bijgenaamd de Roemrijke, graaf van Nassau, Dietz en Vianden, heer van Breda en de Lek, en van Roosendaal, Nispen en Wouw[1], internationale naam: Engelbert II
Engelbrecht II was een Brabants edelman. Hij was graaf van Nassau, Dietz en Vianden, heer van Breda en de Lek, Roosendaal, Nispen en Wouw.
Hij bekleedde hoge militaire en bestuurlijke functies in dienst van de Bourgondische hertog Karel de Stoute. Door consequent de zijde van diens schoonzoon keizer Maximiliaan van Oostenrijk te kiezen, was hij op het einde van zijn leven de voornaamste vertegenwoordiger van de Habsburgers in de Lage Landen.
Hij treedt in dienst van Karel de Stoute (1467), die hem in de Luikse Oorlogen tot ridder slaat (1468). Hij trouwt met Cimburga van Baden in Koblenz (19 december 1468) en sluit een verdrag met zijn jongere broer Johan V van Nassau-Dietz (1472), waarin wordt bepaald dat Nederlandse en andere bezittingen links van de Rijn aan hem toekomen, en de Nassause aan zijn broer.
In 1473 wordt hij toegelaten tot de Orde van het Gulden Vlies en benoemd tot luitenant-generaal van Brabant en Limburg. In de Slag bij Nancy sneuvelt Karel en neemt de militie van Straatsburg Engelbrecht krijgsgevangen (1477). Na een drietal maanden komt hij vrij en treedt hij in dienst bij Maximiliaan van Habsburg die met de dochter van Karel de Stoute, Maria van Bourgondië is getrouwd.
In 1479 voert Engelbrecht het bevel tijdens de Slag bij Guinegate tegen de Fransen. Hij is één van degenen die hun armen hebben ontbloot als provocatie, en zo aan de basis liggen van de benaming Dag van de opgestroopte mouwen (Journée des Démanchés). Hij wordt voogd van de driejarige Filips de Schone (1482) en opperkamerheer van keizer Maximiliaan.
Op 25 juli 1487 nemen de Fransen hem gevangen tijdens de Slag bij Bethune. Na enkele jaren komt hij vrij tegen betaling van een forse som losgeld. Hij herneemt zijn taak als veldheer van Maximiliaan en heeft direct zijn handen vol met de Vlaamse Opstand tegen de niet-nagekomen toezeggingen van 1488. Hij neemt Damme in en snijdt zo de bevoorrading van het opstandige Brugge af. De uitgehongerde belegerden geven zich over en moeten de Vrede van Tours toestaan (29 november 1490). Plunderend en zich verrijkend trekt Engelbrecht twee jaar lang met zijn Duitse troepen door Vlaanderen.
Hij bereikt stilaan de top van de hiërarchie in de Nederlanden. In 1494 wordt hij voorzitter van de Grote Raad en in 1496 algemeen stadhouder van de Habsburgse Nederlanden. In 1499 komt hij in het bezit van het burggraafschap Antwerpen, door gebieden die zijn moeder Maria van Loon-Heinsberg had nagelaten te ruilen met hertog Willem IV van Gulik. Zo krijgt Engelbrecht Antwerpen, Diest, Seelhem en Zichem. In 1501 maakt Maximiliaan hem landvoogd van de Nederlanden. Hij laat zijn Brusselse paleis verfraaien en uitbreiden om de nieuwe status te weerspiegelen.
Engelbrecht sterft op 31 mei 1504 in Brussel en ligt begraven in een praalgraf uit 1530 in de Grote- of Onze Lieve Vrouwekerk van Breda. Hij liet geen wettige kinderen na en benoemde Hendrik III van Nassau-Breda, een zoon van zijn broer, tot zijn erfgenaam. Hendrik bestelt voor zijn oom zijn grafmonument in albast.
Wapen van Engelbrecht II van Nassau uit het Wapenboek Nassau-Vianden (ca. 1490). Het wapenschild is omgeven door de keten van de Orde van het Gulden Vlies, waarin Engelbrecht in 1473 werd opgenomen.
Door Heraut Nassau-Vianden - Dit digitale mediabestand - en/of de hierop afgebeelde fysieke objecten - is afkomstig uit de digitale en/of fysieke collecties van Koninklijke Bibliotheek., Publiek domein, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=62629024