Aantekeningen |
- . = INLEIDING - In 1967 werd in de dorpskerk in oud-Velsen op de plaats van de voormalige Brederode-kap
en dubbele anonieme grafzerk aangetroffen. Aangenomen werd dat de steen het graf gedekt zou kunnen hebben van WILLEM van Brederode en zijn vrouw Elsebee van Kleef.
Nader onderzoek van de levensloop van Elsebee en van haar tweede huwelijk in Duitsland heeft evenwel aangetoond dat deze veronderstelling niet juist kan zijn. In verband hiermee en ook om andere redenen is in dit hoofdstuk ruim aandacht gegeven aan Elsebee als weduwe en aan haar tweede echtgenoot. Van beiden is hun levensloop nog niet in de Nederlandse literatuur beschreven. Bij Willem van Brederode, 2e Heer van Brederode is een verslag opgenomen van een recent onderzoek van de grafzerk meteen beredeneerde sluitende determinatie van de anonieme steen.
NB Om verwarring te voorkomen, wordt in het navolgende voor de vrouw van WILLEM steeds de naam Elsebee gebruikt, ook wanneer de bronnen de naam Elisabeth vermelden, zulks met uitzondering van citaten. Het schijnt dat Elsebee haar doopnaam aanduidten Elisabeth haar Hollandse naamaanduiding is.
a HUWELIJK met Elsebee van Kleef / ca.1306 - WILLEM huwde vóór 14 december 1311 met Elsebee van Kleef, dochter van Graaf Dirk Loef II van Kleef en Hülchrath, heer van Tomberg en Kervenheim, en Vrouwe Elisabeth/Lise van Kessel en Virneburg / Grevenbroich.
Omdat WILLEM overleed bij het leven van zijn vader Dirk II van Brederode werd hij geen Heer van Brederode. WILLEM was een vermaard ridder.
Land van Kleef - Hülchrath ligt 6 km zuid van Neuss aan de Rijn tegenover Düsseldorf.
Tomberg ligt 20 km zuidwest van Bonn, Kervenheim 12 km zuidwest van Xanten, Kessel 8 km zuidwest van Kleef, Grevenbroich 15 km zuidwest van Düsseldorf, Virneburg 35 km westelijk van Koblenz.
= GEBOORTEJAAR en HUWELIJKSJAAR van WILLEM - Op 14 december 1311 wordt aan WILLEM en zijn vrouw Elsebee van Kleef een huwelijksgift toegekend door haar broer Dirk Loef III van Kleef. Het is onjuist uit deze vermelding te besluiten dat bedoeld huwelijk ook in of kort vóór 1311 is gesloten. De gift werd gedaan in hetzelfde jaar 1311 waarin haar vader Dirk Loef II overleed.
Diens erfenis-zaken werden verzorgd door zijn zoon, genoemde zwager en broer Dirk Loef III. Behalve het erfdeel aan zijn broer Sigfried Loef van Kleef ( 1340/42) op 21 mei 1311 regelde Dirk Loef III op 14 december 1311 de huwelijksgift aan WILLEM en Elsebee.
De graven Loef van Kleef verkeerden voortdurend in hevige geldnood en Dirk Loef III zal het openvallen van de erfenis van zijn vader gebruikt hebben voor het uitkeren van een reeds enige jaren geleden toegezegde, maar nog niet uitbetaalde huwelijksgift aan Elsebee. Het is overigens logisch dat de gift niet persoonlijk van Dirk Loef III als broer van Elsebee afkomstig is, maar van haar vader Dirk Loef II. Hij zal het voornemen hebben gehad zijn dochter Elsebee bij haar zeker vóór 1311 gesloten huwelijk te begiftigen. Zijn benarde financiële toestand belette hem dit en moest hij het met een toezegging naar de toekomst verschuiven.
Het werkelijke huwelijksjaar van WILLEM en Elsebee is te vinden door het geboortejaar van hun enige zoon Dirk III van Brederode ( 1377) te benaderen. Deze Dirk III bracht in 1328 een opmerkelijk wapenfeit op zijn naam. Het gelukte hem tijdens de slag bij Kassel in Vlaanderen, in een uiterst benarde situatie en met geringe hulp, de geheel door vijanden ingesloten Graaf Willem III van Holland te bevrijden van een wisse ondergang.
Dirk III zal toen als jonker van Brederode (misschien verving hij de toenmalige 4e Brederode- Heer Hendrik/ 1345) na oproep van de Graaf met een aantal manschappen ten strijde verschenen zijn. Hiervoor moet hij tenminste de leeftijd van ca.20 jaargehad hebben. Dit levert als zijn geboortejaar ca.1308 (1328 min 20) zodat zijn ouders WILLEM en Elsebee in het voorgaande jaar ca.1307 gehuwd zullen zijn.
Een zijdelings gegeven steunt deze veronderstelling. In 1307 trad Margriet van Brederode, oudste zuster van WILLEM en door Dek ten onrechte Jutte genoemd, in het klooster Bedburg bij Kleef. Het lijkt redelijk te veronderstellen dat WILLEM en Elsebee van Kleef elkaar toen reeds kenden of zelfs in 1307 reeds gehuwd waren. Mogelijk heeft de familie Brederode van Elsebee gehoord over het haar bekende klooster Bedburg bij Kleef dat haar familie goed bekend was. Bij Brederode komt het klooster Bedburg tot aan 1307 niet voor.
In deze gedachtengang zou het huwelijksjaar van WILLEM en Elsebee gesteld kunnen worden op ca.1306 hetgeen op zich geen bezwaar ontmoet. Uit het huwelijksjaar ca.1306 volgt dat WILLEM tenminste 16 jaren vroeger geboren moet zijn ofwel in ca.1290. Omdat bij de uiteindelijke rangschikking volgens de geboortejaren van de 7 kinderen blijkt dat WILLEM de oudste zoon is, past het geschatte geboortejaar ca.1290 goed bij het geschatte huwelijksjaar ca.1288 van zijn ouders.
= GEBOORTEJAAR ELSEBEE - Het geboortejaar van Elsebee is moeilijk te schatten. Aangenomen mag worden dat zij bij haar le huwelijk in ca.1306/7 ongeveer 16 jaar of iets jonger was, hetgeen als haar mogelijke geboortejaar ca.1290 of een enkel jaar later oplevert. Deze veronderstelling komt overeen met de dispensatie-acte van 13 januari 1330 voor haar 2e huwelijk waarin over mogelijke nakomelingen wordt gesproken. Elsebee kan in dit jaar nauwelijks ouder dan 40 jaar geweest zijn.
Zij huwde 2e in 1330 met Heer Conrad van der Mark van Hörde, geboren in ca.1292. Bij dit 2e huwelijk zal Elsebee ca.40 jaar oud zijn geweest hetgeen verklaart waarom dit huwelijk kinderloos was.
= OUDERS VAN ELSEBEE - Haar vader was Graaf Dirk Loef II van Kleef, geboren in ca.1260 als zoon van Graaf Dirk VII van Kleef ( 1275), in september 1255 gehuwd met Aleidis van Heinsbergen, dochter van Hendrik 1 van Heinsbergen en erfdochter van o.a. Tomberg en Hülchrath. Dirk Loef II overleed op 23 maart 1311. Hij erfde van zijn moeder o.a. Hülchrath. De moeder van Elsebee was Elisabeth van Virneburg, dochter van Graaf Hendrik van Virneburg van Kessel en Vrouwe Lysa. Elisabeth was weduwe vanWalram van Kessel en huwde 2e op 18.3.1286 met Graaf Dirk Loef II van Kleef, sinds 1279 weduwnaar van een onbekende.
Elisabeth huwde 3e met Hendrik van Altenbaumberg ( 1326). Zij was een zuster van aartsbisschop Hendrik van Virneburg van Keulen, oom van Elsebee.
= OOMS EN TANTES VAN ELSEBEE - Elsebee had 2 ooms en 3 tantes, achtereenvolgens:
-1 Oom Graaf Dirk VIII van Kleef (*1256/7, 4. Oktober 1305) huwde 1e met Margaretha van Gelre ( vóór 1287, dochter van Graaf Otto II van Gelre en Philippa van Ponthieu en Monteuil, waaruit 3 kinderen, huwde 2e in 1290 met Margaretha van Habsburg van Kyburg (na 1318 non, 10 april 1333?), waaruit 8 kinderen.
- 2 Oom DIRK van Kleef (*1257/8, mei 1287), Heer van Kervenheim. Hij wordt van 1277 tot 1287 vermeld als proost in Xanten. De burcht Kervenheim verwierf hij in 1280 van zijn oudste broer Graaf Dirk VIII van Kleef. Waarschijnlijk heeft proost Dirkde burcht in 1282 aan Graaf Dirk VIII teruggegeven.
- 3 Tante AGNES van Kleef (*1259?), vermeld 1269-1312 mede als non in Bedburg bij Kleef, met welk klooster de beide geslachten Brederode en Kleef nauwe banden onderhielden. Zij trad op jonge leeftijd in en bracht het patronaat (= benoemingsrecht pastoors etc.) van de parochiekerk van Kleef als intredegift in. Zij wordt vermeld in 1269, 1295, 1306 en 1312.
- 4 Tante MECHTILD van Kleef (*1261?, 21 december 1309), huwde in 1275 met Landgraaf Hendrik I 'Het Kind' van Hessen ( 1309).
- 5 Tante IRMGARD van Kleef (*1263?, 11 mei 1319), huwde met Graaf Willem I van Berg ( 1308, zoon van Graaf Adolf IV van Berg / 1259) en Margaretha van Hoogstaden.
= BROERS EN ZUSTERS VAN ELSEBEE - Elsebee had 4 broers en 2 zusters, achtereenvolgens:
-1 KATHAR1NA Loef van Kleef (halfzuster?, na 1349) huwde 1e 1299 met Graaf Walram van Kessel, Heer van Grevenbroich ( 1305). Waarschijnlijk heeft Katharina de Heerlijkheid Grevenbroich bij haar huwelijk ingebracht. Katharina en Walram stichtten in Grevenbroich een wilhelmitenklooster dat in 1299 werd ingewijd. Beiden werden er begraven. Katharina huwde 2e met Graaf Dirk VI van Katzenelnbogen (1315), huwde 3e met erfGraaf Hendrik van Altenbaumberg ( 1326) en leefde nog in 1349.
- 2 DIRK Loef III Graaf van Kleef en Hülchrath (*ca, 1285, 10 juli 1332), huwde 1e met Jolanda van Born (= geslacht Valkenburg), huwde 2e in 1323 Machteld van Voorne ( 12 maart 1372, burgGravin van Zeeland), dochter van Heer Gerard van Voorne burgGraaf van Zeeland ( 20 april 1337) uit zijn 1e huwelijk in 1297 met Heilwig van Borselen ( 19 september 1328, dochter van Wolfert I van Borselen/ 1299). Machteld huwde 2e vóór 1336 met Dirk van Valkenburg van Monschau ( 19 juli 1346).
Dirk Loef III volgde in 1311 zijn in dit jaar overleden vader Graaf Dirk Loef II op als Graaf van Hülchrath. Evenals zijn vader verkeerde hij voortdurend in geldnood. Zijn oom van moederszijde Hendrik van Virnenburg, aartsbisschop van Keulen, schoot hem geld voor en verkreeg op 12 juni 1313 van Dirk als aflossingspand het slot Ude als leengoed.
Op 12 juni 1314 verwierf de Keulse aartsbisschop van Dirk Loef III het Graafschap Hülchrath tegen het bedrag van 30.000 mark. Deze verkoop was tot zeer groot ongenoegen van Graaf Dirk IX van Kleef ( 1346), die om deze reden niet eerder dan in 1321zijn neef Dirk Loef III beleende met Kervenheim.
Graaf Dirk Loef III voerde vanaf 1321 een nieuw zegel, dat in plaats van het omschrift: S.comitis de Hilkrade (zegel Graaf van Hülchrath) slechts als omschrift had: S.Domini de Kervenem et de Ude (zegel Heer van Kervenheim en Ude). Toch wordt hij op 28 maart 1323 nog Graaf van Hilkenrode (= Hülchrath) genoemd. In 1328 begiftigde Dirk Loef III het klooster in Bedburg bij Kleef met een gedeelte van zijn goederen in Kranenburg bij Kleef ter stichting van een memorie voor zijn vrouw Jolanda en voor zijn in 1311 overleden vader Dirk Loef II. In verband hiermee kan worden aangenomen, dat zijn vrouw Jolanda in of kort vóór 1328 is overleden.
Uit eerste het huwelijk van Dirk Loef III van Kleef en Jolanda van Born, dat omstreeks 1308 gesloten kan zijn, werd één dochter geboren, Elisabeth, vermeld 1322-1331.
Elisabeth Loef van Kleef - Erfdochter Elisabeth huwde le ca.1330 met Gottfried/Godart van Gulik, Heer van Bergheim ( 1335, broer van MarkGraaf Willem van Gulik en van aartsbisschop Walram van Keulen).
Indien Elisabeth omstreeks haar 20e jaar huwde, zal haar geboortejaar omstreeks 1310 liggen, wat als huwelijksjaar van haar ouders omstreeks 1308 oplevert. Uit het huwelijk van Elisabeth en Godart werd één dochter geboren, Jolenta.
Vrouwe Jolenta van Bergheim huwde Graaf Emicho van Lijningen. Van haar neef MarkGraaf Willem van Gulik verkreeg zij in leen 8000 gouden schilden als huwelijksgift. Ter aflossing hiervan verkochten Jolenta en Emicho de heerlijkheid Ude, Kervenheim en enkele andere bezittingen aan markgraaf Willem.
Deze stond die de goederen in 1349 af aan zijn broer aartsbisschop Walram van Keulen, vandaar ging Kervenheim weer spoedig over naar Kleef.
De kinderloze Graaf Johan van Kleef ( 1368, gehuwd met Machteld van Gelre) verpandde in
1367 Kervenheim (LaUr/III.462, 465, 675; SuCl.70), gelijk met de bezittingen van Geitsfurth, aan zijn neef Adolf I van Kleef van der Mark ( 1394) voor 3600 gouden schilden.
Elisabeth van Kleef van Born huwde 2e in 1336 met Heer Willem IV van Hoome en van Gaesbeeck (oudste zoon van Heer Gerard I van Hoorne/ 3 mei 1333 en Ermgard van Kleef/ na 1350 en ongeveer 3 jaren weduwnaar van Vrouwe Oda van Putten en Strijen/ vóór 1332).
Elisabeth overleed in 1347.
- 3 SIEGFR1ED Loef van Kleef ( 11 augustus 1340/2) was in 1313 kanunnik in Xanten, in 1325 (als opvolger van CONRAD van der Mark), 1326 en 1335 domproost in Münster).
Van zijn broer Dirk Loef III ontving hij op 21 mei 1311 als vaderlijk erfdeel een rente van 200 pond, die hem toe gekend werd totdat hij zijn toekomstige kerkelijke toelage van 400 pond bereikt zou hebben. Hij behield zich hierbij zijn erfrecht voor, in het geval dat zijn broer Dirk zou overlijden zonder erfgenamen na te laten. Zijn vader Dirk Loef II was op genoemde datum 21 mei 1311 reeds overleden.
- 4 OTTO Loef van Kleef ( 10 juni 1349) was in 1335, 1344 en 1348 proost in Keulen. Zijn zuster Gravin-douariëre Katharina van Kessel (Raugrafin, dochter van Graaf Loef van Kleef en Hülchrath') ziet op 10 augustus 1349 af van het erfdeel van Otto ten gunste van Graaf Johan van Kleef (0134-1368).
- 5 JOHAN Loef van Kleef ( gesneuveld 1313/14), proost in Münster.
- 6 AGNES Loef van Kleef (vermeld 28 september 1311).
- 7 ALEIDIS Loef van Kleef (vermeld 1311-1353) huwde 1e in 1311 met Rudolf van Reifferscheid, Heer 1326 van Millendonk, huwde 2e met Dietrich van Kervenheim ( voor 1335), zoon van Willem van Kervenheim en Christine.
- 8 (ELISABETH/ELSEBEE Loef van Kleef huwde met Willem, oudste zoon van Dirk II van Brederode).
- 9 REYNALDUS Loef van Kleef ( 1340?) wordt in 1335/40 vermeld als Heer ('dominus') van Bergheim (Bergen op Zoom?). Hij deed wellicht afstand van zijn proosdij ten gunste van Otto. Hij huwde in 1332 met Machtild van Wesenmale ( 1343), weduwe van Albrecht van Voorne ( 1331) en erfvrouwe van Bergen op Zoom.
a.1 Hoge afkomst van Elsebee - Aan Elsebee van Kleef wordt hoge geboorte toegeschreven, zowel door Jan van Leiden in zijn kroniek van 1486 die haar de dochter van de Graaf van Luxemburg noemt, als ten laatste in 1869 door de Brederode-nazaat J.J.van Brederode in zijn
Familiestudie, waarin hij schrijft dat zij Elisabeth van Luxemburg is, eene nicht van Keizer Hendrik II.
Simon van Leeuwen zegt in 1685 dat zij een dochter is van de Graaf van Ligny en nicht van keizer Hendrik VII ( 1313), terwijl Wouter van Gouthoeven in 1620 meedeelt dat Elsebee o.a. nicht is van Graaf Hendrik V van Luxemburg ( 1281). In de Latijnse kroniek van de Mierop-serie uit eind 15e eeuw en in die van Boekenberg uit 1587 wordt Elsebee de dochter van Graaf Hendrik van Luxemburg genoemd.
Het is opmerkelijk dat Elsebee wordt vermeld als afkomstig uit het gravenhuis van Kleef, terwijl zij in feite Elsebee Loef van Kleef genoemd zou moeten worden naar haar vader Dirk II Loef van Kleef. Hierbij is wel duidelijk dat de Brederodes ook deze mogelijkheden dankbaar gebruikten om de glans van hun geslacht op gepaste wijze op te poetsen. De door hen bedoelde relatie is er wel, maar niet zo nabij en direct als wordt voorgesteld.
Keizer Hendrik VII - Over de afkomst van Elsebee wordt nogal de loftrompet geheven.
Hoewel het zeker is dat zij stamt uit gravenhuis van Kleef, was er in vorige eeuwen de gedachte dat zij stamde uit het Huis Luxemburg, uit welk geslacht rooms-Duits-Koning en keizer Hendrik VII ( 1313) afkomstig is. Hij zou voor de roem van Elsebee een belangrijke factor kunnen zijn.
Ware dit het geval, dan was Elsebee een dochter van Walram I ( 1288), Graaf van Luxemburg en Ligny en van Beatrix van Beaurevoir en alzo een volle nicht van keizer Hendrik VII.
De Huizen Luxemburg en Kleef waren wel door huwelijk met elkaar verbonden, maar de relatie van Elsebee tot keizer Hendrik VII was in feite een verre band zonder directe bloedverwantschap. De grootvader van Elsebee stamde uit het tweede huwelijk van Graaf Dirk VI van Kleef.
Zijn dochter Machteld ( 1304) uit zijn eerste huwelijk was gehuwd met de broer van Graaf Hendrik V 'de Blonde' van Luxemburg ( 1281). Deze Hendrik V was de grootvader van genoemde keizer Hendrik VII.
Het was een niet-bloedverwante relatie in de zevende graad.
Gravenhuizen van Kleef - Er waren in het Land van Kleef tijdelijk twee gravenhuizen.
Het hoofdgeslacht van de graven van Kleef stamde uit de 11e eeuw en zetelde in de stad Kleef op het slot Zwanenburcht (thans stadhuis).
In 1255 werd aan een jongere broer van Graaf Dirk VII van Kleef, nl. Dirk Loef I van Kleef die door zijn huwelijk in 1252 Graaf van Saarbrücken werd, enkele kleinere buitengebieden toegewezen.
Hierbij was het Graafschap Loef dat in de 8e eeuw bij het Graafschap Kleef was gevoegd.
Door uitsterven van deze tak Loef was de volgende graaf Dirk Loef II van Kleef ook weer een jongere broer van de opvolgende Graaf Dirk VIII van Kleef. Deze Dirk Loef II was de vader van Elsebee.
Haar oudste broer was Graaf Dirk Loef III van Kleef met wie de tak Loef van Kleef eindigde. Het Graafschap Kleef werd later door samenvoeging met Berg, Gulik en Mark een groot en rijk Hertogdom met Düsseldorf als laatste residentie.
Na het uitsterven in 1609 kwam met erftwisten een einde aan het zelfstandige Hertogdom van Kleef.
= GRAVEN VAN KLEEF in HOLLAND - Tijdens het bewind van graaf Floris V waren de graven van Kleef geen onbekenden in Holland. De gravenhuizen van Holland en Kleef waren door huwelijken verbonden. Graaf Dirk V van Kleef was gehuwd met Margaretha van Holland ( na 1203), dochter
van Graaf Floris III van Holland ( 1190) en moeder van de hierna te noemen graaf Dirk VI van Kleef. Graaf Dirk VII van Holland was gehuwd met Aleida van Kleef, dochter van Graaf Dirk IV van Kleef ( 1172). Reeds vóór 1200 was Graaf Dirk VII van Holland ( 1203) tevens ruwaard van Kleef.
Gravin Aleida van Kleef leefde nog in 1238 en heeft de latere Graaf en rooms-Koning Willem II ( 1256) in diens jeugd gekend.
Mede als gevolg van deze wederzijdse familieverwantschap werden over en weer diensten verleend wanneer zich daartoe een aanleiding voordeed.
Meestal betekende dit bijstand met manschappen en materiaal bij een gewapend conflict in binnen- of buitenland.
Graaf Dirk VI van Kleef trad, na het omkomen bij een toernooi in 1234 van Graaf Floris IV, op als voogd voor de toen 2-jarige Graaf Willem II. In 1253 versloeg Dirk VI van Kleef als aanvoerder van het Hollandse leger de Franse en Vlaamse troepen die Walcheren waren binnengevallen.
In 1260 trok Graaf Dirk VII van Kleef tezamen met graaf Floris V op tegen de horden Kennemers, West-Friezen, Waterlanders en overigen die het op Utrecht en de daar residerende bisschop/elect Jan I van Nassau ( 1290) gemunt hadden.
Op 11 maart 1286 sloten Graaf Floris V en Graaf Dirk VIII van Kleef (broer van Elsebee) met Hertog Jan I van Brabant ( 1294) een verdrag van wederzijdse bijstand. In 1282 en 1288 was Dirk VIII van Kleef aanvoerder bij de onderwerping van West-Friesland.
Direct na de moord op Graaf Floris V in 1296 werd onder Dirk Loef II van Kleef (= vader van Elsebee) het kasteel Kronenburg ingenomen waarna de zich daar verschanste schuldige edelen gevangen werden genomen.
In deze Graafloze dagen vestigde Dirk VIII van Keef zich in Den Haag om vandaar voorlopig het bestuur over het noordelijk Holland op zich te nemen. Dit gebeurde in overleg met Graaf Jan II van Avesnes ( 1304), neef van Floris V, die zelf het zuidelijk deel onder zijn hoede nam. Spoedig kreeg Dirk VIII van Kleef van Jan van Avesnes te horen dat hij zich beter terug kon trekken. Na een week bedenktijd stelde hij zijn plaats ter beschikking, ziende niet de eerst aangewezene te zijn als bestuurder.
Dirk Loef II van Kleef behartigde na de dood van Floris V nog een jaar de belangen in Holland van de Engelse koning, maar het is onduidelijk waarop dit betrekking had.
Na het vertrek van de beide Keefse graven omstreeks 1298 kwam aan beide zijden een definitief einde aan het politieke vriendschappelijke contact tussen Holland en Keef.
Dirk VIII van Keef begeleidde rooms-Koning Albrecht van Habsburg ( 1308) op een veldtocht naar de Nederlanden omdat Jan II van Avesnes hem niet als leenheer erkende.
Graafschap Hülchrath = KASTEEL - Het in 1120 eerst vermelde en ten dele nog bestaande kasteel Hülchrath ligt naast het gelijknamige plaatsje 10 km ten zuidwesten van Düsseldorf.
Het is een groot, rond en door een gracht omgeven complex met aan het front ten dele uit de 12e eeuw stammende lange en aaneengesloten voorgebouwen. In de 14e eeuw bouwde aartsbisschop Friedrich von Saarwerden van Keulen de burcht tot een sterke vesting uit.
Op 15 maart 1583 werd in de Truchsessische oorlog het kasteel zwaar verwoest. In 1608 begon een gedeeltelijke herbouw in Italianiserende stijl van het hoofdgebouw op het middenterrein.
In 1688 en 1689 zijn de wallen geslecht. Brand en explosie verwoestten in 1795 vrijwel waarna de restanten door sloop werden opgeruimd. Thans resten nog de voorgebouwen met muren en een middengebouw met aanbouw.
= GRAAFSCHAP - Het Graafschap Hülchrath grensde ten noorden aan Büttgen bij Neuss en ten zuiden aan Keulen. Het behoorde oorspronkelijk aan de graven van Sayn als uitgegeven leen van het aartsbisdom Keulen .
In de 13e eeuw kwam het in broederlijke samendeling aan de geslachten Sayn en Heinsbergen. Na de dood van Hendrik van Heinsbergen ( na 1255) ging het bezit over aan zijn kinderen Dirk, Johan en de erfdochter Aleidis.
In september 1255 kwam het Graafschap Hülchrath door het huwelijk van Aleidis van Heinsbergen aan Graaf Dirk VII, de 23e Graaf van Kleef van Meissen.
Diens zoon Dirk VIII van Kleef raakte bij een gewapend conflict gevangen.
Hij moest Hülchrath in 1298 verkopen aan zijn broer graaf Dirk Loef II van Kleef en Elisabeth van Virneburg, ouders van Elsebee. Diens zoon Graaf Dirk Loef III, broer van Elsebee, erfde het hoofdbezit van de graven van Kleef.
= VERKOOP HUELCHRATH - Graaf Dirk Loef III van Kleef was een zwakke figuur en raakte in de schulden.
Wegens geldnood verkocht hij reeds in 1314, nog tijdens het huwelijk van WILLEM en Elsebee, het Graafschap en kasteel Hülchrath voor 30.000 mark aan zijn oom Heinrich van Virneburg, aartsbisschop van Keulen. Deze wees het slot aan als zetel voor Keulse bestuurders van gewesten.
Over deze verkoop van Hülchrath was Graaf Dirk IX van Kleef uitermate ontstemd.
a.2 Naamsverwarring huwelijken - Inzake het huwelijk van WILLEM zijn de oudere bronnen
onjuist. Deze vermelden dat WILLEM, overleden in 1316, na het overlijden van zijn vrouw Elsebee van Kleef hetgeen dan vóór 1316 geweest zou zijn, voor de 2e maal gehuwd zou zijn met Catharina, dochter van Willem II van Teylingen ( 1283), weduwe van Albrecht van Voorne ( 1287), uit welk huwelijk een zoon Dirk geboren zou zijn. Dit onjuiste bericht wordt vermeld door Van Mieris in een noot bij een oorkonde van 16 december 1280.
Oorkonde van 16 december 1280/noot: - 'In het oudste Keurboek van de stad Briel, vindt men bij 'Het leeven der Heeren van Voorn' op pag. 204, omtrent de gemelde Vrouwe deeze aantekening:
In het jaar M.CC.LXXX. leefde Albert, Heer van Voorn, wiens Echtgenoot genaamd wierd Katarine, welke naa den dood van den voornoemden Albert, WILLEM, zoon van Diederik den Vroomen, Heere van Brederoode, tot haare Gemaal getrouwd heeft, aan deszelfs Weduwe (deeze Katarina) gaf Florents, Graaf van Holland, het Slot Teylinge, en teelde by haar eenen zoon, genaamd Diederik, en deeze Katarina, Vrouw van Voorn en Teylinge, is gestorven in 't jaar ons Heeren M.CCC.XVIII.
By Wilhelm Procurator. Egm. pag.110. leezen wy op 't jaar 1287: Ten zelven tyde stierf de edele Man Albert, Heer van Voorn, en wierd te Loosduinen begraven;
aan wiens Weduwe, zynde eene zeer schoone Vrouwe, het Huis te Teilingen, 't gene aan Graaf Florents vervallen was, met alle toebehooren, door den zelven Graaf geschonken wiert, gelyk zy het zelve nog bezat anno 1322'.
In genoemde opstelling heerst een algemene verwarring met de geslachten Kleef en Voorne.
Willem II van Teylingen overleed kinderloos en had derhalve geen dochter Catharina. Genoemde Catharina was Vrouwe Catharina van Durbuy van Luxemburg ( 1328), eerst weduwe van het 2e huwelijk van Albrecht van Voorne en daarna sedert 1299 weduwe vanWolfert I van Borselen. De vermelding van Van Mieris betreffende een zoon Dirk van Catharina is onjuist. Catharina had uit haar twee huwelijken wel kinderen maar geen zoon met de naam Dirk.
Als weduwe sedert 1316 van WILLEM huwde Elsebee in 1330 voor de 2e maal, nl. met Heer Conrad van der Mark van Hörde ( 1353 / Zie f) en overleed zij in 1361 bij Dortmund.
a.3 Rente-toekenning / 1311 - WILLEM ontving van zijn zwager Dirk Loef III van Kleef en Hülchrath op 14 december 1311 als huwelijksgift een rente van 140 pond uit het aan diens moeder Lisai Elisabeth van Virneburg toekomende kwartaandeel in de opbrengst van de tol bij Huissen (d.d. 21 mei 1311).
Oorkonde van 14 december 1311 - (Vertaling uit het Latijn in Duits): - Dietrich van Kleve Graf von Hülchrath (Hilkenrode) verspricht, dem Ritter Wilhelm, Erstgeborenen des Herrn von Brederode (-rade), ['...viro strennuo Wilhelmo militi primogenitodomini de Brederode, titulo juris matrimo- nialis...'] und dessen Ehefrau Elisabeth, der Schwester Dietrichs, als Mitgift eine jahrliche Rente von 140 Pfund schwarzer Tumosen, je 4 einen Brabanter und je 16 einen französischen Turnosen wert.
Er wird die Rente bis zum kommenden llen Nov. (festo beati Martini) auf den ihm gehörigen vierten teil des Zolls zu Huissen (Hüssene) anweisen, aus dem sie dann jahrlich zu diesem Termin durch einen Boten, der auf Kosten des Grafen unterhalten wird, eingezogen werden kann; vorbehaltlich jedoch der 100 Pfund, die sein Bruder Siegfried gen. Luf als sein Erbteil aus diesem Zoll bezieht. Der Graf kann die Rente jederzeit für 1400 Pfund der gen. Wahrung zurückkaufen, die
Ablösung muss jedoch im betr. Jahr vor dem Zahlungstermin stattfinden, sonst fallen die Einkünfte in dem Jahr noch an die Eheleute. Als Bürgen stellt Dietrich: die Ritter Dietrich von Bylant, Heribertvon Arkel (Erkel), Dietrich von Eyl (-1e), Wilhelm von Wissel (Wisgil), Stephan von Kervenheim (Keruenem), Arnold von Holthausen (-husyn) sowie die Knappen (famulos) Heinrich von Alpen (- pem), Dietrich gen. 'Büc van den Hamme', Heinrich von Nijmegen (Novi-magio), Johann van Krieken¬beek (Krickenbeke), Eberhard Rufum, Dietrich von Pelden und Johann von Straten (de Strata).
Mit diesen verpflichtet er sich, falls er die Rente nicht bis zum gen. Terrain anweist, auf Mahnung Wilhelms zum Einlager in Kleve (oppidum Cleuensem) bis zu einer Einigung; wobei er selbst sich durch einen Ritter, die Bürgen sich je durch einen Knappen mit Pferd vertreten lassen können.
Siegelankündigung des Ausstellers und der Bürgen, von denen die [nicht namentlich Genannten], die kein Siegel haben, dass die Besiegelung durch die Siegel-führenden ausreichen soll.
Datum crastino beate Lucie virginis, 1311'.
(vrije vertaling: - Dirk (= Loef III) van Kleef, Graaf van Hülchrath, zegt aan ridder WILLEM, eerstgeborene van de Heer van Brederode (= Dirk II) en aan diens echtgenote Elisabeth (= Elsebee), zuster van Dirk, als huwelijksgift toe een jaarrente van 140 pond zwarte tournoisen, ter waarde van 4 tegen 1 Brabantse of van 16 tegen 1 Franse tournois.
Hij (= Dirk) zal de rente per komende 11 november doen ingaan ten laste van het hem (= Dirk) toekomende kwartdeel van de tol in Huissen, waaruit de rente jaarlijks op genoemde vervaldatum door een bode, wiens (reis- en verblijfkosten ten laste vande Graaf komen, geind zal worden; doch voorbehouden zijn de 100 pond, die aan zijn (= Dirk) broer Siegfried als (vaderlijk) erfdeel uit deze tol toekomen.
De Graaf kan ten allen tijde de rente tegen 1400 pond van genoemde waarde terugkopen, de aflossing dient in ieder geval in het betreffende jaar vóór de vervaldatum te geschieden, zo niet, dan vervallen de inkomsten in dat jaar alsnog aan genoemde gehuwden.
Door Dirk zijn als borgen gesteld: de ridders Dietrich ... etc., alsmede de (schild)knapen Heinrich ... etc. Met deze verplicht hij (= Dirk) zich, ingeval de rente niet op genoemde vervaldag beschikbaar is, na maning door WILLEM bij de ontvanger in Kleef, tot het regelen van een overeenstemming waarbij hij (= Dirk) zelf zich door een ridder, de borgen ieder voor zich door een schildknaap met paard kunnen doen vertegenwoordigen.
De uitvaardiger (van deze oorkonde) en de borgen stellen ten aanzien van de zegels vast dat de bezegeling door hen die een zegel voeren, tevens geldt als zegeling voor de niet met naam genoemden die niet over een eigen zegel beschikken.
Datum de morgen (= 14 december ) na de dag van de gezegende maagd Lucia (= 13 december) ... 1311)
.
Deze regeling houdt verband met de oorkonde van 21 mei 1311 waarin Graaf Dirk Loef III van Kleef en Hülchrath, ten laste van zijn tol in Huissen en Nijmegen, aan zijn broer de kanunnik Siegried Loef van Kleef in Xanten, als deel in de erfenis van hun vader Dirk Loef II van Kleef een rente van 200 pond toekent, welke rente naar gelang de ontwikkeling van diens kerkelijke inkomsten zal verminderen of ophouden.
a.4 Overlijden van WILLEM / 1316 - De edele en aanzienlijke Heer WILLEM overleed vóór
26 december 1316, dus nog bij het leven van zijn vader Dirk II van Brederode, die in 1318 in Reims overleed. Hij werd derhalve geen Heer van Brederode.
= WANNEER IS WILLEM OVERLEDEN? - Het is niet bekend in welke maand en op welke dag WILLEM in 1316 is overleden. De uitspraak van het proces over de lijfrente van Elsebee staat gedateerd op 26 december 1316 (Zie b). In de oorkonde is sprake van nauwkeurig onderzoek van de stukken, hetgeen wel enige tijd geduurd zal hebben.
Verder mag men aannemen dat schoonvader Heer Dirk II van Brederode en schoondochter Elsebee van Kleef vooraf wel een tijd lang ongenoegen over de zaak hadden voordat een en ander uitliep op het aanspannen van het proces. Dit alles kan tenminste een halfjaar in beslag genomen hebben, wat betekent dat WILLEM op zijn laatst in juni 1316, een half jaar vóór de uitspraak, overleden zal zijn, waarschijnlijk nog wel een paar maanden eerder.
b LIJFRENTE VAN ELSEBEE / 1317 - Elsebee was door haar man WILLEM begiftigd met een lijfrente van 1500 pond per jaar ten laste van de opbrengst van woning en goederen in Voshol en Valkenburg en ander bezit.
Na het overlijden van WILLEM in 1316 ontstond over de voortzetting van deze lijfrente onenigheid met haar schoonvader Dirk II van Brederode. Het geschil werd voorgelegd aan Graaf Willem III als hun leenheer, die Elsebee op 26 december 1316 in het gelijk stelde.
Oorkonde van 26 december 1316: - 'Willem, Grave van Henegouwen, van Hollant, van Zeelant, ende Heere van Vrieslant, maken cond allen luyden, dat voor ons quaemen Heer Dirck, Heere van Brederode, ende Vrouwen Elsebeen, Heeren WILLEMs wyff was van Brederode, daer God die siele of hebben moet, ende bleeven van al op onse seggen van den hoogen ende van lagen, alse van alsulcker lyftocht, alse Heer WILLEM van Brederode voorschreeven, maakende Vrouwe Elsebeen synen wyfe voorsz. daer Heer Dirck, Heer van Brederode, voorschreeven die hantvesten aff beseegelt heeft.
Ende wy die hantveste van haere lyftochte wel besien hebben by ons, by onsen (Rade), ende by onsen mannen hebben die dingen verclaert, ende onsen seggen daer af gesegget by onsen Rade, ende by segene ende vonnesse van onsen mannen, diere overwaeren:
In dien eerste seggen, wysen wy overrecht die Vrouwe Elsebeen, Heer WILLEMs wyff was van Brederode, behouden sal tot haer lyftochte (1) die wooninge van den Vossole metten Gerechte ende vyff hondert ponden swarte Tomoysen jaerlycx, ende (an) alsulke goeden, als hier na beschreven staet:
(2) in den eersten aen die thienden te Vossole ende te Valckenburch drie hondert ponden Tornoys, (3) in den hoflant te Voorschooten veertich ponden Tornoys.(4) Item aen die wintmolen te Vossole ende in die borch sestich pont swarte. (5) Item uytenambachten van der Aere (= Liere) een rechten rente, ende 't geene, dat daer aen ontbreket aen vervallen, hondert ponden Tornoys jaers, ende deese lyftocht voorscreeven wysen wye heure toe over recht, ende willen, dat sy gebruyke ende besitte ongemoeit alsoo lange, als sy levet, ende lovense daer in te houden: ende waer iemant, die haer van dese lyftocht voor- schreeven ongebruyk doen woude, soo ontbieden wi onsen Bailliuw van Reynlant, die nu is, off ... weesen sal, dat hy Vrouwe Elsebeen voorschreeven in deesen goeden voorsz.
Ende hebben omme die meere vastenisse hier aff deesen brieff geconfirmeert alse Heeren van den lande. In orconde geteekent (en besegelt).
Gedaen in den Hage op Sinte Stevensdach, des anderen daechs na kersdach, in het jaer onses Heeren XIIIc. XVI'.
- (St. Stevensdag valt op 26 december. De aanduiding 'des anderen daechs' betekent de tweede dag na kerstdag 25 december, waarbij de eerste (= kerst)dag meegeteld moet worden.
De oorkonde, die in het Charterboek van Graaf Willem III was geregistreerd, werd op 5 april 1674 in Den Haag door ondertekening als origineel en rechtsgeldig gewaarmerkt.)
= BESCHRIJVING LIJFRENTEGOEDEREN - Tegenover het verdere verloop van het leven van Elsebee is de inhoud van deze beschikking merkwaardig te noemen. Waarschijnlijk heeft WILLEM bij zijn meerderjarig worden of bij zijn huwelijk in ca.1306 als onderleen een aantal goederen en rechten van zijn vader Dirk II ontvangen. De goederen lagen grotendeels in zuidelijk Holland nabij de Gouwe, waar het veenland in ontginning werd gebracht voor de winning van turf. In genoemde oorkonde van 26 december 1316 worden de goederen beschreven:
- 1 De woning in de Heerlijkheid Voshol (= 5 km boven Alphen aan den Rijn, nu aan de Langeraarse Plassen) met aanliggend bijbehorend gebied en de daarop geldende rechten en opbrengsten zonder de tienden, waarvoor totaal en als limiet het bedrag van 500 pond zwarte tournoisen wordt genoemd.
Kennelijk diende de meeropbrengst afgedragen te worden aan Heer Dirk II die het goed in leen van de Graaf hield;
- 2 De opbrengst van de tiendrechten in Voshol en in het veengebied bij Valkenburg (= 4 km west van Oegstgeest) tot een bedrag van 300 pond idem;
- 3 Idem van het hofland in Voorschoten tot een bedrag van 40 pond idem. Bedoeld zal zijn de opbrengst van het bouw- of veenland bij Voorschoten dat bij een aldaar liggende tot Brederode behorende (boeren)hofstede behoorde;
- 4 Idem uit de opbrengst van de windmolen en de borch (= versterkte boerenhofstede ofwel het Huis?) in Voshol tot een bedrag van 60 pond idem;
- 5 De directe renteopbrengst uit het ambacht van de Liere? met bij gebrek aan renteopbrengst aanvulling tot 100 pond idem. Al deze opbrengsten gelden per jaar. Tezamen geteld, vormt deze lijfrente een behoorlijk bedrag wat in de eerste plaats eenindicatie is voor de welgesteldheid van de Brederodes. Voor Dirk II van Brederode was het zinvol de toewijzing aan Elsebee te betwisten en de zaak aan een grafelijke gerechtelijke uitspraak te onderwerpen.
= REDEN BETWISTING - Belangrijk is de vraag waarom Heer Dirk II op het hoogste niveau zijn Kleefse schoondochter Elsebee een proces aandeed.
Uit de oorkonde blijkt dat WILLEM in een onbekend jaar een lijfrente voor zijn vrouw Elsebee regelde. Mogelijk heeft hij dat als gebruikelijk gedaan in het jaar van hun huwelijk, dus in ca.1306. Dat WILLEM hiertoe is staat was, maakt de oorkonde duidelijk door een aanzienlijk deel op te sommen van op zijn persoonlijke naam staand bezit waaruit de lijfrente getrokken diende te worden.
Verondersteld mag worden dat WILLEM deze goederen als oudste zoon van zijn vader en diens toekomstige opvolger in leen (lees: als grafelijk achterleen) had ontvangen en daarover naar believen kon beschikken, zij het binnen de grenzen van de grafelijke voorschriften.
De uitspraak kent aan Elsebee het volle recht toe ten behoeve van haar lijfrente te beschikken over de opbrengsten van de opgesomde goederen. Hieruit volgt dat dit recht haar betwist werd, nl. door de andere partij in de persoon van haar schoonvader Dirk II. Overwegende waarom Dirk II dit recht betwistte, kan het antwoord niet anders zijn dan dat Elsebee bekendgemaakt moet hebben naar Kleef te willen terugkeren met behoud van haar eigendommen en weduwerechten, waarbij haar lijfrenterechten.
Dirk II betwistte haar dit. Kennelijk ging hij uit van de opvatting dat hij de goederen in leen van de Graaf bezat, deze als achterleen aan zijn oudste zoon WILLEM had overgedragen en destijds met zijn handtekening zich accoord had verklaard met het gebruik van allerlei opbrengsten als lijfrente voor Elsebee. Nu Elsebee weduwe was geworden, kan Dirk II gesteld hebben dat deze achterleengoederen niet op haar eigen naam als lenen waren uitgegeven en zij derhalve daarop geen recht kon laten gelden. Als zij bovendien naar het buitenland zou vertrekken, zouden volgens Dirk haar rechten op het Hollandse Brederode-bezit vervallen. Zo kwam hij in opstand tegen de aanspraken van Elsebee, die dit fraaie inkomen niet wilde afstaan en haar rechten als erfgename en gerechtigde weduwe liet gelden.
Kennelijk was destijds in het door Dirk II ondertekende lijfrentecontract geen bepaling opgenomen voor het geval dat de weduwe naar het buitenland zou verhuizen.
Dirk II bracht het probleem officieel in voor Graaf Willem III en vroeg om diens uitspraak. Na nauwkeurig onderzoek stelde deze Elsebee in het gelijk, waarnaar Dirk II zich zonder verder openbaar verzet heeft geschikt.
= WONEN IN VOSHOL? - Nog te beantwoorden blijft de vraag hoelang Elsebee na 1316 in Holland is blijven wonen. In de schikking van haar lijftocht wordt naast de geldelijke inkomsten nog de woning in de Heerlijkheid in Voshol (bij Boskoop) als het enige onroerend goed genoemd.
Dat juist Voshol wordt genoemd, zal hoogstwaarschijnlijk betekenen dat WILLEM en Elsebee na hun huwelijk in ca.1306 het ouderlijk woonverblijf van het Huis of kasteel in Santpoort hebben verlaten en hun intrek genomen in 'die wooninge van den Vossole metten Gerechte'.
De oorkonde spreekt ook van een 'borch' bij een windmolen. Hiermee zal een boerderij nabij de molen bedoeld zijn, die door aangebrachte versterkingen bescherming bood tegen vijanden en zo het karakter van een kleine burcht had gekregen. In genoemde 'wooninge' zal omstreeks 1308 hun enige zoon Dirk III zijn geboren, de latere 5e Heer van Brederode. Het lijkt zinvol aan te nemen dat Elsebee na het overlijden van haar man daar nog korte tijd is blijven wonen met haar toen ca.8-jarige zoon DirkIII. De oorkonde noemt de woning met het gerecht, maar vermeldt daarbij duidelijk niet het omliggende gebied van Voshol als een Heerlijkheid met daaraan verbonden het van de Graaf verkregen recht tot het doen van gerechtelijke uitspraken.
Zonder twijfel moet hier sprake zijn van het lage recht omdat in het hoge recht het halsrecht of doodstraf begrepen is, wat niet in de oorkonde vermeld wordt en niet bedoeld zal zijn. Omdat het 'Gerechte' speciaal vermeld wordt, zal het geval tochzo liggen dat met het Huis ook het gebied als Heerlijkheid is inbegrepen. WILLEM zal er het lage recht van uitspraken in geschillen hebben bezeten en zonder twijfel had hij iemand aangesteld die deze zaak voor hem behartigde.
In 1268 was zijn grootvader Heer Willem, de 2e Heer van Brederode ( 1285), ambachtsheer onder Alphen en bezat daar en in Voshol de rechtspraak als grafelijk leen. Waarschijnlijk had Dirk II het rechtsgebied van Voshol aan zijn aanstaande opvolger WILLEM en Elsebee bij hun huwelijk in ca.1306 toegewezen. Uit latere oorkonden inzake haar 2e huwelijk blijkt dat zij toch spoedig naar Duitsland vertrokken moet zijn.
Ten aanzien van het wonen van WILLEM en Elsebee in de Heerlijkheid Voshol vraagt hun bastaardzoon Jan enige aandacht (Zie c.3). Hij werd vóór 1317 geboren (WILLEM overleed in 1316) en wordt in 1331 vermeld als jong overleden. Hij zal derhalve nietveel eerder dan in ca.1315 geboren zijn om nog jong genoemd te kunnen worden.
Zonder twijfel werd hij door zijn onbekende moeder grootgebracht en was hij hierdoor geen beletsel voor Elsebee om spoedig na het overlijden in 1316 van haar man naar Kleef te vertrekken. Dat de bastaardzoon Jan in 1331 beleend werd met land bij Voshol, kan er op duiden dat zijn onbekende moeder in die omgeving woonde en dat WILLEM en Elsebee inderdaad verblijf hielden op het Brederode-bezit Voshol.
b.1 Vertrek van Elsebee naar Kleef - Uit enkele oorkonden na 1330 (Zie f) blijkt dat Elsebee na het overlijden in 1316 van haar man naar haar land Kleef terugkeerde en daar overleed. Hierbij doen zich drie vragen voor, nl. in welk jaar zij terugkeerde, hoe en waar zij tot haar 2e huwelijk in 1330 heeft doorgebracht, en hoe in deze periode het contact is ontstaan tussen haar en haar 2e man Heer Conrad van der Mark (Zie e). Directe mededelingen als antwoord hierop ontbreken. Wel is er een enkele secundaire aanwijzing betreffende het jaar van terugkeer.
Hierboven is bij het geschil tussen vader Dirk II en schoondochter Elsebee opgemerkt, dat bij de haar toegewezen lijftocht, behalve geldelijke inkomsten, als onroerend goed het Huis in de Heerlijkheid Voshol werd toegewezen.
= WANNEER TERUGGEKEERD? - Zoals hieronder wordt uiteengezet, lijkt het duidelijk dat Elsebee reeds kort na het overlijden in 1316 van haar man uit Holland is vertrokken.
Uit een oorkonde uit 1330 valt op te maken dat zij voorafgaande aan haar 2e huwelijk in Kleef geruime tijd in Duitsland heeft gewoond, m.a.w. dat zij maar kort in Voshol gewoond kan hebben vóór zij naar Kleef terugkeerde. Het betreft een zinsnede in de dispensatieoorkonde van 13 januari 1330. Letterlijk staat in deze pauselijke Latijnse oorkonde het volgende: '(Verzoek van de edelman Conrad van der Mark) et nobilis mulieris Elizabeth de Brederode Colon. dioc. nuper nobis exhibita continebat...' (vrij vertaald: Verzoek van de edelman Conrad van der Mark en de edele vrouwe Elisabeth van Brederode, tot voor kort in het Keulse Bisdom verblijvende).
De oorkonde meldt dat Conrad en Elsebee dispensatie verzoeken voor hun nog niet kerkelijk maar wel persoonlijk gesloten huwelijk, dit om onaangenaamheden en achterdocht als niet-kerkelijk gehuwden te voorkomen, zowel ten aanzien van de eigen leefomgeving als ten aanzien van mogelijke moeilijkheden met de kerkelijke voorschriften. De bisschop van Münster, handelende namens de paus, releveert aan het verblijf van Elsebee binnen het Keulse bisdom dat zij nu gaat verlaten. Met Conrad woonde zijbereids op zijn kasteel bij Dortmund waar beiden hun intrek namen.
De verwijzing naar genoemd verblijf in het bisdom betekent dat Elsebee een aantal jaren in het land van Kleef gewoond moet hebben en derhalve niet te lang na 1316 uit Holland vertrokken moet zijn. Misschien kan het verblijf in het Keulse bisdom op12 of iets meer jaren geschat worden en zal zij mogelijk in ca.1318 (huwelijksjaar 1330 min 12 jaar) haar Huis in Voshol hebben verlaten.
Wellicht zou de veranderde situatie in de familie Brederode door het overlijden in 1318 van haar schoonvader Dirk II voor Elsebee aanleiding tot verhuizen naar Kleef kunnen zijn. Waarschijnlijker lijkt het dat zij begin 1317, een half jaar na het overlijden van haar echtgenoot WILLEM en vrij snel na het proces van december 1316, naar Kleef is gegaan. Dit volgt uit de oorkonde van 18 oktober 1333 waarin vermeld wordt dat de jonge Dirk III, nog kind genoemd, volgens gebruik is opgegroeid en opgevoed aan het hof van Graaf Willem III. Zelf zegt Graaf Willem III hierover, dat Dirk ' in onsen herberghe ghetoeghet es gheweset van sinen kintschen daghen...'. Onder 'kintschen daghen' betekent, dat Dirk nog jong was toen hij werd opgenomen aanhet grafelijke hof, zodat zijn leeftijd te stellen is op ten hoogste 8 jaar. Dirk III is geboren in ca.1308 en was in 1317 ongeveer 8 of 9 jaar oud.
Waarschijnlijk werd de jonge Dirk wegens het voorgenomen vertrek van Elsebee naar Kleef door haar schoonvader Dirk II aan het grafelijk hof geplaatst. Kennelijk was dit voor de Brederodes een nog ongewone zaak en de eerste maal dat dit zich voordeed, wat voor Graaf Willem III een reden was dit speciaal te vermelden.
Deze gang van zaken komt overeen met de uiteengezette veronderstelling dat Elsebee nu, zonder haar zoontje Dirk in Voshol wonende en ontevreden met deze situatie, begin 1317 terugkeerde naar haar ouderlijk slot Hülchrath bij Düsseldorf in het landvan Kleef. Het Graafschap Hülchrath was in 1314 wegens geldproblemen verkocht aan het aartsbisdom Keulen.
= VERBLIJF IN KLEEF EN CONTACT MET CONRAD - Een andere indicatie voor het genoemd vertrek van Elsebee is, dat in pauselijke oorkonden van 1326 over vrijkomende prebenden bij een uittreden van Conrad, bij herhaling Conrads voornemen tot een huwelijk wordt vermeld als motief voor zijn terugkeer in de wereld. Gezien deze omstandigheid en het optreden van Conrad en Elsebee in de navolgende jaren en in hun huwelijk, kan het niet anders dan dat Conrad en Elsebee reeds enige jaren vóór het jaar 1326 van zijn uittreden met elkaar in contact zijn gekomen. Hun wederzijdse kennismaking was immers juist het motief voor zijn uittreden. Helaas ontbreken directe berichten hierover.
Het is nu de vraag hoe Conrad van der Mark, vanaf zijn jeugd geestelijke en ten laatste domproost in Münster, in kennis gekomen kan zijn met de ongeveer 27-jarige Hollandse weduwe Elsebee van Brederode van Kleef. Het is ondenkbaar dat hij op enigerlei wijze haar in Holland zou hebben leren kennen, omdat Conrad geen enkele relatie in Holland of zelfs met de familie Brederode onderhield.
De oorkonden geven aan, dat beiden elkaar niet alleen van vóór 1330 kenden, maar reeds zelfs als gehuwden leefden omdat de oorkonden uit 1326 vermelden dat een huwelijk het motief tot uittreden was.
Het kan nauwelijks anders dan dat de geestelijke Conrad en de jonge weduwe Elsebee elkaar op een of andere wijze vóór 1326 hebben ontmoet. Er is een vaag vermoeden, dat Elsebee in de jaren tussen ca.1317 en 1326, nu in het land van Kleef wonende, bijvoorbeeld een lekenzusterfunctie in een klooster heeft vervuld en zo door Conrad als kerkelijk bestuurder is ontmoet.
Een mogelijke indicatie daarvoor is een zinsnede uit de dispensatieoorkonde van 13 januari 1330 waarin aan de vermelding van Elsebee de opmerking wordt toegevoegd:
'... nuper nobis exhibita continebat, quod cum olim ipsi se affectuo mutuo adamarent ...'
(samengevat vertaald: in vroomheid in ons Keulse bisdom wonende en zich een kostbaar sieraad toonde). Dit kan betekenen, dat Elsebee zich in kerkelijke sfeer opvallend verdienstelijk heeft gemaakt.
De relatie met het bisdom Keulen ligt daarin dat het graafschap Kleef onder het aartsbisdom van Keulen ressorteerde. Enig accent wordt hierop gelegd door het feit dat Elsebee's moeder Elisabeth van Virneburg een zuster was van aartsbisschop (1306-1332) Heinrich II van Virneburg van Keulen.
Het blijkt niet uit de stukken, dat er tussen familie Van der Mark uit Luik, de familie Loef van Kleef uit Hülchrath en de familie Brederode in Holland enige relatie bestond. Weliswaar bekleedden 3 van Elsebee's broers hoge kerkelijke functies in Münster en Keulen, maar allen vroeger in de jaren 1310 of later in de jaren 1340.
Elsebee moet in ieder geval vóór 1326 naar Kleef vertrokken zijn en als hierboven uiteengezet, wellicht reeds in 1317 Holland verlaten hebben. Dit jaar voegt zich ook goed in de veronderstelling dat haar schoonvader Dirk II, vanwege van haar spoedig vertrek naar het buitenland na het overlijden medio 1316 van haar man WILLEM en wellicht ook in verband met zijn voorgenomen bedevaart, zich beijverde de zaak van de lijftocht te doen onderzoeken.
c KINDEREN - Uit het huwelijk van WILLEM en Elsebee werd(en?) kind(deren) geboren.
c.1 Dirk III van Brederode - Na het kinderloos overlijden in 1345 van zijn oom Hendrik I, de 4e Heer van Brederode, volgde Dirk III ( 1377) hem op als 5e Heer van Brederode.
= GEBOORTEJAAR - Dirk III zal in ca.1308 geboren zijn.
= NAAMSVERWARRING - Over WILLEM en Hendrik, de oudste en de tweede zoon van Dirk II de Goede alsmede over Dirk III als de enige zoon van WILLEM, geven de oudere bronnen onjuiste vermeldingen.
Jan van Leiden zegt in zijn kroniek, dat WILLEM de oudste zoon was van Heer Dirk II en dat WILLEMs zoon Hendrik wegens eerder overlijden van zijn vader in 1316 de opvolgende Heer van Brederode was. De meeste volgende schrijvers hebben de versie van Jan van Leiden overgenomen.
Deze versie is deels onjuist. De enige zoon van WILLEM was niet Hendrik maar Dirk III. Bovendien was WILLEMs zoon Dirk III niet uit een tweede huwelijk van WILLEM met (overigens niet bestaand) Catharina van Teylingen (Zie a.2), maar uit zijn huwelijk met Elsebee van Kleef. De juiste volgorde is als volgt:
3e Heer van Brederode = Dirk II de Goede ( 1318).
4e Heer van Brederode = Hendrik I ( 1345), middelste zoon van Dirk II de Goede. Het huwelijk van Hendrik met Isabella van Fontaines was kinderloos.
5e Heer van Brederode = Dirk III, zoon van WILLEM die de oudste zoon van Dirk II was.
= MARIA VAN BREDERODE? - In het recente verleden ontstond enige discussie over de mogelijkheid of WILLEM en Elsebee, behalve hun zoon Dirk III de 5e Heer van Brederode, wellicht nog een dochter Maria hadden.
Deze gedachte is te vaag en mist elke redelijke motivering en onderbouwing om in de Brederode- genealogie te kunnen worden ingepast. De aanleiding daartoe is een hierop betrekking hebbend in 1974 verschenen artikel.
c.2 Elisabeth van Brederode? - In het stadsarchief van Düsseldorf bevindt zich bij het uittreksel uit het Memorieboek van 1592 (MeUr.499 / Zie k) van het voormalige door Elsebee en haar 2e man Conrad gestichte clarissenklooster in Dortmund (Zie g)een losse notitie uit de 16e eeuw, die kennelijk uit het Memorieboek is ontleend:
Notitie: - 'Obiit pie memorie soror Elizabeth de Buren abbatissa nostra, nobilis quondam filia filie illustrissime domine Elizabeth de Marcka matris et fundatricis nostrae '.
vertaling: ter eerbiedige nagedachtenis aan onze zuster Elisabeth van Buren, onze abdis, eertijds edele dochter van de doorluchtige Vrouwe Elisabeth van der Mark/Elsebee van Kleef, onze moeder en stichteres).
Elisabeth van Buren wordt in de jaren 1390 tot 1392 vermeld als abdis van het klooster Clarenberg bij Dortmund. Zij is waarschijnlijk vóór 10 maart 1392 gestorven op welke datum haar opvolgster Imme von Fresendorp het eerst wordt vermeld (Haar vermelding op 13 juli 1392 moet onjuist zijn). De vermelding van Elisabeth als mogelijk een dochter van Elsebee van Kleef wordt elders niet gevonden.
Het is lijkt niet mogelijk dat de inhoud van genoemde notitie overeenkomt met de werkelijkheid. Elsebee kan alleen een dochter gekregen hebben uit haar omstreeks 1306 gesloten eerste huwelijk met WILLEM van Brederode. Deze stierf in 1316 zodat eendochter geboren moet zijn tussen ca.1306 en 1317. Bij het 2e huwelijk van Elsebee in 1330 zou deze dochter ca.15 tot 20 jaar oud geweest zijn.
Genoemde Elisabeth wordt als abdis vermeld in de jaren 1390 tot 1392 wanneer zij hoogstens 70 jaar oud geweest kan zijn. Haar geboortejaar valt dan na 1320 wat niet past op het overlijdensjaar 1316 van WILLEM. Bovendien is het uiterst onwaarschijnlijk dat Jan van Leiden geen melding zou maken van een dochter van de toekomstige Brederode-Heer WILLEM. In de vrij uitgebreid bekende levensloop van Heer Conrad van der Mark wordt op geen enkele wijze enig gewag gemaakt van een eventuele dochter die zijn vrouw Elsebee in haar 2e huwelijk meegebracht zou hebben. Zeker ten overvloede zij aangetekend dat Elsebee bij haar 2e huwelijk in 1330 tenminste 40 jaar oud was, zodat het als uitgesloten moet worden geacht dat uit haar 2e huwelijk alsnog een kind werd geboren.
= NAAM BUREN - Het is merkwaardig dat met enige hardnekkigheid enkele malen de naam Buren in de annalen opduikt in relatie tot Brederode betreffende een mogelijke dochter van WILLEM en Elsebee.
Omdat geen enkele bevestiging van deze wankele vermelding is te vinden, lijkt het zinvol slechts te volstaan met het hier terzijde vermelden van een en ander. Een hernieuwde studie van het geslacht Buren en hierbij komende onderwerpen zal op dit punt wellicht nog enig licht kunnen werpen.
c.3 bastaardzoon Jan van Brederode - Deze jong gestorven zoon van WILLEM werd op 8 september 1331 door Graaf Willem III beleend met 4 gaarden van ca.8 morgen land in de Wonne (= ca.7 ha in een polder ten oosten van Voshol bij Boskoop).
= GEBOORTEJAAR - Gegeven het feit dat Jan jong gestorven is en mogelijk bij het meerderjarig worden op zijn 14e jaar werd begiftigd en vóór of in 1316 (= overlijdensjaar van zijn vader) geboren moet zijn, zou hij in ca.1315 geboren kunnen zijn.
d TWEEDE HUWELIJK van ELSEBEE /1330 - Na het overlijden in 1316 van haar eerste man WILLEM is Elsebee van Kleef in 1330/disp. 13 januari 1330 hertrouwd met Conrad van der Mark ( 14 maart 1353), Heer van Anheive en Horde.
Horde - Het voormalige Horde behoort thans tot de stad Dortmund in het Roergebied.
De Heren van Horde noemden zich sinds 1198 met die naam naar het aldaar gevestigde gelijknamige kasteel.
In 1296 kwam het landgoed met kasteel ondanks tegenwerping van het aartsbisdom Keulen in het bezit van de graven van der Mark. De Heerlijkheid volgde verder de lotgevallen van het latere Hertogdom Kleef.
Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk is opgemerkt, wordt hierin als uitzondering ruime aandacht besteed aan het tweede huwelijk van Elsebee van Brederode van Kleef. In de Nederlandse literatuur verscheen tot nu toe geen biografisch overzicht van Conrad van der Mark en zijn huwelijk met Vrouwe Elsebee van Brederode van Kleef.
De gegevens voor het navolgende overzicht zijn grotendeels ontleend aan het artikel Konrad von der Mark, Kanoniker, Ritter und Franziskaner door Norbert Reimann, met invoegingen.
= OUDERS VAN CONRAD - Zijn vader was Graaf Eberhard II van der Mark ( 4 juli 1308), eerstgeborene en oudste zoon uit het eerste huwelijk van Graaf Engelbert I van der Mark ( 16 november 1277, begraven in klooster Cappenberg bij Dortmund) en Cunigunde von Schaumburg von Blieskastel ( ca. 1265). Graaf Engelbert I huwde 2e vóór 1265 met Elisabeth van Valkenburg, dochter van Graaf Dirk II van Valkenburg, Heinsbergen en Kleef ( 1268). Deze Elisabeth was een tante van Reinoud van Valkenburg ( 1333), schoonvader van Heer Dirk III van Brederode( 1377).
Graaf Eberhard II van der Mark huwde le omstreeks 29 januari 1273 met Irmgard van Berg ( 22 maart 1294, begraven in het klooster Fröndenberg bij Dortmund), dochter van graaf Adolf VI van Berg ( 1348) en Agnes van Kleef. Hij huwde 2e met Gravin Maria van Loon.
= BROERS EN ZUSTERS VAN CONRAD - Uit het eerste huwelijk van Graaf Eberhard II van der Mark met Irmgard van Berg werden achtereenvolgens 7 kinderen geboren:
-1 ENGELBERT II van der Mark ( 18 juli 1328), Heer van Aremberg, huwde 1e met Meteke van Wesemaele, huwde 2e op 25 januari 1299 met Mechtilde van Aremberg (dochter van burggraaf Johan van Aremberg en Katharina van Gulik).
- 2 MARGARETHA van der Mark (vermeld 1299-1327) huwde met graaf Gerhard van Katzenelnbogen ( 1312).
-3 ADOLF II van der Mark (* augustus 1288, 3 november 1344), proost 1302-1309 van St. Severin, kanunnik in 1310 Domkerk in Keulen, bisschop per 4 april 1313 van Luik.
- 4 IRMGARD van der Mark (* vóór 1291).
- 5 KATHARINA van der Mark, abdis in 1314 van het klooster Fröndenberg.
- 6 (Conrad van der Mark (* ca. 1291, 14 maart 1353), Heer van Horde en Anheive, tweelingbroer van Kunigunde, domproost in 1324 in Münster, uitgetreden in 1326, convers in 1344 in een klooster in Dortmund, huwde op 13 januari 1330 met Elsebee vanKleef, weduwe sedert 1316 van WILLEM van Brederode.
- 7 KUNIGUNDE van der Mark (* ca. 1291, na 25.2.1343/57), tweelingzuster van Conrad, huwde in 1320 met Graaf Dirk II van Loon en Namen, Heer van Heinsbergen en Blankenheim ( 1361).
= HALFBROER EN HALFZUSTERS - Uit het 2e huwelijk van graaf Eberhard II van der Mark met Gravin Maria van Loon werden achtereenvolgens geboren:
- 8 ENGELBERT van der Mark de jongere, Heer van Loverval, was aanvankelijk in 1325 kanunnik aan de St. Martin in Luik. Hij huwde met Isabelle de Hamal, dochter van Jean de Hamal en Marie d'Oreye. Isabelle huwde 2e met Walter van Binkhem, 3e omstreeks 1370 met Reinhardt van Schönau en Schönforst (Reinhardt speelde een belangrijke rol in de erfeniszaak van Valkenburg.
- 9 JOHANNA van der Mark ( na 1358) huwde met Philip van Wildenberg ( 1323/1329).
- 10 RICHARDA van der Mark huwde met Johan van Reifferschaid ( 1317).
e LEVENSLOOP van CONRAD van der MARK - In het navolgende beknopt overzicht is voor een goed begrip van de levensloop van Conrad na zijn huwelijk in 1330 met Elsebee ook de voorliggende periode opgenomen.
e.1 Geboortejaar en jeugd - Zijn geboortejaar is niet moeilijk te vinden. De pauselijke
oorkonde van 2.7.1313 vermeldt hem als 23-jarige, wat ca.1291 aangeeft, hetgeen goed past in overige gegevens.
= EERSTE VERMELDINGEN - Conrad wordt het eerst in een oorkonde van 20 mei 1298 vermeld, waarin zijn vader een erfeniszaak betreffende het Graafschap Berg regelt. Hij wordt op 4 september 1303 met zijn oudere broer Adolf II van der Mark als erfgenamen vermeld. De vermelding van Conrad in laatstgenoemde oorkonde is belangrijk omdat hieruit blijkt dat hij in 1303 zeker nog niet in kerkelijke omgeving actief was.
e.2 Geestelijke stand - Omdat aan zijn oudste broer Engelbert II van der Mark het
ongedeelde vaderlijke erfgoed toekwam, werd Conrad evenals zijn oudere broer Adolf II bestemd voor de geestelijke stand en wordt op 6 juli 1308 in een oorkonde als zodanig vermeld: '... et nobilium ac venerabilium virorum dominorum Conradi electi et confirmati Monasteriensis,... ete.' (vertaling: en edele alsook eerbiedwaardige heer, Heer Conrad, verkozen en toegelaten tot het klooster).
= PROOST in WORMS - De loopbaan van Conrad volgde nauwgezet die van zijn broer Adolf II die in 1313 bisschop van Luik werd. Volgens kerkelijk voorschrift moest Adolf II vanwege zijn benoeming in Luik afzien van zijn prebenden (= andere kerkelijke ambten met inkomsten naast het eigen ambt) die hij genoot in het bisdom Keulen.
Paus Clemens V droeg de proosdij van Worms als belangrijkste hiervan op 2 juli 1313 over aan Conrad, die gelijktijdig toestemming van paus Clemens V verkreeg tot het aantrekken van nog twee prebenden. Na het uittreden van Conrad in 1326 ging deze proosdij op 4 juni 1326 over naar Levold van Northof (Zie hieronder).
= PROOST in TONGEREN - In het voorjaar 1318 verkreeg Conrad de hem in 1313 toegezegde en nu vrijgekomen proosdij aan de collegiaatskerk (= tot bisdom Luik behorende) van Tongeren in Limburg.
= GETUIGE - In deze jaren trad Conrad veelvuldig op als getuige bij bisschoppelijke belenigszaken. Ook steunde hij zijn broer bij belangrijke politieke aangelegenheden zoals in de Duitse troonstrijd.
Toen keizer Frederik (afstand 1325) in 1314 met hertog Reinoud I van Gelre ( 1326) een verdrag sloot, waren bisschop Adolf II en Conrad de eerstgenoemden op de lijst van de borgen.
= KOORBISSCHOP - Tot 1316 verbleef Conrad voornamelijk in Luik. Op 1 mei 1316 ontving hij de hem toegezegde waardigheid van cantor of koorbisschop (= dienst waarnemende bisschop) aan de Domkerk in Keulen.
= VERKOOP HUELCHRATH - Op 13 december 1321 wordt in een oorkonde betreffende een betalingsregeling tussen de Keulse aartsbisschop Heinrich II van Virneburg (= oom van Elsebee) en Graaf Dirk Loef III van Kleef (oudste broer van Elsebee) inzake de verkoop van Hülchrath, een zekere '... Conrado subdecano ' (= onder-deken) tezamen met 3 anderen genoemd als kanunniken van
de Domkerk in Keulen.
Hier moet de later met Elsebee gehuwde Conrad zijn bedoeld. Elsebee was in Kleef teruggekeerd en kan hem bij deze gelegenheid van de verkoop van haar ouderlijk kasteel de eerste maal ontmoet hebben.
= DOMPROOST in MUNSTER - Op 17 december en 21 december 1324 wordt Conrad het eerst vermeld als domproost in Münster bij een verkooptransactie.
Dit belangrijke ambt verkreeg hij ongetwijfeld volgens kerkelijke regels op grond van een verkiezing door het kapittel. De pauselijke toestemming bleef eerst nog uit en was bij Conrads uittreden in 1326 nog niet ontvangen. Hij werkte vanaf 1324 vooral in Münster en wordt meermalen domproost genoemd.
e.3 Uittreding - Tot zover verliep de loopbaan van Conrad normaal. Zijn ambt van domproost was de hoogste functie onder die van bisschop, zij het alsnog een tijdelijke wegens het ontbreken van een pauselijke goedkeuring.
= UITTREDEN - In 1326 besloot hij uit de geestelijke stand te treden. Op zich was dit niet ongewoon omdat zonen van adel geestelijke bleven totdat zij bijv. als erfopvolger van een Heerlijkheidsgebied een vrij en zelfstandig leven buiten het klooster konden gaan leiden.
Bij Conrad lagen de zaken anders. Tegenover de aard van zijn latere leven moet worden aangenomen dat hij weinig voldoening vond in het leven van domproost.
= VOORBEREIDINGEN - Conrad heeft in het voorjaar van 1326 in Luik vrijwel zeker met zijn broer bisschop Adolf II van der Mark overleg gepleegd over zijn voornemen tot uittreden. Zijn vriend en raadsman Levold van Northof vertoefde in de pauselijkeresidentie Avignon voor enkele zaken ten behoeve van de Heren van der Mark waar zonder twijfel het uittreden van Conrad bij was.
= PAUSELIJK BESLUIT - Het verzoek van Conrad tot uittreden werd namens paus Johannes XXII ( 1334) behandeld door, destijds bekend en invloedrijk, Napoleon Orsini (1288-1342 kardinaal-diaken aan de St. Hadrian).
De paus liet op 18 mei 1326 aan Orsini meedelen de gang van zaken ten aanzien van domproost Conrad hoogst ongebruikelijk te vinden. Het was immers niet aannemelijk dat iemand uit een voornaam geslacht, die ten koste van veel moeite en geld zulke belangrijke posten had verworven waarvan de opbrengsten hem tot zijn levensonderhoud dienden, deze ambten vrijwillig opgaf.
Op 4 juni 1326 werd het verzoek van Conrad ingewilligd met gelijktijdige toewijzing van zijn ambten en prebenden aan derden.
Met moeite werd bij de paus bereikt, dat het overgrote deel van de vrijkomende kerkelijke inkomsten van Conrad in het bezit van het geslacht van der Mark bleef.
Zijn uittreden gaf in verband met zijn hoge ambt als domproost van Münster geen bijzondere moeilijkheden. De hogere wijdingen had hij nog niet had ontvangen ofwel nog niet willen ontvangen om zich bij voorbaat niet aan kerkelijke anmbten gebonden te voelen.
Dit laatste zou dan overeenstemmen met zijn uiteindelijk besluit tot terugtreden.
= HUWELIJK als MOTIEF - In de pauselijke stukken betreffende de regeling van zijn uittreden wordt bij herhaling als motief hiervoor zijn voornemen tot een huwelijk genoemd.
Meestal zaten politieke doeleinden achter een dergelijk gebeuren, maar bij Conrad was hiervan geen sprake. Bij hem was alleen een huwelijksband in diepe liefde zijn zeer persoonlijk motief.
e.4 Terug in de samenleving - Spoedig na zijn uittreden verbleef Conrad vanaf 1328
hoofdzakelijk in Luik, na 1330 (= huwelijksjaar) zeker tezamen met zijn vrouw Elsebee. Hij hield zich daar beschikbaar ten dienste van zijn broer bisschop Adolf II. Hij streed voor Adolf II tegen de opstandige burgers van Luik en werd hierbij op 27 mei 1328 tot ridder geslagen.
Meermalen was hij getuige bij bisschoppelijke beleningszaken en bij rechtszaken van zijn broer Adolf II. Omstreeks de jaarwisseling 1335/1336 keerde hij met Elsebee met wie hij inmiddels gehuwd was (Zie f), terug naar Westfalen waar zij zich vestigden op het kasteel van Conrad in Horde bij Dortmund.
f HUWELIJK van CONRAD en ELSEBEE /1330 - De kerkelijke huwelijkssluiting van Conrad en Elsebee zal spoedig na het ontvangen op 13 januari 1330 van de pauselijke dispensatie gevolgd zijn.
f.1 Dispensatie - Omdat zij in de 4e graad aan elkaar verwant waren, behoefden zij voor hun kerkelijk huwelijk de pauselijke dispensatie. Paus Johannes XXII ( 1334) gaf op 13 januari opdracht aan de bisschop van Münster de dispensatie te verlenen.
Oorkonde van 13.1.1330: - '1330 Januar 13. Avignon. [Iohannes XXII] episcopo Monasteriensi. - Petitio nobilis vin Conradi de Marka militis et nobilis mulieris Elizabet de Brederode Colon. dioc.
nuper nobis exhibita continebat, quod cum olim ipsi se affectu mutuo adamarent et ex hoe fuisset gravis suspicio, quod se carnaliter cognovissent, ac timeretur propter hoe inter eorum communes
|