en niet voor verzoening in aanmerking kwam. Een incidentele doodslag werd niet als 'ondaet' beschouwd, al was het plegen ervan zoals bij Castricum wel een bezwarende omstandigheid.
De 'ondaet' bij Castricum vond plaats 4 jaren nadat in 1354 de amnestie voor de Hoeken was afgekondigd en in feite de vrede tussen gravin Margaretha van Beieren ( 1356) en haar zoon graaf Willem V tot stand was gekomen. Hoewel openlijke oorlog in strijd was met het nu gevestigde landsgezag woelden de twisten onderhuids voort.
De overval op Reinoud wordt in de oudere bronnen aanzienlijk meer in den brede uitmeten dan latere schrijvers dit doen. Niet alle bronnen stemmen overeen, omdat de auteurs ieder voor zich iets weglaten, toevoegen of wijzigen met het gevolg dat de juiste toedracht langzaamaan is versluierd of zelfs het legendestadium inging.
In 1964 heeft Van Foreest 'de ondaet' onderzocht op waarheid en verdichtsel. In het onderstaande wordt eerst een samengevat verslag gegeven volgens een aantal oudere kroniekschrijvers met vermelding van de verwerkte bronnen, gevolgd door het door Van Foreest herziene verslag van hetzelfde gebeuren.
= WISSELING BEWIND GRAAFSCHAP REINOUD was in zijn tijd een felle tegenstander van de Kabeljauwen en daar hij een kloekmoedig en dapper man was, kozen de Hoeken hem tot hun aanvoerder. Hij had hiervoor veel smaad te verduren van de Kabeljauwen diehem meermalen hebben dwarsgezeten en hem naar het leven stonden.
Toen hertog Willem V van Beieren en graaf van Holland in 1357 geestesziek was geworden, droegen de Kabeljauwen aan Mathilde van Lancaster ( 1362 / Mathilde was een Engelse prinses van geboorte en in 1352 gehuwd met graaf Willem V) als gravin het bewind over Holland op. Met de wet in de hand en strijdend voor de vrijheid en de goede zaak waren de Hoeken daarop tegen, want zij wilden niet dat een vrouw uit den vreemde zou regeren die weinig wist van de omgang met vrije Hollanders.
Om ongenoegen te voorkomen en omdat Vrouwe Mathilde geen kinderen had, werd hertog Albrecht van Beieren, de 3 jaar jongere broer van de geesteszieke Willem V, aangesteld tot ruwaard (voogd of regent) over Henegouwen, Holland, Zeeland en Friesland,waarbij jaarlijks aan Vrouwe Mathilde als 'weduwe' een toelage van twaalfduizend Vlaamse schilden werd toegekend.
= REINOUD BENOEMD TOT BALJUW - Omdat hertog Albrecht in hoofdzaak door toedoen van Reinoud, zoon van de Heer van Brederode, het landsbestuur verkreeg, wilde hij jegens Reinoud hiervoor dank betonen.
Bemerkende dat Heer en ridder Jan van Bloemenstein, die sinds kort tot baljuw van Kennemerland was benoemd, een Kabeljauws edelman was en vernemende dat deze Mathilde van Engeland was toegedaan, heeft Albrecht in oktober 1358 hem uit zijn ambt ontslagen.
In zijn plaats werd Reinoud van Brederode aangesteld die daarna ook kanselier/rentmeester werd genoemd.
= BERAAD KABELJAUWEN - De afgezette baljuw Jan van Bloemenstein was er uitermate verbitterd over dat hij werd gepasseerd.
Hij verbond zich met andere edelen die evenmin konden verdragen dat het hoofd van de Hoeken naar verdiensten beloond werd, om te overleggen hoe de invloed van Brederode bij de ruwaard ondermijnd zou kunnen worden en wat men tegen REINOUD zou kunnen ondernemen. Zij besloten uiteindelijk hem te doden en het scheelde maar weinig of het had hem zijn leven gekost. De spion Jan de Lange, die in de toren in Beverwijk opgesloten zat, werd losgelaten en naar het kasteel in Santpoort gezonden om te trachten iets over REINOUD te weten te komen. Daar vernam de spion dat REINOUD over twee dagen naar Limmen zou gaan voor een bezoek aan de schout. Dit bericht bracht de Kabeljauwen op het plan hem onderweg te overvallen.
= REINOUD OP REIS NAAR ALKMAAR - Heer Dirk III van Brederode zond in oktober 1358 zijn zoon REINOUD met zijn dienaren op reis door Kennemerland naar Alkmaar met het doel het baljuwschap te aanvaarden. De Kabeljauwen hadden zich in het bos aan de duinrand nabij Noorddorp bij Castricum in een hinderlaag verborgen om REINOUD te doden als hij daar langs zou komen.
Hij was geheel onwetend van wat er tegen hem in het schild werd gevoerd, hoewel hij enige achterdocht gekregen zou kunnen hebben door de gesprekken die hij had gevoerd met de waardin in de herberg van Wynands in Noorddorp waar zijn gezelschap zichwat verfriste.
= OVERVAL DOOR DE KABELJAUWEN - Toen hij zich met klein gevolg op 2 november op weg begaf om daar in de omgeving op valkenjacht te gaan, sprongen de naar hem uitziende Kabeljauwen en ook die vanuit het dorp Castricum onder aanvoering van Jan van Bloemenstein van verschillende kanten tevoorschijn. Reinoud bemerkte dit en vermoedde wat er gaande was. Hij begreep dat hij niet tegen de overmacht bestand zou zijn, gaf zijn paard de sporen en vluchtte met losse toom in galop naar Castricum. De Kabeljauwen zetten de achtervolging in, maar konden hem niet inhalen en versloegen drie van zijn dienaren uit de achterhoede.
REINOUD vluchtte naar de kerk als een heilige plaats waar hij zich veilig waande. De Kabeljauwen kwamen intussen bij de kerk aan om REINOUD, die uitgeput en bewusteloos bij het altaar was neergevallen, te grijpen en te doden.
= REINOUD ONTZET - Dit was meer dan de Castricummers konden verdragen, want zij wilden niet dat de kerk als plaats van toevlucht door verraders ontheiligd zou worden.
Een aantal mannen snelde gewapend toe en tezamen met REINOUD en diens mannen vielen zij op de Kabeljauwen aan die in haastige vlucht uiteenstoven. Zij moesten van hun voornemen afzien en de zich dapper verwerende REINOUD.
Nauwelijks konden enige Kabeljauwen zich op het Huis van Wouter van Heemskerk in veiligheid brengen, de overigen vluchtten naar Delft waar zij de straffende hand van ruwaard Albrecht niet zouden ontgaan.
= ACTIE VAN HERTOG ALBRECHT - Zonder twijfel zal REINOUD aan hertog Albrecht verslag uitgebracht hebben over de actie van de Kabeljauwen. Hoewel zelf Kabeljauws gezind kon Albrecht een moordaanslag op één van zijn hoge dienaren niet toestaan en hij was er dan ook uitermate ontstemd over. Het bleek dat zich vele Kennemer edelen onder de daders bevonden wat voor hem aanleiding was hun kastelen te verwoesten en met de aan hen opgelegde hoge boetes zijn schatkist te vullen.
Albrecht gaf bevel het kasteel van Heemskerk te belegeren en Heer Wouter van Heemskerk, die een centrale plaats in het gebeuren had en aan de daders onderdak had geboden, gevangen te nemen wat de Hoeken uit Kennemerland onder aanvoering van Dirk van Polanen en Floris III van Adrichem maar al te graag deden. In het vroege voorjaar van 1359 liet hertog Albrecht nieuwe manschappen uit Kennemerland en West-Friesland naar Heemskerk komen ter versterking van de Hoekse belegeraars. Na een beleg van elf weken moesten de belegerden wegens gebrek aan voedsel en strijdmiddelen hun tegenstand opgeven. De overgave volgde met het verdrag van 24 maart 1359.
Wouter en zijn vrouw Margaretha van Haemstede moesten hun kasteel in Heemskerk verlaten, dat zij evenals hun bezittingen als straf moesten afstaan aan hertog Albrecht die het tot zijn persoonlijke beschikking aanhield. Wel mochten zij hun meubels en huisraad meenemen, maar o.a. geen proviand en zout.
Wouter van Heemskerk werd gedwongen verblijf te houden in Zierikzee totdat hertog Albrecht uitspraak over hem gedaan zou hebben hetgeen ongeveer een jaar later plaats vond. Wouter wilde in Zierikzee verblijven omdat hij daar in de nabijheid was van de familie van zijn vrouw.
Daarna sloeg de hertog op 1 april 1359 het beleg voor de stad Delft die na 10 weken in zijn handen viel en op zijn bevel werd ontmanteld.
Vete - Het incident bij Castricum gaf niet alleen de tegenstelling tussen Hoeken en Kabeljauwen aan, maar vooral ook de afstand tussen de geslachten Brederode en Heemskerk. Het valt op dat Brederode nimmer als grondbezitter vaste voet in Heemskerkverkregen heeft.
Ook van een huwelijk tussen leden van beide geslachten is nooit sprake geweest. De Kabeljauwse adel tilde zo zwaar aan het veroveren in 1426 van het kasteel Heemskerk door de Hoeken, dat nimmer een Kabeljauws edelman uit Heemskerk met een Brederode zou trouwen.
= WISSELING BALJUW - Van 1344 tot 1348 fungeerde Heer Dirk III van Brederode als baljuw van Kennemerland Hij werd opgevolgd door Hendrik van Heemskerk Gz. van 1348 tot 1351 waarna de Utrechtse edelman Jan van Bloemenstein baljuw was van 1351 tot 1352 en van 11 maart 1354 tot 1355 en vervolgens de Kabeljauw Gijsbrecht van Nijenrode ( 1396), wiens naam soms genoemd wordt in plaats van Jan van Bloemenstein, van 12 maart 1355 tot 18 november 1357. In het bewuste jaar 1358 waren beiden geen baljuw en evenmin voorgangers van REINOUD. Er kan derhalve inzake vervanging van één van hen door REINOUD geen sprake zijn. Zijn directe voorganger was Coenraad Cuser van Oosterwijk ( 1407) die in 1358 baljuw was, zij het voor minder dan een jaar lang.
Coenraad Cuser - Coenraad Cuser van Oosterwijk was een zoon van baljuw Willem de Cuser ( na 19 januari 1355 / Bastaardzoon van graaf Jan II van Avesnes/ 1304) en Ida van Oosterwijk.
Coenraad werd van Oosterwijk genoemd naar het gelijknamige stamslot van zijn moeder bij Heukelum in Zuid-Holland. Het geslacht Oosterwijk was door het huwelijk van Coen I van Oosterwijk met Mabelia van Wendelnesse (dochter van Boudewijn van Roon van Voorne) verwant aan het geslacht van Poelgeest.
Het slot Oosterwijk nabij Wijk aan Duin werd in 1366 door Jan I van Egmond ( 1369) aan Coenraad overgedragen. Hij vernoemde het naar zijn ouderlijk kasteel.
In later jaren werd het slot bewoond door het geslacht Van Foreest. Coenraad huwde Vrouwe Clementina Gerrit Boelendochter van Sloten/ 1402. Hij was baljuw van Amstelland, houtvester van Holland, kastelein van Teylingen en raad van hertog Albrecht.
Coenraad Cuser overleed in 1407. Zijn oudste zoon Willem Cuser was hertogelijk hofmeester en werd op 21 september 1392 tegelijk met Aleida van Poelgeest in Den Haag op het Buitenhof door de Hoeken vermoord.
Zijn vader Coenraad stichtte voor zijn zielerust in 1394 in Haarlem een armenhuis, medio 19e eeuw Coen Cuserhuis geheten en thans onder de naam Stichting Jeugdhulp Kennemerland de oudste instelling voor jeugdhulp in ons land.
Dat de opvolging van Coenraad Cuser als baljuw voortijdig door hertog Albrecht werd geregeld, hield geen verband met bijv. een niet goed functioneren van hem, want er was niets op hem aan te merken. Meestal werd een baljuw voor niet langer dan éénjaar benoemd ter voorkoming van te grote invloed op het plaatselijk bestuur.
Op 21 september 1358 en met enkele herhalingen op 29 september en 1 oktober gaf hertog Albrecht bevel aan alle raden, klerken en '... ambachtsluden ...' met bestuurs- en administratieve functies in het graafschap Holland, op dinsdag 2 oktober naarGeertruidenberg te komen voor de jaarlijkse afrekeningen en de periodieke benoemingen voor diverse functies.
Deze oproep was ditmaal ongeveer twee maanden vroeger dan de gebruikelijke afrekeningsdatum van 30 november omdat hertog Albrecht zich op 25 oktober op reis wilde begeven. Hij wilde eerst naar Zeeland gaan en daar enkele onregelmatigheden, ontstaan door een opstand onder leiding van Floris van Borselen van Maartensdijk ( 1368), in goede banen leiden. Vandaar wilde hij vertrekken naar een feestelijke samenkomst in de Heerlijkheid Enghien in Henegouwen, waarvoor hij o.a. de hertog van Brabant, Wenceclaus I van Luxemburg en diens vrouw hertogin Johanna van Brabant alsmede hertogin Maria van Brabant van Gelre had uitgenodigd.
Zo viel ook de normale baljuwwisseling voor het nieuwe aankomende dienstjaar ca. twee maanden eerder dan in andere jaren het geval was. Het kwam hertog Albrecht als een goede zaak voor, de tot dan toe dienst doende Kabeljauwsgezinde maar verder zeer getrouwe en bekwame baljuw Coenraad Cuser van Oosterwijk te doen opvolgen door iemand met Hoekse signatuur, waarvoor hij REINOUD aanwees. Zo werd ook de noord Hollandse rentmeester Clais de Hert op 15 oktober vervangen door de Hoekse Filips van Tetrode. De reden waarom Albrecht de voorkeur aan Hoeken gaf, lag daarin dat hij evenwicht wilde brengen tussen het Hoekse bestuur in het noorden tegenover de sterk Kabeljauwse invloed in het zuiden. Dit besluit lag in zijn lijn om de politieke rust in zijn graafschap zoveel mogelijk te bewaren en hij verwachtte in het geheel niet dat de benoeming van REINOUD tot baljuw zo hevig in het Kabeljauwse verkeerde keelgat zou schieten.
= REINOUD OP REIS NAAR ALKMAAR - Inmiddels had REINOUD, nog geen Heer of ridder, zich gereedgemaakt voor zijn nieuwe functie en begaf zich in opdracht van zijn vader Dirk III omstreeks 6 oktober 1358 met een aantal begeleiders op reis naar het slot Nijenburg nabij Alkmaar, dat als dienstwoning voor de baljuw fungeerde en waar hij het ambt van baljuw op 10 oktober van Cuser in feite zou overnemen.
De weg langs de binnenduinen was voor REINOUD niet anders dan het voorbijgaan van het dorp Castricum.
= OVERVAL DOOR DE KABELJAUWEN - In de directe nabijheid van het kasteel van Heer Wouter van Heemskerk (thans Marquette), die persoonlijk niet aan de overval heeft meegedaan, had een groep van ongeveer 30 Kabeljauwen zich in een hinderlaag genesteld met het doel de in hun ogen in het landsbestuur ingedrongen Hoekse Brederode onverhoeds te overvallen en ten minste gevangen te nemen, zo niet erger.
Hun opzet bedoelde niet het aanstoken van een opstand of iets dergelijks tegen de regering van Albrecht. Hun actie was een plotseling opvlammen van een familievete tussen het Kabeljauwse geslacht Heemskerk en het Hoekse geslacht Brederode, dat nu ineens het baljuwschap kreeg toegewezen dat vanaf 1348 in Kabeljauwse handen was.
REINOUD vermoedde vooraf niet wat men met hem in de zin had. Pas toen hij op 7 of 8 oktober bij Castricum aankwam, bespeurde hij onraad en zag het gevaar van de niets ontziende Kabeljauwen. Hij gaf zijn paard de sporen en met zijn reisgenoten vluchtte hij naar het dorp om daar bij inwoners of in de aan St. Pancras gewijde dorpskerk bescherming te zoeken. Waarschijnlijk is REINOUD niet in de kerk geweest, maar tot op het kerkhof waar binnen een bepaalde afstand van de kerkmuren dezelfde bescherming gold als in de kerk zelf.
Kerk als vrijplaats - Volgens het decreet 'Domus Immunitatis' uit 1059 van paus Nicolaus II ( 1061) mocht een vluchteling die in kerk of klooster bescherming had gezocht, daarin of binnen 30 schreden buiten vanaf de muren daarvan niet worden vervolgd of gevangengenomen. Bij kathedralen gold een afstand van 60 schreden.
De Kabeljauwse belagers drongen tot op het kerkterrein door, wat de woede van de dorpsbewoners opriep en hen terstond naar de kerk deed gaan om Reinoud bij te staan en te ontzetten. Helaas waren toen al drie mannen uit zijn achterhoede gedood Na dit intermezzo reisde hij door naar Alkmaar waar hij op 11 oktober 1358 zijn functie als baljuw (tot 5 november 1359) heeft aanvaard, hoewel hij met een wegens de overval opgelopen vertraging van 2 weken pas omstreeks 24 oktober zijn voorganger Coenraad Cuser afloste. Deze werkte Reinoud nog tot 20 december 1358 in en sloot zijn ambt af met de verklaring op verbeurte van lijf en goed dat hij geen deel had aan de overval bij Castricum.
= ACTIE VAN HERTOG ALBRECHT - De opzet van de Kabeljauwen was mislukt en hun actie vond plaatselijk noch in het algemeen enige bijval. Ook hertog Albrecht schonk er aanvankelijk weinig aandacht aan en ging voort met het voorbereiden van zijn reis naar Henegouwen. Vlak voor zijn vertrek vanuit Dordrecht op 25 oktober benoemde hij een viermanschap van twee Hoeken en de twee Kabeljauwen Willem van Egmond ( 1389) en Willem van Wateringen, die bij zijn afwezigheid '... tlant bevolen was te bewaren ...'.
In Zeeland was hij op 27 oktober in Zierikzee per heerkogge aangekomen vanwaar hij op 30 oktober opdracht gaf beslag te leggen op de goederen van Wouter van Heemskerk. Hij arriveerde op 3 november in Middelburg en gaf pas op 8 november opdracht deaanvallers van REINOUD gevangen te nemen. Het bericht van het gebeuren had hem tijdens zijn reis wel bereikt, maar hij zag nog geen aanleiding zijn reis te onderbreken, menende dat het een beperkt en plaatselijk voorval zou zijn. Hij gaf vanuit Middelburg nog een nadere opdracht naar Enghien en herhaalde zijn invitaties.
Na een paar dagen, nog in Middelburg zijnde, begreep Albrecht dat de zaken anders lagen, want in feite was een regerend ambtenaar aangevallen, wat hij zag als een niet te tolereren aantasting van zijn bestuur, vooral toen de daders onderdak kregenin het Heemskerkse kasteel en binnen de stadsmuren van Delft.
= ALBRECHT TERUG IN HOLLAND - Op 11 november onderbrak hij zijn voorgenomen reis. Hij had in Brussel van rood en groen laken voor zijn edelen '... caproene te feesten ... ' laten maken, maar op het bericht dat in Delft een opstand gaande was, schreef hij een volle heervaart uit en keerde op 14 november naar Holland terug. Op 17 november versterkte hij de bezetting van Nijenburg en Torenburg bij Alkmaar en gijzelde in Alkmaar en Haarlem enkele verdachten.
Nadat Albrecht op 18 november de feesten in Henegouwen definitief had afgezegd, was hij op 19 november in de haven van Schiedam en op 22 november in Haarlem. Met de ijlings nog vanuit Brussel ter heervaart opgeroepen strijdgroep was hij op 25 november in Alkmaar waar hij het wanbedrijf veroordeelde en snel berechtte.
= BELEG KASTEEL HEEMSKERK - Op 27 november vertrok Albrecht naar het kasteel, dat sinds 18 november door graaf Jan van Bloys belegerd was en waar een groep Kabeljauwse daders toevlucht had gezocht. De op 24 november begonnen belegering door manschappen uit Medemblik en Kennemerland onder Floris III van Adrichem en Dirk van Polanen die na 4 of 5 december het opperbevel had, bleek onverwacht moeizaam.
Op 4 en 5 december moest een extra volle heervaart naar Heemskerk worden uitgeschreven en twee maanden later werden versterkingingen aangevoerd.
REINOUD, die in december het opperbevel aan Dirk van Polanen overdroeg, heeft van 24 oktober 1358 tot 4 april 1359 met zijn manschappen deelgenomen aan het beleg van het kasteel, waarvoor ook een grote blijde en een evenhoge werden aangevoerd. Hijverscheen met o.a. 65 paarden en ruiters en met 6 mannen '... mit scutte ende mit donrebossen ...', want het buskruit was pas uitgevonden en direct als effectief wapen toegepast. Hertog Albrecht had opdracht gegeven '... dat sie hoer hande slaen souden aen allen der gheenre ghoet, die Reynoud van Brederode mijns heren balliu, jaechden op Kastrikemerzant ende die luden vanghen, daer si se ghecrighen conden ...'.
= BERECHTING - Inmiddels richtte hertog Albrecht zijn aandacht op de stad Delft, die niet alleen geweigerd had hem als ruwaard te huldigen, maar nu ook een aantal uit Castricum daarheen gevluchte ordeverstoorders herbergde. De stad Delft kende nl.het landpoorterschap, d.w.z. dat bewoners van het platteland als poorters erkend en beschermd werden met als tegenvoorwaarde dat zij de stad bij aanvallen zouden helpen verdedigen.
Het op 21 november door hertog Albrecht naar Den Haag ontboden gerecht riep Delft tot de orde en verstrekte op 7 december aan het stadsbestuur een namenlijst van uit te leveren verdachten. Na 4 dagen gaf Delft zich gewonnen en kwam Albrecht met zijn schoonzuster Machteld voor een bezoek van enkele uren in de stad aan. Hij eiste op 11 december 1358 uitlevering van verdachten en medeplichtigen.
Een aantal van deze werd uit de stad verbannen voorzover zij althans niet tot in Zeeland werden achtervolgd en gevangengezet. Ter afschrikking werden twee schuldigen voor de muren van het kasteel in Heemskerk en voor de muren van Delft '... ontlijft ...', alwaar dit lot ook aan Jacob de bastaard van Heemskerk als één van de hoofddaders ten deel viel. De straffen bestonden verder uit boetes, inbeslagnemen van goederen, sloop en verkoop van vast goed of uit andere min of meer zware condities.De lijst van verdachten, meest uit de onderlaag van de op zich weer lagere edelen of nazaten van edelen die de riddermatige status verloren hadden, telt ongeveer 30 namen van hen die '... het opzet maekten ende deden die ondaet ...' en er '... an rade ende an dade ...' hadden meegedaan.
De actie van hertog Albrecht tegen Delft eindigde met een verzoening van de hertog met de stad Delft. De namen van de vervangen baljuw Coenraad Cuser, Gijsbrecht van Nijenrode of Jan van Bloemenstein komen in dit stuk niet voor. Op dezelfde dag 11december 1358 bevestigde het stadsbestuur van Delft de verzoening.
Oorkonde van 11 december 1358 (fragment): - 'Aelbrecht,... dat wy van alsulcken toorn, evelen moet, en geschillen, als wy hebben gehadt op onse goede luden van Delf ..., en sonderlinge om dat somme luden van den geenen, die aen den velde waeren, daer Reynout van Brederode, onse Bailliu, gejaecht, en een deel syns geselschaps verslegen wart, in der stede van Delft onthouden hebben jegens onse wille, onse goede luden van Delf voorsz. soene genomen hebben, en met hen verdragen syn, ...
In den eersten soo sullen alle die ... an velde waren tot Castrikemmersant, daer Reynout gejaecht, ... uyt der Graefschap van Hollant varen. Des sal hem volgen ... etc".
Oorkonde van 11 december 1358 (fragment): - 'Wy Burgemeesteren, .. dat wy sulcke toorn ... op ons ... en sommen luden van den geenen, die an den velde waren, daer Reynout van Brederode, ons liefs Heeren Bailliu vrsz. gejaget werd ... mit onsen lieven Heeren voorsz. te zoene gecomen syn ... etc.'.
Heer Wouter van Heemskerk die zijn kasteel en/of bijgebouwen als toevluchtsoord en misschien ook wel als uitvalsbasis had laten gebruiken, werd eerst in Zierikzee nabij zijn familie in Haemstede in gevangenschap gezet. Hij werd schuldig geacht aanverzet en medewerking aan het gebeuren.
Reeds op 24 maart 1359 volgde zijn verzoening met hertog Albrecht omdat hij persoonlijk niet '... an den velde (was) toe de misdaedplaats vond ...' en werd hij in het bezit van zijn goederen hersteld. Het bezit is in 1380 door het kinderloos overlijden van Wouter van Heemskerk aan de grafelijkheid vervallen.
De betaling van een boete van 7000 schilden in termijnen vanaf 30 december 1360, die door hertog Albrecht aan Wouter van Heemskerk was opgelegd, werd door zijn vrouw Margaretha van Haemstede verzorgd omdat het Wouter niet mogelijk was dit persoonlijk in eigen huis te regelen. Nadat tenslotte allerlei zaken in der minne waren geschikt waren, werd Heer Wouter benoemd tot lid van de grafelijke raad van hertog Albrecht.
Behalve de onaangename gevolgen voor de daders door dood of straf en de bestraffende maatregelen tegenover Delft had de ondoordachte aanslag geen echt grote gevolgen in de sfeer van een beginnende opstandige beweging of een algemene herleving van sluimerende vijandelijkheden.
Uit het genoemde verzoeningsverdrag van 24 maart 1359 tussen Albrecht en Wouter deed de hertog blijken, dat hij de overval als een incidenteel gebeuren zag en als een plotseling oplaaiende tijdelijk vete tussen de twee rivalerende geslachten Heemskerk en Brederode. De betreffende oorkonde geeft een interessant beeld van een dergelijkt verzoening.
Oorkonde van 24 maart 1359: - 'Albrecht, etc. doen cond allen luden, dat wi van zulken toerne, ende evelen moede, alse wi ghehad hebben op Heren Wouter van Heemskerke, ende op sine ghesellen, die mit him op sinen huse leghen tot Hems- kerke, ende an den velde niet en waren, daer die ondaet ghesciede op Kasterkemmerzand, den selven Heren Wouter, ende sine ghesellen voorscreven ghenomen hebben tot onser zoenen, en de vriendscapen, ende in onsen biscerme, in voorwaerden, ende manieren, alse hier na ghescreven staet.
In den eersten, so sal ons Here Wouter zine brieve gheven, ende zweren die ghene nimmermeer te helpen, noch te starken in gheenre manieren, die an den velde waren op Kasterkemmerzand, vord so sel hi ghaen van den huse te Heemskerke, ende dat huus voirsz. ons over leveren in onser ghenaden, behouden him, ende sinen ghesellen, die niet op Kasterkemmerzand en waren, hoirs lyf, ende hore ghesonde, ende behouden Heren Wouter, ende sinen wive hore beyder Heerlicheyt, ende behouden sinen ghesellenhoirs goeds.
Ende vremde lude, van buten onser liefs broders lande gheboren, zullen overvede doen jeghens onsen lieven broder, sine lande, ende lude, noch jeghens immermere te done, ende daeren tenden veylich wter Graefscip van Holland te varen, in manieren, so wat dat Hair Wouter, ende sine ghesellen, die mit hi, opten huse leghen, misdaen moghen hebben, van den zaken van Kasterkemmerzand, ende van der besitte van den huse te Heemskerke rorende, sal Hair Wouter ons beteren voor him, ende voir sinen ghesellen bi ons, ende den steden, alse Dordrecht, Leyden, Haerlem, Amstelredam, ende bi gheliken luden van onsen Raden.
Ende dat huus tot Heemskerke sellen wi besetten mit luden, die Haer Wouters viande niet en zijn.
Ende Hair Wouter, ende zyn wyf zullen vrilic of voren van den huse, ende bihouden alle hoir tille goed, ende ymbodel, wytgheset provanci, ende sout, ende dat der were des huus toebehoord.
Voird sel Her Wouter, Bartholomeus Wterwyc, Wouter, Wissen zoon, Jan, Wissen zoon, Jonghe Gheryt, Claes zoon, Ysebrand, Fyen zoon, ende Jan, Rodinx zoon, varen in eenre steden, daer wise wisen zullen in Holland, jof in Zeland, daer onse ghevanghente wesen; maer si sullen ghaen op hoer zekerhede binnen, waer dat si willen.
Ende wi sullen onse zeghen feghen binnen jare, also verre, alse ons Here Wouter goede zekerheyt set, daer wi wel an ghebonden zyn onse seghen te houden, ende te voldoen.
Ende Here Wouter zal zweren, ende alle sinen ghesellen, datter en ghien man op ten huse en is van dien, die an den velde tot Kasterkemmerzande.
Ende daer mede sullen wi him gheloven, ende verdraghen, dat si an den velde tot Kasterkemmerzand niet en waren, ende sullen daer mede vrilic hoir goed ghebruken, gheliken anderen ontsculdeghen maghen.
Ende alle ponten voorscreven zullen wesen sonder alle arghelist.
In orcunde. Ghegheven in den Haghe, des Saterdaghes na Sinte Gheerden dach, in 't jaer LVII. Jussu Domini Ducis Aelberti, per Dominos Castellanum de Leyden, G. de Egmond, & G. de Heemstede (leden grafelijke raad)'.
Hertog Albrecht vermaande REINOUD, '... dat hi voerhoeden woude, dat ghien ongehestand en ghesciede om de zake van Kasterkemmerzand ...'.
Albrecht verwachtte dat '... te vreden (wapenstilstand) twischen den here van Brederode ende heren Wouter van Hemskerke ...'. de beide hoofden van de betrokken geslachten, zou uitlopen op een blijvende verzoening.
De wapenstilstand is enige malen verlengd, het laatst op 2 september 1362. Van enige langdurige verzoening kwam niets terecht want in 1426 zijn beider kastelen door elkaars aanhangers verwoest.
De veelal aan het bovenstaande gebeuren gekoppelde overval door de Kabeljauwen op de gevangenis in Den Haag en het loslaten daaruit van enkele door hertog Albrecht gevangengezette Delftenaren vond plaats in het voorjaar 1460 en staat in principe los van 'de ondaet'.
Toen op 1 april 1359 de opstandige stad Delft na tien weken beleg zich aan hertog Albrecht gewonnen moest geven, eiste hij dat '... duizend burgers, barrevoets en blootshoofds ... en vijfhonderd vrouwen, met hangende haren en blootshoofds en in haar beste kleding, om lijfsgenade voor zich en voor haar mannen zouden smeken, maar van deze genade waren zij uitgesloten die zich aan het feit te Castricum hadden schuldig gemaakt ...'.
Op 11 mei 1359 beloofde hertog Albrecht aan zijn neef Jan van Bloys, Heer van Schoonhoven en van der Goude, hem de onkosten te zullen vergoeden die hij gemaakt had bij het beleg van Delft. Als lid van de grafelijke raad was Heer Dirk III van Brederode mede getuige bij deze transactie.
Dat het gebeuren bij Castricum diep in allerlei zaken doorwerkte, toont het verzoeningsverdrag van 6 juni 1359 tussen hertog Albrecht en de burgers Gerrit en zijn zoon Baertout van Torenburch uit Delft.
De verzoening betrof wederrechtelijke daden van Gerrit jegens hertog Albrecht en zijn broer graaf Willem V, maar de verzoening zou voor nietig verklaard worden indien alsnog zou blijken dat Gerrit op enigerlei wijze betrokken was bij de gebeurtenissen bij Castricum.
Oorkonde van 6 juni 1359 (fragment): - '... Ende daer mede soude Gherit voirsz. ende Bartout, zyn soen, mit onsen lieven broder, ende mit ons versoent wesen, het en ware, of yemant, die op Casterkemmerzant gheweest hadde, daer Reynoud, onse Baliu,ghejaecht wort, ontlivet worde, ende Bartout voirsz. bedroghe voir wittachtighe lude, die Bartouts vyande niet en waren, ..., dat hi mede an den velde gheweest hadde, dat souden wi rechten an zyn lyf. ...'.
Op 12 november 1359 verkocht hertog Albrecht enkele percelen land bij Akersloot aan Heer Dirk III van Brederode.
REINOUD wordt in deze acte Heer van Brederode genoemd hoewel hij dit nog niet was, want zijn vader Dirk III overleed pas in 1377. Het zal erop duiden dat hij door zijn vader gemachtigd was in bepaalde zaken namens hem op te treden. Hij kan in 1359ongeveer 22 jaar oud geweest zijn.
Genoemd land bij Akersloot was eigendom geweest van genoemde Bartout van Torenburch uit Delft. Het was verbeurdverklaard wegens diens betrokkenheid bij de aanslag op REINOUD in 1358 bij Castricum.
Bartout ontliep zijn lijfstraf door het graafschap uit te vluchten. De acte is mede door Dirk III van Brederode als grafelijk raadslid ondertekend.
Oorkonde van 12 november 1359 (fragment): - '... Aelbrecht ... dat wi vercoft hebben onsen lieven, ende ghetrouwen, den here van Brederode, achte gheerse ende een half, lighende in Akersloet bi Claes Horne, elc ghers om XII. Bruxe scilde. Item anderhalf ghers, lighende in den Hem tot Akersloit, tghers om X. Bruxe scilde. . . . Iten Il.gheerse, lighende in den Mere (Wijkermeer), tghers om X.Bruxe scilde, daer di somme te zamen of biloept een ende dartich Bruxe scilde (130 gouden Brusselse ofkoningsschilden), die hi ons vol, ende al bitaelt heeft bi Reynouds hand van Bredenrode, ons Bayluiws van Kenemerland, ende van Vriesland ...
Welc land ... Bertouds van Torenburch was, ... ende in (aan) ons ghecomen is, overmids der groter ondaet, die ghedaen wort op Reynoude van Brederode, onsen Bayliu voirsz. op Kastrichemmersand, daer hi (Bertout) an rade, ende an dade mede gheweest heeft, ...
... etc. etc.'
Verzoeningsverdragen werden ook gesloten met enkele andere burgers zoals op 28 september 1361 met Willem van Delft en Claes Jacobsz. zoon.
Op 13 maart 1362 vond tussen hertog Albrecht en een aantal edelen, waarbij Dirk III van Brederode en knape REINOUD een algemene verzoening en kwijtschelding van alle mogelijk nog bestaande geschillen plaats.
Hierbij werd derhalve mede aan Reinoud volledige décharge verleend van alle mogelijk nog latent aanwezige ook kleinere onduidelijkheden in de verhouding jegens de landsheer hertog Albrecht.
= JAN VAN BLOEMENSTEIN - Tenslotte zij nog geconstateerd dat het verhaal betreffende Jan van Bloemenstein, die de toeverlaat was van gravin Mathilde van Lancaster, de vrouw van graaf Willem V, pas een halve eeuw na het gebeuren bij Castricum is ontstaan of verzonnen.
= GEDICHT - Het incident bij Castricum is door W.J. Hofdijk (1816-1888) verwerkt in zijn romantisch gedicht De Stalboef. Hierin gaat REINOUD tijdens zijn reis naar Alkmaar bij Castricum op de valkenjacht en verschanst zich na zijn vlucht voor de Kabeljauwen met zijn gezin in de kerk met banken en schutbalken.
Hofdijk ontleende zijn stof aan Het Zegenpralent Kennemerlant. (de stalknecht van Reinoud)
a / 'Heer Reynout klom ten toren op,
En zag van alle zij
De Castricummers aangespoed,
En riep met drift en stouten moed:
'Dien wakkren dorpers by!'
b / Zy stormden op 't verraadlijk rot
Der Cabiljaauwen neer;
Zy joegen 't tot den hoogen dam
Van Heemskerc na, en Reynout kwam
Als overwinnaar weer.
c / Hy vond er Vrouw Joanna toen,
Het oog van weenen rood.
Zy lag er over 't lijk" gebukt; (" de stalknecht)
Zy had zijne oogen toegedrukt -
Hy stierf een zoete dood!'.
= BALJUWSCHAP - Het baljuwschap van REINOUD, dat volgens gebruik niet langer dan een jaar geduurd heeft, nl. van 11 oktober 1358 tot 5 november 1359 en waarover hij op 5 november 1359 werd afgehoord, is met uitzondering van de aanslag in oktober 1358 verder zonder bijzondere gebeurtenissen verlopen.
Het bij deze aanslag genoemde afhoren van de jaarrekening tegenover hertog Albrecht is in 1446 vervangen door de verantwoording tegenover de in dit jaar door Filips van Bourgondië ingestelde rekenkamers.
Op 28 april en 7 december 1359 werd aan REINOUD door hertog Albrecht van Beieren, ruwaard over Holland en Zeeland, toegezegd dat deze hem als baljuw van Kennemerland en Friesland door hem gemaakte kosten zal vergoeden die waren ontstaan uit het borg staan van hem in bepaalde zaken.
f.2 Hulp aan Gelre /1372-1379 REINOUD, die bij het leven van zijn vader graaf van Gennep was geworden, trad in 1372 op als bemiddelaar bij het huwelijk op 14 februari 1372 van hertogin Machteld van Gelre, dochter van hertog Reinoud II van Gelre (1343), met graaf Jan van Bloys van Avesnes en Castillion.
Na het overlijden in 1371 van Reinoud III van Gelre kwam de kinderloze Machteld van Gelre, sinds 1368 weduwe van graaf Johan van Kleef, in haar erfstrijd gedurende enkele jaren met een leger te hulp tegen hertog Willem II van Gulik, die met haar zuster Maria van Gelre gehuwd was en een zoon had.
Gezien zijn veldheerskwaliteiten werd aan REINOUD in 1372 namens graaf Jan van Bloys grotendeels het beleid van de oorlog opgedragen.
= ERFSTRIJD IN GELRE - Na de dood in 1371 van hertog Reinoud III van Gelre ontstond een erfstrijd tussen zijn zusters Machteld en Maria die uiteindelijk met het verdrag van 1379 ten gunste van Maria en haar man hertog Willem II van Gulik werd beslist. Om de erfrechten aan de oudste dochter Machteld te doen toevallen, werd voor haar een derde huwelijk bewerkstelligd met de oude, vermogende en invloedrijke graaf Jan van Bloys, wiens bezit buiten zijn goederen in Henegouwen vrijwel een derde deel van Holland en Zeeland uitmaakte.
Aan het totstandkomen van dit huwelijk op 14 februari 1372 hadden REINOUD en bisschop Arnoud II van Utrecht ( 1389) als hoofden van Machtelds aanhang een groot aandeel. Het was de bedoeling van de Heekerensgroep aan de zijde van Machteld een tegenwicht te vormen tegen Willem II van Gulik, die exponent was van de Bronkhorsten.
De jongste dochter Elisabeth was abdis van het klooster Grevendaal bij Kleef.
= GENNEP - Als graaf van Gennep was REINOUD door de ligging van het graafschap Gennep tussen Gelre en Gulik nauw betrokken bij de verwikkelingen tussen deze gebieden. Bovendien was hij via zijn moeder Beatrix van Valkenburg achterkleinzoon van Philippe van Gelre, zuster van hertog Reinoud I van Gelre ( 1326).
- 8 juni 1373 - Ridder Philips van Heteren belooft niets vijandelijks te zullen ondernemen tegen een aantal gezaghebbenden in Utrecht, Gelre en Limburg, nl. de bisschop van Utrecht, de hertog van Gelre, de graaf van Bloys en Zutphen, de graven vander Mark, Kleef en Berg, Walram van Valkenburg en Born, de Heer van Voorst en Keppel alsmede REINOUD als Heer van Gennep.
= ACTIE TEGEN GULIK / 1372 - Het oostelijk deel van Gelderland en het land van Kleef waren vrijwel geheel op de hand van hertog Willem II van Gulik die daarnaast ook het overige deel van Gelre onder zijn gezag wilde brengen. Rooms-Duits keizer Karel IV ( 1378) als hoogste gezagsdrager gunde hem dit niet omdat Willem II sinds 1371 hertog Wenceclaus I van Brabant, broer van de keizer, in gevangenschap hield.
Keizer Karel IV dreigde de rijksban over Willem II van Gulik uit te spreken en toog in 1372, vergezeld door de keizerin en een schitterende stoet van talrijke geestelijke en wereldlijke rijksgroten naar Aken. Een Brabants leger stond gereed om zo nodig de Maas over te steken en tezamen met hem het land van Gulik binnen te vallen.
Inmiddels was een delegatie met gevolg naar Aken gereisd, waarbij de bisschoppen van Keulen, Mainz, Luik en Utrecht (Jan IV van Arkel/ 1378), REINOUD, graaf Jan van Bloys en de Heren van Putten, Montfoort en Voorst en andere edelen om zo mogelijk de belening van het hertogdom Gelre aan Willem II van Gulik te voorkomen.
Hun actie was zonder resultaat want door tussenkomst van onder meer genoemde bisschoppen en hertog Albrecht van Beieren werd Wenceclaus I uiteindelijk in vrijheid gesteld en het hertogdom Gelre aan hertog Willem II van Gulik als erkend wettige erfgenaam toegewezen.
= VELDTOCHTEN - Na de huwelijksvoltrekking in 1372 te Arnhem van Jan van Bloys met Machteld van Gelre waarbij zij zich hertog en hertogin van Gelre noemden, werd een grote krijgsmacht op de been gebracht om de Gelderse steden en gewesten aan hun gezag te onderwerpen. De strijd waarbij REINOUD optrad als hoofdaanvoerder en plaatsvervanger van de oudere naar Holland vertrokken graaf Jan van Bloys bepaalde zich in hoofdzaak tot de Veluwe en de Betuwe. Ondanks veel strijd bleek, dat voor beide partijen geen blijvend resultaat te behalen zou zijn. Op 18 november 1372 werd een verzoenende wapenstilstand overeengekomen die een jaar later met een verdrag werd bevestigd.
= INNAME VAN TIEL - Tijdens de veldtochten namen de Bronkhorsten als tegenpartij onder hertog Willem II van Gulik in juni 1372 bij verrassing Arnhem en Wageningen in. Omdat Machteld van Gelre zich nu niet in Arnhem kon vestigen, wilde zij uitwijken naar Tiel. Zonder verwijl ging haar rivaal Willem II van Gulik over tot een tegenaanval en wist op 7 september de stad in zijn bezit te krijgen. Hij werd evenwel reeds de volgende dag verjaagd door de benden van Machteld onder bevel van REINOUD die door hulp van strijdgroepen uit Utrecht waren versterkt. Willem II keerde met een aantal krijgsgevangenen terug naar Arnhem. REINOUD maakte de stad '... met buytenwerke en doorsnijdinge van den dijk beneede de voorstad Zandwijk houwbaer...'.
= STRIJD OM HEUSDEN - Bij de afstand in 1357 van de Heerlijkheid Heusden door de drost Bernard van Borneval van Brabant aan Holland waren de begrenzingen ervan onduidelijk vastgelegd. De Hollanders beschouwden de dorpen Vlijmen en Engelen tot het g
ebied van de Heerlijkheid Heusden, terwijl Brabant beweerde dat deze dorpen tot de Meijerij van Den Bosch behoorden.
Gewapende acties en strooptochten waren in 1372 daarvan het gevolg. Het dorp Onzenoord werd door de Brabanders in brand gestoken en in Zeeland werden de goederen van Brabant door de gebroeders Nicolaes ( voor 1410) en Filips van Borselen van Cortgene extra belast. Het verbranden van een huis door de Brabanders werd door REINOUD beantwoord met een inval in de Meijerij van Den Bosch en het plunderen en verbranden van huizen in St. Oedenrode en omgeving. Op hun beurt deden de Bosschenaren de omstreden dorpen Vlijmen en Engelen liever in rook opgaan dan deze aan Holland over te geven.
Ook hertog Wenceclaus I van Brabant bemoeide zich er mee. Hij liet zelfs tot aan de Brabants-Henegouwse grens het gebied van Valenpont afstropen en legde beslag op de Hollandse bezittingen in Leuven.
Op 19 augustus 1374 werd tenslotte te Geertruidenberg een scheidsgerecht ingesteld van 5 afgevaardigden uit Holland en Brabant onder leiding van Jan II van Polanen. Op 18 oktober 1374 werden met het verdrag van Breda als slotoordeel de twisten beëindigd, waarbij de grens van Holland met Brabant tussen Engelen en Cromvoirt werd vastgesteld en de dorpen Vlijmen en Engelen aan het Land van Heusden kwamen.
Reinoud moest voor het verbranden van St. Oedenrode vergiffenis vragen aan de hertog en hertogin van Brabant en hen twee weken lang ten krijg dienen met 4 van zijn ruiters en hun helpers.
Oorkonde van 18 oktober 1374 (fragment): - '... Item verklaeren wy van den smaetheyt, die den Heere van Geneppe (= REINOUD) myn Heere den Hertoghe, ende mynder Vrouwen, ... dede aen den brande tot S.Oenrode, dat die Heere van Geneppe sal tot myne Vrouwe, der Hertoginne voorschreven, kommen, ... ende selen haer ootmoedelycken bidden, dat hy hem, ende syn hulperen vergeven wille die misdaet, die sy teghen haer ghedaen moghen hebben om des brant wille voorschreven, ende sal daer in-ryden met hem vierde van Ridderen van synen gheslachte gevanghen tot mynre Vrouwen ghenaeden in den borch ter Vueren, oft tot Genappen, in beternisse mynre Vrouwen hier af te doen, ende en sal (v)uyter borcht, daer hem Me-Vrouwe heeft doen inne-ryden, niet scheyden sonder mynder Vrouwen wille.
Vervolgens diende het hertogdom Brabant jaarlijks 200 oude gouden schilden aan hertog Albrecht van Beieren af te dragen als vergoeding voor het behouden door Brabant van een gedeelte in het grensgebied van de Heerlijkheid Heusden.
= STRIJD OP DE VELUWE - In mei 1377 ondernam een legergroep onder bevel van REINOUD vanuit Wageningen een aanval op de stad Arnhem die weigerde zich onder het gezag van Gelre te stellen. Deze aanval had geen blijvend succes. Dit was in tegenstelling tot een eerdere aanval in mei 1376 op de heide bij Oosterbeek op de Veluwe, waarbij REINOUD met een grote strijdmacht de overwinning op de Bronkhorsten had bevochten.
Een aantal edelen waaronder ridder jonker Hendrik van Homoet van Borculo werd gevangengenomen en een rijke buit kon worden binnengehaald.
Op 5 juli 1374 maakte ridder Hendrik van Homoet bekend dat hertog Albrecht hem het kasteleinschap had opgedragen van het Huis Ter Horst bij Rhenen (tot 1456 de residentie van de bisschoppen van Utrecht).
= VREDESVERDRAG 1376/1377 - Na enkele kleinere strubbelingen volgde op 2 november 1376 opnieuw een verdrag van verzoening waarbij een aantal Hekerensgezinde edelen en ridders met graaf REINOUD van Gennep als eerstgenoemde, trouw toezegde aan graafJan van Bloys en zijn vrouw hertogin Machteld van Gelre tegenover de tegenpartij Willem II van Gulik die nog steeds Arnhem bezet hield. In dit verdrag wordt REINOUD door hertogin Machteld '... haar geliefde raadsman en vriend ...' genoemd. Een jaar later bij de Landvrede van 6 januari 1377 tussen ca. 300 Bronkhorst- en Hekerensgezinden werd dit van zegels voorziene verzoeningsverdrag voor een langere duur van 6 jaren bevestigd met veel uitvoerende maatregelen. Men beloofde openbaar geweld na te laten, veiligheid aan ieder te waarborgen en een vrij verkeer te verzekeren.
= HUWELIJK WILLEM ll VAN GULIK - Op 7 april 1377 werd besloten tot een huwelijk van de 14 jarige Willem II van Gulik met Vrouwe Catharina van Beieren ( 1400), oudste dochter van hertog Albrecht van Beieren.
Zij was (maagdelijke) weduwe van de in 1371 gesneuvelde hertog Eduard van Gelre, een broer van hertog Reinoud III van Gelre. Dit huwelijk behoefde pauselijke dispensatie wegens te nauwe bloedverwantschap. Er werden veel huwelijkse voorwaarden aan verbonden, gewaarborgd door edelen en steden van Holland, waarbij o.a. Jan van Bloys en REINOUD, die als graaf van Gennep het verdrag met naam en zegel bevestigde.
Willem I ontving bij zijn huwelijk op 29 november 1377 uit handen van keizer Karel IV zelf de hertogelijke waardigheden. Twee jaar later vond op 18 september 1379 in Geertruidenberg de feitelijke huwelijkssluiting plaats, na de sluiting van het zoenverdrag op 24 maart van dit jaar.
= BELEGERING VAN KASTEEL GENNEP - Na een rustperiode in de jaren 1377 en 1378, waarschijnlijk om zijn geldelijke zaken op orde te stellen, trok REINOUD in oktober 1378 weer ten strijde en deed vanuit zijn kasteel in Gennep uitvallen naar Gelders grondgebied. Het toenemend aanzien van REINOUD ten koste van het land van Gelre was voor hertog Willem II van Gulik en diens zoon Willem I van Gulik en Gelre een onverteerbare zaak.
Met een grote strijdmacht toog hertog Willem II van Gulik met zijn nog jonge zoon Willem I in najaar 1378 langs de Maas naar Gennep en sloeg in oktober het beleg om de stad en het door zijn bouw en ligging aan de Maas sterke kasteel in Gennep waarREINOUD zetelde.
Het opperbevel van de Gulikse strijdmacht was toevertrouwd aan Herman III van Gemen ( 1424, 2e zoon van Heer Johann I von Gemen und Mörmter/ voor 1369 die gehuwd was met Catharina van Bronkhorst/ na 1420) die als blijk hiervan de wimpel voerde. Kennelijk was Herman III geen ridder en werd desondanks hem als aanvoerder toegestaan ter herkenning de driehoekige riddervaan te voeren. De belegering was vrij langdurig omdat de stad dappere tegenstand bood. Uit Westfalen en omgeving wist de met REINOUD bevriende Heer Wouter van Voorst in aller ijl een ontzettingsleger bijeen te brengen met manschappen uit Westfalen, Kleef, Mark en elders. Hij trok hiermee de Rijn over en bracht dit in de nabijheid van het dorp Hönnepel nabij Kalkar aan de Rijn, zuidoost van Kleef, in stelling om van daaruit naar Gennep op te trekken.
Dit vernemende, braken de beide met hun leger voor Gennep liggende Gulikse hertogen in de nacht van 19 oktober 1378 heimelijk het beleg van Gennep op en vertrokken naar Hönnepel. Daar stormden zij met geschreeuw en trompetgeschal op het niets vermoedende leger bij Kleef aan, dat na felle strijd werd verslagen en op de vlucht gejaagd.
De bezetting van het kasteel onder aanvoering van REINOUD, door graaf Jan van Bloys 'oppervriend' genoemd, moest zich na hevige tegenstand overgeven aan de Gulikse belegeraars. De bevelhebber Heer Wouter van Voorst werd gevangengenomen. Het grote kasteel had bij de drie weken durende belegering geen ernstige schade opgelopen.
Deze overwinning was voor Willem II van Gulik aanleiding om zijn 15-jarige veel belovende zoon Willem I de ridderslag te geven. Beide hertogen trokken hierna gezamenlijk met hun legers zegevierend door noordelijk Gelderland.
= EINDE VAN DE TWISTEN - Op 24 maart 1379 gaf hertogin Vrouwe Machteld van Gelre haar tegenstand op en deed zij tezamen met de oude graaf Jan van Bloys afstand van al haar rechten op Gelre en Zutphen. Alleen de steden Zaltbommel en Wageningen bleven in haar bezit. Onder beding van vruchtgebruik inzake de tol bij Lobith en een jaarrente van 33.000 gouden schilden trok zij zich terug, het hertogdom Gelre aan haar rivaal Willem I van Gulik en Gelre overlatende die na al het wapengekletter een goed en vriendelijk bestuurder bleek te zijn.
In het zoenverdrag, dat na 30 jaren voortdurende strijd gesloten werd tussen graaf Jan van Bloys en zijn vrouw hertogin Machteld van Gelre enerzijds en Willem II van Gulik en zijn vrouw Maria van Gelre met hun zoon Willem I anderzijds, waren mede '... heren Reynolt, here van Brederade ende van Ghenp...' als goede vriend alsmede zijn jongere broer Willem van Brederode ( 1389) begrepen. REINOUD werd door hertog Willem I van Gulik en Gelre, graaf van Zutphen zijn 'lieven Neve' genoemd. Hertogin Machteld van Gelre is kinderloos in 1384 in Huissen gestorven.
= GELDZAKEN - De veldtochten hadden aan REINOUD veel geld gekost. Totaal had hij aan Vrouwe Machteld van Gelre het grote bedrag van 107.000 gouden schilden voorgeschoten. Op 25 mei 1377 rekende Machteld voor een deel met REINOUD af ter betaling van zijn vanaf 1371 voorgeschoten oorlogskosten. Voor een restbedrag van 10.000 schilden ontving REINOUD als pand enkele kastelen, tollen, ambten en renten in Lobith en Tiel, in de Neder-Betuwe en op de Veluwe. Omdat REINOUD tenslotte aan het eind van zijn reserves gekomen zal zijn, is hij rond 1377 weinig actief geweest.
Op 25 maart 1379 wees hertogin Machteld van Gelre aan REINOUD 3000? oude gouden schilden toe die zij zou betalen uit haar aandeel in de schatting. Dit werd op 23 april 1379 door hertog Willem I van Gulik en Gelre bevestigd.
Op 23 april 1379 bevestigde hertog Willem I van Gulik en Gelre aan REINOUD eveneens een schuldvordering van 15.000 oude gouden schilden. Op 24 juli 1379 bevestigde Machteld van Gelre met een derde schuldbrief een schuld van 33.000 oude schilden aan haar 'lyeven neve' REINOUD.
= BELEG VAN GENNEP - Het zoenverdrag van 1379 kon niet verhoeden dat in 1384 opnieuw strijd ontstond tussen hertog Willem I van Gulik en Gelre en Heer REINOUD van Brederode en Gennep.
In het najaar van 1384 sloeg hertog Willem I het beleg voor Gennep, waarbij hij militaire steun ondervond van enkele Gelderse steden, in het bijzonder van Arnhem vanwaar hij 'wapentures' ontving.
Na een half jaar besloten de strijdende partijen tot verzoening, die in juni 1385 tot stand kwam in tegenwoordigheid van de schepenen van Nijmegen, Roermond, Zutphen en Arnhem.
Op 7 juni 1385 deden de ridders Reinoud II van Valkenburg ( 1396), Willem van Abcoude ( 1407) en Arnold van Heumen van Ammerzoden in Nijmegen uitspraak in de lopende geschillen tussen hertog Willem I van Gulik en Gelre en zijn vader Willem II van Gulik met hun helpers enerzijds en REINOUD met zijn helpers anderzijds.
f.3 Aanslag in Leiden - Jan van Leiden stelt dit voorval in het huis van Dirk van Swieten ten onrechte in het jaar 1381 op naam van REINOUD.
f.4 Strijd tussen Vianen en Gorkum - Bij het verslag over REINOUD voegt Jan van Leiden in zijn kroniek een hoofdstuk toe over de strijd in 1387 tussen de Hoekse Heren van Vianen en de Kabeljauwse Heren van Arkel uit Gorkum. Het is één van de vele episoden uit de tijd van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, meestal klein beginnend met een op zich niet belangrijk voorval en daarna escalerend tot dood en verderf.
Ook in het land van Vianen deden zich tussen 1380 en 1390 vele strubbelingen voor. Jan van Leiden zal de vermelding van de gebeurtenissen uit 1388 passend hebben gevonden als voorgeschiedenis van de komst van de Brederodes naar Vianen door het huwelijk in 1414 van Walraven I van Brederode met Johanna van Vianen ( 1418).
Bisschop Reinoud van Vianen - Door de huwelijken van Hendrik II van Vianen ( 1417) in 1373 met erfdochter Heilwich van Herlaer ( 1408) en van Jan van Vianen van Noordeloos ( 1441) met Johanna van Herlaer bereikte het Land van Vianen de omvang van een miniatuurstaat.
Hun resp. vader en oom de gebroeders Gijsbrecht I ( 1391) en Reinoud van Vianen (verm. 1380) hadden relaties met de pauselijke curie in Avignon. Zij hoopten op vermeer-dering van hun bezit en status en lieten niet na hun wensen aan de paus kenbaarte maken. Het was de tijd van de kerke¬lijke scheuring met twee pausen in Rome en in Avignon.
In 1378 leken de Heren van Vianen op het toppunt van hun macht te staan. In dit jaar werd Reinoud van Vianen, reeds deken van St.Jan in Utrecht, door tegenpaus in Avignon Clemens VII ( 1394) benoemd tot bisschop van Utrecht. Deze plaats was niet vacant zodat Reinoud de status van postulaat verkreeg.
Met geweld trachtten Reinoud met Gijsbrecht I en hun aanhangers de weg naar de toegezegde bisschopszetel vrij te maken, maar de tegenstand van de hen niet welgezinde bevolking belette hem dat. De Rome-gezinde aanhang met paus Urbanus VI ( 1389) was sterker dan die van Avignon.
Deze gang van zaken verontrustte de onder Rome staande bisschop Floris van Wevelinckhoven ( 1393).
Hij keerde in 1380 uit zijn verblijf in het Oversticht terug, waarna hij het beleg sloeg voor het kasteel Goye bij Houten en dat veroverde. In Jutphaas volgde hierna verzoening met de gebroeders Gijsbrecht I en Reinoud, die Urbanus VI als hun pausen Floris als hun bisschop dienden te erkennen.
Reinoud moest aan bisschop Floris vergeving vragen voor zijn opstandige houding.
Gijsbrecht I stond in 1385 nog onder de kerkelijke ban, van Reinoud is verder niets bekend.
Vianen en Arkel - De grote tegenstanders van de heren van Vianen waren de Heren van Arkel uit Gorkum.
Heer Otto van Arkel ( 1396) wist door het poneren van een door Rome gesteunde tegenbisschop in 1380 de zich aandienende candidaat Reinoud van Vianen te verdrijven. Hiermee was de rivaliteit tot een gewapende vete geworden.
Vanuit het nabij Vianen gelegen en in bezit van Arkel zijnde kasteel Hagestein werden de boeren en het land van Vianen op alle mogelijke wijzen door Jan V van Arkel ( 1428), zoon van Otto, getiranniseerd.
Voorts was het Vianen een ergernis dat sinds 1330 de tiende van Vianen als belasting aan Arkel toekwam.
Jan V van Arkel bouwde zijn kasteel Hagestein uit tot een geducht complex om Vianen naar de kroon te steken.
Het conclict werd verscherpt toen wapenknechten uit Hagestein de proost doodden van St.Marie in Utrecht.
In de Arkelse oorlog van 1402-1417 werd het kasteel Hagestein in 12.1405 door een Hollands leger ingenomen en verwoest.
= CONFLICT BIJ MEERKERK - Op 30 april 1387 ontstond bij Meerkerk een gewone ruzie tussen enkele inwoners daarvan en vier van de markt in Utrecht naar Gorkum terugkerende kooplieden, die evenwel zo hoog opliep dat twee van de Gorkummers er het leven bij lieten.
In een herberg in Vianen waren de kooplieden in gesprek geraakt met een boer uit Meerkerk die hen op hun verzoek toestond op zijn boerenerf
|